66
DE RAIFFEISEN-BODE.
De Nederlandsche Bank is dus de eenige instelling in
ons land, die wettig papieren betaalmiddel mag uitgeven.
De bevoegdheid ertoe is haar verleend door den Staat,
die gelijk van zelf spreekt - eenige voorwaarden ver
bonden heeft aan dit privilege. O.m. de voorwaarde, dat
een deel der winst aan den Staat wordt uitgekeerd. Deze
voorwaarde is niet ongemotiveerd, want het uitgeven van
bankbiljetten is een winstgevend bedrijf. Het beteekent,
dat men rente ontvangt over zijn eigen schuldbekente
nissen. Wanneer de Nederlandsche Bank aan een parti
culiere bank geld schiet, verstrekt zij dit geld in bankbil
jetten, die zij creëert of gecreëerd heeft uit papier! en
die haar dus zeer weinig kosten. Zij ontvangt voor het
uitleenen van dit papier met haar eigen betalingsbelofte
erop echter de gewone rente.
De Nederlands'che Bank heeft voortdurend een groot
bedrag aan bankbiljetten in omloop (pp 3 Maart j.1. ruim
826 millioen), waarvoor zij dus rente ontvangt, zonder dat
zij zelf rente behoeft te vergoeden.
Nu is dit laatste niet geheel juist. Niet het geheele be
drag der biljetten-omloop is rentedragend. Slechts een
gedeelte, zij het dan ook het grootste gedeelte, kan op
rente worden uitgezet. Een ander gedeelte ten minste
40 0/0 is vastgelegd in den metaalvoorraad der Bank
(voor het grootste deel goud). De Staat verplicht de
Bank om, tot zekerheid voor de houders van bankbiljetten,
een zeker percentage van den totalen biljettenomloop (en
van het bedrag der credit-saldi in rekening-courant en
der z.g. bankassignatiën, dat echter niet zeer belangrijk
is) door edel metaal gedekt te houden. Dit metaal ligt
renteloos in hare kelders.
Ten minste 40 o/0 moet door metaal gedekt zijn. In de
praktijk is het steeds belangrijk meer. Op 3 Maart j.1.
was 40 o/„ van den biljettenomloop plus het be
drag der credit-saldi in rekening-courant en der bank
assignatiën ruim 339 millioen. Er was echter een metaal-
voorraad van meer dan 463 millioen. Er was dus een
marge van 124 millioen. Qeze marge wordt genoemd
het beschikbaar metaalsaldo. Zoo noodig kan de Bank
hiervoor nog bankbiljetten uitgeven (voor elke 4 millioen
metaal 10 millioen biljetten).
Het is duidelijk, dat een flink beschikbaar metaalsaldo
van groot belang is voor de positie der Bank. Zij kan
daarmede zoo noodig de bankbiljettencirculatie uitbreiden
en den koers van den gulden op peil houden. Daaromi
wordt het beschikbaar metaalsaldö in eiken weekstaat der
Bank (welke staat door de groote, bladen wordt gepubli
ceerd) vermeld, met het bedrag aan bankbiljetten, dat de
Bank minder heeft uitgegeven dan zij mocht uitgeven.
De koers van den gulden op peil houden dit is een
andere belangrijke functie van onze circulatie-bank. Het
is vooral in den laatsten tijd wel duidelijk gebleken, hoe
veel goed en vooral hoeveel kwaad de circulatie-bank kan
doen voor de nationale munt. Gelukkig kan van de Neder
landsche Bank gezegd worden, dat zij onzen gulden goed
bewaakt heeft. De gulden is een van de weinige munt
soorten, die tijdens en na den oorlog stabiel gebleven zijn
(alleen tegenover den dollar is zijn waarde eenigen tijd
gedaald), en hiervoor mag ons volk de Nederlandsche
Bank wel dankbaar zijn.
Hoe oefent de Nederlandsche Bank op den wisselkoers
invloed uit?
Wanneer ons land op een gegeven moment 50 millioen
aan Amerika moet betalen (voor geïmporteerde grond
stoffen, enz.), terwijl Amerika slechts 40 millioen aan
ons moet betalen, is er uit den aard der zaak meer vraag
naar wissels op Amerika (internationale betalingen ge
schieden gewoonlijk per wissel) dan aanbod van zulke
wissels. De koers voor wissels op Amerika zal dus stijgen;
ook bij wissels doet groote vraag en klein aanbod den
prijs stijgen. Voor een wissel van 10.000 dollars zal men
dus niet f 24.800, zooals in gewone tijden, maar
b.v. f 25.500.moeten geven.
Natuurlijk is zulk een stijging van den wisselkoers on-
voordeelig voor ons land. Het beteekent, dat wij op een
dure manier, met meer guldens dan waarop oorspron
kelijk gerekend was, onze schulden moeten betalen.
I Maar nu komt, zoodra de wisselkoers op een bepaald
j land „aantrekt", de Nederlandsche Bank tusschen beide.
I Op twee manieren kan zij den wisselkoers drukken. De
gewone wijze is afgifte, van buitenlandsche wissels, die de
j Nederlandsche Bank bijna steeds in portefeuille heeft.
Wanneer zij in het bovenstaande geval 10 millioen aan
buitenlandsche wissels had afgegeven, was er natuurlijk
geen reden geweest voor stijging van den wisselkoers op
Amerika. Tegenover een vraag naar wissels ad 50 millioen
zou dan ook een bedrag van 50 millioen beschikbaar zijn
geweest.
Het is mogelijk, dat de portefeuille van buitenlandsche
wissels der Nederlandsche Bank ledig is, of dat zij om
de een of andere reden liever geen buitenlandsche wissels
afgeeft. Dan is er nog een tweede manier tot handhaving
van den wisselkoers, en deze is: gouql-afgifte. Het buiten
land neemt natuurlijk ook goud in betaling aan. In het
bovenstaande voorbeeld zou de Nederlandsche Bank dus
ook door afgifte van 10 millioen in goud het evenwicht
tusschen vraag en aanbod kunnen handhaven en daarmee
stijging van den koers van den dollar kunnen voor
komen.
De Nederlandsche Bank en elke circulatie-bank
bezit dus twee wapenen tot verdediging van den koers
van de nationale munt: buitenlandsche wissels en goud.
De buitenlandsche wissels worden in hare weekstaten
steeds afzonderlijk opgegeven, zoodat men kan zien, hoe
het met deze belangrijke post gesteld is.
Het goud is dus behalve grondslag voor de bankbil
jetten-circulatie (en de andere verplichtingen der Ned.
Bank) ook een der fundamenten voor een standvastigen
wisselkoers. Het is dan ook geen wonder, dat aan de
„goudbeweging" in de financiëele wereld groote aan
dacht wordt geschonken. Afgifte van goud door een cir
culatie-bank wordt door de pers vermeld, en wekt, wan
neer zij in ruime mate plaats grijpt, in wijde kringen
ongerustheid (men denke aan de omvangrijke goud-af -
giften, waartoe de Bank van Engeland eenigen tijd ge
leden genoopt was).
Evenmin kan het verwondering baren, dat de circu
latie-banken' trachten haar goudvoorraad op peil te
houden, of, wanneer hij geslonken is, aan te vullen. Hier
toe dient de zoogenaamde disconto-politiek.
Maar dit is een geheel nieuw onderwerp, dat wij willen
bewaren voor het volgend nummer.
Om de zaak niet onnoodig te ccmpliceeren, houden wij hierbij
geen rekening met de kosten van goudverschepingen.
DE FISCUS EN HET BANKGEHEIM.
Eenigen tijd geleden heeft de Raad van Beroep voor
de directe belastingen te Zutphen uitgemaakt, dat een
bank de namen en adressen harer rekeninghouders in
hare boeken mag bedekken, wanneer de belastingambte
naren de boeken wenschen in te zien in verband met de
dividend- en tantième-belasting (zie Raiffeisen-Bode van
Januari j.1.
Tegen de verwachting in heeft de Hooge Raad bij
arrest van 5 Febr. j.1. deze beslissing vernietigd. Volgens
den Hoogen Raad moeten de boeken geheel en zonder
beperking worden overgelegd, ook al meent men 'dat de
belastingambtenaren niet alles behoeven te zien om de
noodige gegevens in verband met de dividend- en tan
tième-belasting te verkrijgen.