Sluiting. 84 DE RAIFFEISEN-BODE. aan de obligatiehouders en de te vorderen rente vati de credietnemers zoo zuinig mogelijk gesteld te worden. Wanneer nu bij rentedaling ook terstond de te vorde ren rente verlaagd werd, zou de Bank vastloopen met hare rentevergoeding aan de obligatiehouders. Er zou dan geld bijgelegd moeten worden, hetgeen thans in; ieder geval nog niet mogelijk is. De Voorzitter van den Raad van Toezicht merkte nog op, dat de afgevaardigde misschien bedoelde te vragen of zoonoodig de uitgegeven leeningen geconverteerd kon den worden, evenals Gemeenten, Provincies, Waterschap pen enz. dat doen. De Voorzitter gaf daarop ten ant woord, dat het Bestuur daartoe ongetwijfeld voorstellen zou doen, indien de toestand op de geldmarkt zulks' wenschelijk en mogelijk maakte. Niets meer aan de orde zijnde, sloot de voorzitter de vergadering onder dankzegging voor de aanwezig1- heid en belangstelling. EEN KLEINE BALANS-STUDIE. Balansen zijn interessante lectuur. Tenminste voor hen, die ze goed kan lezen (maar dat geldt voor alle lectuur). Wij twijfelen daarom niet, of onze lezers hebben reeds met belangstelling kennis genomen van de balansen over 1929 van de groote banken. Natuurlijk stellen zij, die een Boerenleenbank te besturen of te beheeren hebben, in den toestand van andere, zij het dan ook ongelijksoortige bankinstellingen, belang. Op een enkel punt willen wij deze balansen even nader beschouwen. Namelijk op het stuk van kapitaal en re- serve's. Om de hoogte van kapitaal en reserve's goed te kunnen beoordeelen, moet men ze vergelijken met den Omvang van de zaken der bank. Deze omvang weerspie gelt zich in het totaalcijfer van de balans. Wij zien nu bij volgende instellingen de volgende cijfers (afgerond): Kap. -f- res. Balanstotaal Kap. -f- res. in percenten van het balanstotaal. Amsterd. Bank Rotterd. Bankver. Twentsche Bank Incasso-Bank Geld. Credietver. 100 millioen 70 millioen 51 millioen1) 38^ millioen2) 16 millioen 452 millioen 386 millioen 286 millioen 173 millioen2) 50 millioen 22 18 18 22 32 Deze cijfers toonen duidelijk, welk een belangrijke rol kapitaal en reserve in het bedrijf der groote commer- cieële banken spelen. Dit is ongetwijfeld iets goeds. Een groot bedrag aan kapitaal en reserve is een waarborg voor crediteuren. Hoe grooter, naar verhouding, kapitaal en reserve zijn, des te minder kans is er, dat de credi teuren (deposanten) der bank tekort zullen komen. Im mers hoe grooter kapitaal en reserve, des te kleiner is het bedrag van de verplichtingen der bank vergeleken met het bedrag harer bezittingen en vorderingen. Ter verduidelijking geven wij twee zeer eenvoudige balansjes: BANK A. Kas f 100.000 Kapitaal f 1.500.000 Gebouwen 900.000 Reserve 500.000 Defci:euren(voor- Crediteuren, schotten, enz.) 19.oco.ooo (deposito's. enz.) 18.000.000 f 20.000.000 f 20.000.000 BANK B. Kas f 500.000 Kapitaal f 2.000.000 Gebouwen 500.000 Reserve 2.000.000 Debiteuren 19.oco.coo Crediteuren 16.000 .coo f 20.000.000 f 20.000.000 Bij Bank A bedragen kapitaal en reserve 2 millioen, bij Bank B 4 millioen. De verplichtingen van Bank A zijn 18 millioen1), waar tegenover staan activa tot een bedrag van 20 millioen. Bij Bank B zijn de activa even groot, doch de verplich tingen zijn slechts 16 millioen. Het is duidelijk, dat de crediteuren van Bank B beter gedekt zijn dan die van Bank A. Er is 4 millioen surplus, terwijl er bij Bank A slechts 2 millioen surplus is. Dit surplus wordt veroorzaakt door kapitaal en reser ve's. Immers deze zijn in het bedrijf gestoken: gebouwen zijn ervoor gekocht, voorschotten eruit verstrekt, enz.. Het is dus duidelijk, dat een groot kapitaal en een flinke reserve een waarborg vormen voor crediteuren. Er is echter nog een ander voordeel aan verbonden. Hoe grooter kapitaal en reserve, des te meer kans op liquiditeit is er. Bank B kan gemakkelijker hare crediteuren voldoen dan Bank A. Immers Bank B heeft slechts 16 millioen uit te betalen, tegen Bank A 18 millioen. Bank B moet hiervoor 80 0/0 van haar activa los maken, tegen Bank A 90 o/o. Natuurlijk behoeft Bank B niet meer liquide te zijn dan Bank A, want Bank B kan haar gelden vast en Bank A kan haar gelden op zeer korten termijn belegd hebben. Maar wanneer beide banken op gelijke wijze belegd hebben, kan Bank B ongetwijfeld gemakkelijker aan haar verplichtingen voldoen dan Bank A. Nu willen wij hiermede in het geheel niet zeggen, dat een bank met kleiner kapitaal en kleinere reserve niet soliede en niet liquide kan zijn. Een bank, waarbij kapitaal en reserve 6 0/0 van het balanstotaal uitmaken, kan even goed liquide en soliede zijn als een bank waarbij dit per centage 20 of 30 is. Dit is geen losse bewering, maar een door de praktijk bewezen feit. Er zullen weinig ban ken zijn, die in soliditeit de groote Engelsche Banken overtreffen, en over de liquiditeit dezer instellingen hoort men ook niets dan goeds. Welnu, de verhouding tus- schen kapitaal plus reserve en balanstotaal is bij enkele der allergrootste Engelsche banken als volgt: Kap. -f- res. Balanstotaal Kap. -(- res. in percenten van het balanstotaal. Midland Bank Lloyds Bank Westminster Bank 27 millioen1) 26 millioen 18.6 millioen 446 millioen 431 millioen 333 millioen 6 6 6 (bijna) Het spreekt vanzelf, dat deze andere verhouding ook andere eischen stelt aan het beheer. Een bank met een percentsgewijs groot bedrag aan kapitaal en reserve kan beter eens iets wagen en kan 'het wel eens iets minder nauw nemen met den liquiditeitseisch dan een bank, die slechts een betrekkelijk gering kapitaal en een betrek kelijk geringe reserve bezit. Deze laatste zal zoowel wat soliditeit en liquiditeit betreft uitermate voorzichtig moeten zijn. De Engelsche banken zijn dat dan ook. Zij worden 1 aarvan een half millioen met gestort. 1) Kapitaal en reserve worden wel aan de zijde der verplichtingen I11 dit cijfer is niet begrepen het bedrag der onuitgegeven geboekt, maar zijn geen verplichtingen, aandeelen (20 millioen), dat wel in de balans voorkomt. Ponden sterling.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1930 | | pagina 4