ZEGELRECHT.
DE RAIFFFEISEN-BODE.
67
De vlieger van den Raad van Beroep te Zutphen is
dus niet opgegaan, en misbruik van boeken-inzage fin
dien zin, dat gegevens omtrent cliënten der bank worden
verzameld, inplaats dat men zich beperkt tot controlee
ring van de aangifte voor de dividend- en tantième-be
lasting) blijft mogelijk.
De Minister van Financiën heeft dit blijkbaar zelf ge
voeld, en heeft ook het ongeoorloofde van zulk een mis
bruik gevoeld. Immers hij heeft, naar wij in het Maand
blad „De Naamlooze Vennootschap" lezen, tot den ac
countantsdienst der directe belastingen een aanschrijving
gericht, waarbij hij dezen dienst opdraagt bij het con
troleeren van boeken en bescheiden van banken geen
aanteekeningen te maken omtrent daarin voorkomende
namen of gegevens van cliënten en geen mededeelingen
daaromtrent aan den inspecteur te doen. Deze opdracht
geldt zoowel voor een onderzoek der boeken en be
scheiden in verband met de Dividend- en Tantièmebelas
tingwet als in verband met de Zegelwet (de twee eenige
wetten, die de boeken en bescheiden eener bank aan een
onderzoek vanwege den fiscus bloot stellen).
Wij vertrouwen, dat de accountantsdienst zich aan deze
opdracht zal houden.
In ieder geval is het goed, dat de Besturen en Kassiers
van onze Banken van deze aanschrijving kennis nemen.
LES IN BESCHEIDENHEID.
Het bedrag aan spaargelden, dat per 31 December 1928
aan de bij onze Centrale aangesloten Boerenleenbanken
inbegrepen Boerenleenbanken-Handelsvereenigingenjwas
toevertrouwd, is groot ruim 295 millioen gulden.
Velen gevoelen wellicht, bij het lezen van dit cijfer,
een neiging om hun borst te doen zwellen van trots. Is
liet geen cijfer, dat eerbied inboezemt? Is het geen cijfer,
clat, gezien het kleine begin en de stille, bijna verborgen
werking der Boerenleenbanken, groote voldoening wekt?
Inderdaad! Ook de redactie van dit blad bespeurt het
zoo juist vermelde gevoel in haar binnenste. En toch!
laten wij ons ditmaal liever eens oefenen in bescheiden
heid. Dat is op zijn tijd ook wel eens goed.
Bescheidenheid wordt ons geleerd, wanneer wij een
blik werpen over onze grenzen. Wanneer wij onzen blik
lichten naar het Westen, doen zweven over de Noordzee
en doen neerstrijken in Londen, de hoofdstad van Enge
land, dan zien wij daar groote bankgebouwen, en in een
dier gebouwen, dat van Lloyds Bank, zien wij een balans
per 31 Dec. 1929, en op die balans zien wij als eerste post:
Kas en Bank van Engeland1) 44.203.999. Dit is on-
veer 330 millioen gulden.
Alleen dus met haar geld in kas en bij de Bank van
Engeland zou deze Bank alle spaargelden van al onze
Boerenleenbanken terstond kunnen uitbetalen, en dan nog
235 millioen overhouden ook!
Het cijfer, waarop wij zoo trotsch zijn, is voor haar dus
een peulschilletje. De uitbetaling op één dag zou haar
niet de minste moeite kosten.
Nu denkt men misschien, dat Lloyds Bank de grootste
der Engelsche Banken is, dat onze organisatie tegenover
de andere niet zulk een kinderlijk figuur zou maken. Maar
ook deze waan is hoogmoedswaan. De Midland Bank is
nog wat grooter dan Lloyds Bank; haar kasinhoud en
saldo bij de Bank van Engeland beliepen op 31 Dec. 1926
een kleine 564 millioen. En Barclays Bank had 620 mil
lioen gulden in kas en bij de Bank van Engeland. Meer
dan het dubbele dus van het totaal-bedrag onzer spaar
gelden.
De Engelsche Banken geven hun kas en saldo bij de Bank van
Engeland, (de Engelsche Circulatie-Bank) steeds in één post op,
omdat zij tusschen contanten en een saldo bij de Bank van Engeland
geen verschil zien. Waaraan zij ook wel gelijk hebben.
Er zijn twee andere Engelsche Banken, die ongeveer
van hetzelfde kaliber zijn, maar wij zullen haar cijfers den
lezer sparen.
Alleen nog één cijfer willen wij hem geven, namelijk dat
van de deposito's en credit-saldi in rekening-courant bij
de Midland Bank. Dit bedroeg per 31 December 1929
379.622.758, of wel 4548 millioen gulden. Ruim 41/2 mil-
liard gulden het is een bedrag waarbij onze 295 mil
lioen, of indien men onze credit-saldi in rekening-courant
erbij wil-rekenen, onze 325 millioen in het niet 'zinkt.
Wij zullen de les in bescheidenheid maar niet verder
voortzetten. Men meene echter niet, dat wij uitgepraat
zijn. Wij zouden nog verder Westwaarts kunnen gaan, en
ons vermeien in Amerikaansche cijfers
LAND- EN TUINBOUWONGEVALLENWET 1922.,
De Centrale Raad van Beroep heeft onlangs, uitspraak-
doende in hoogste instantie, de beslissing van de Rijks
verzekeringsbank, houdende, dat de Coöperatieve Boe
renleenbanken krachtens artikel 3a dier wet geacht wor
den een verzekeringsplichtig bedrijf uit te oefenen, be
vestigd.
Alle Boerenleenbanken bij onze instelling aangesloten
vallen dus onder deze wet, en arbeiders in dienst van de
Boerenleenbanken, dat zijn de Kassiers, moeten verze
kerd worden.
De werkgever, dat is het Bestuur der Boerenleenbank,
is verplicht schriftelijke aangifte van het door hem uitge
oefende bedrijf te doen.
De aangifte geschiedt door inlevering van formulieren,
welke kosteloos verkrijgbaar zijn gesteld bij de postkan
toren en bij de Raden van Arbeid.
I Een der Ontvangers van de Registratie was van mee
ning, dat de teekening voor. „gezien", door den Voor
zitter van het Bestuur gesteld in de loopende-rekening-
boekjes, gezegeld moest worden.
De Centrale Bank heeft zich hieromtrent tot den Mi
nister van Financiën gewend, die besliste, dat zulk een
teekening voor gezien" niet aan zegelrecht is onder
worpen.
VRAAG EN ANTWOORD.
Vraag. Als ik juist ben ingelicht, is de Inspectie
der C.B. de meening toegedaan dat het op 31 Dec. van
eenig jaar in de boekjes voor Loop. Rek. als saldo vast
gesteld bedrag, van een plakzegel moet zijn voorzien. De
vraag rijst of dat in alle gevallen noodig is.
Een saldobiljet behoort gezegeld te zijn, onverschillig
wanneer het wordt afgegeven, en ook onverschillig door
wie "het wordt geteekend. Feitelijk is dus elk bedrag dat
in het boekje na optellen of aftrekken voorkomt, een
saldo en zou van een plakzegel moeten worden voorzien.
Het eenige verschil is misschien dat bij meerdere ban
ken het saldo als zoodanig door bestuur of kassier
wordt afgeteekend, terwijl bij gewone inschrijvingen achter
het bedrag dat ingeschreven wordt, een handteekening
wordt gezet.
Er zijn echter ook banken die het saldo niet aftee-
kenen, maar gewoon doorwerken, omdat uit den datum
vanzelf blijkt of een post bij een bepaald jaar thuis
behoort. Doet men dat afteekenen niet, dan behoeft m.i.
ook geen plakzegel gebruikt te worden. Wil de redactie
eens haar oordeel zeggen?
JOH. OBBINK.