DE RAIFFEISEN-BODE. 55 teling van de borgen is, den schuldenaar te helpen, n wanneer zij voldoende op dé hoogte zijn van den lanciëelen toestand van den schuldenaar, en van het lico, dat zij zelf loopen. Voor het overige echter mag men, naar onze vaste ertuiging, niet uitsluitend de gegoedheid der borgen t grondslag voor credietverleening nemen. EEN MERKWAARDIGE TRANSACTIE. Jansen ging met een bank (geen Boerenleenbank 1) de Igende transactie aan. Hij verbond zich om, te be luien met i Januari 1926, aan de Bank te betalen f84 Ir kwartaal, gedurende 25 jaren (dus tot en met 1950). Ie Bank verbond zich hiertegenover om hem na 8 jaren, Ir. op 1 Januari 1934, een hypothecaire leening te ver- lekken van ten hoogste f 12.000.zulks tegen de als- In gangbare rente. Verder werd overeengekomen, dat Ize leening per 1 Januari 1951 zou worden geacht e zijn afgerost (natuurlijk zou Jansen ook na de ver-: lening der hypotheek de stortingen van f84.per kwar- lai moeten blijven doen en de hypotheekrente beta.en). ■Jansen sloot deze transactie uit den aard der zaak' lidat hij meende, dat zij voordeelen voor hem opleverde. I deze meening juist? Of zou het voordee.iger zijn ge lest, wanneer hij zelf op de gewone wijze f 84,per lartaal had bespaard en belegd en op 1 Januari 1,4 van een gewone Bank of van een particulier een! Ipothecaire leening ad f 12.000.—verminderd met het lor hem in die acht jaar bespaarde bedrag, tegen de lugbare rente had verkregen, en deze geleide.ijk had Ige.ost (door betaling van jaarlijks gelijke bedragen, logenaamde annuïteiten, waarin zoowel aflossing als In,e begrepen zijn), in dier voege, dat de leening geheel lu zijn afgelost per 1 Januari 1931 De eene wijze van doen is inderdaad voordeeliger 111 de andere. De transactie, die Jansen heeft gesloten, voordeeliger maar niet voor Jansen! Jansen lijdt erdoor een nadeel van - men raadt het nooit ruim :oco,Zegge ruim twee duizend gulden. Wanneer j hei contract met de Bank met had aangegegaan, en de gewone wijze had gespaard en geld geieend, was ruim f2000,goedkooper uit geweest! De lezer gelooft het misschien niet het klinkt inder- lad ongelooflijk en daarom zullen wij het U even orrekenen. Om beide transacties met elkaar te vergelijken, moeten Ij ten aanzien van beide berekenen wat de waarde dei^ lor.ingen is per 1 Januari 1951 (den datum, waarop zij luden zijn beëindigd). IJansen betaalt aan de Bank gedurende 25 jaar f84,— :r kwartaal, dat is in het geheel f 8400,Maar de. rarde van deze stortingen per 1 Jan. 1951 is veel hoo- :r dan f 8400,Gedurende al die jaren groeien dei istorte bedragen, uitgezet op rente en de rente weder- n uitgezet op rente, aan tot ruim f 14.000,(de rente isteld op 4 o/o). Jansen betaalt verder aan de Bank de hypotheekrente, ïdurende den tijd dat de hypotheek ad f 12.000 loopt, aar hiermede mag men bij de berekening van de waarde ;r 1, Jan. 1951 van alles wat hij stort, geen rekening, luden, want hij heeft daartegenover ook de beschik - ng over een bedrag van f 12.000. Welke zou nu de waarde per 1 Jan. 1951 van Jansen's lortingen geweest zijn, wanneer hij de zaak in eigen hand Ibouden had? Precies f12.000. Immers dan had hij, lechts zooveel behoeven te storten, dat hij op 1 Jan. I51 een waarde van f 12.000 bezat. |Het verschil is dus: ruim twee duizend gulden. I Wanneer men aanneemt, dat Jansen meer rente had kunnen maken, b.v. 5 °/o, zou het verschil veel grooter zijn, namelijk ruim vier duizend gulden! Het is in ieder geval duidelijk, dat men beter doet der gelijke transacties niet aan te gaan. Zij worden misschien heel mooi voorgesteld door de reizigers der bank, die er zooveel voordeel van geniet, maar bij nadere beschou wing blijken zij heel leelijk te zijn behalve voor de bank. Men houde zich liever aan de oude, beproefde paden, in plaats van dergelijke nieuwigheden te gaan probeeren. EEN PLUIM OP ONZEN HOED. Prof. Mr. Treub vertelt in de Haagsche Post van 25 Jan. j.1., het volgende verhaaltje uit zijn jonge jaren, waarvan de slotzin aanleiding geeft tot bovenstaand op schrift Toen wij eens onder Veur aan het inventariseeren waren in het huis van een overleden ouden tuinder, die als welgesteld bekend stond, konden wij maar niets vinden, dat op het bezit van vermogen wees, totdat wij achter in een lade van een oud kabinet een kluwen vonden, dat met sajetdraden omwonden was. Bij het loswinden bleek dat sinds dertig of veer tig jaar al de spaarpenningen van den man in dat kluwen waren gewonden. De oudste waren muntbil jetten van tien gulden, waarvan verschillende zoo vergaan waren, dat de nummers niet meer waren te ontcijferen, zoodat de verrotte papiertjes waar deloos waren geworden. Geleidelijk werden de bil jetten grooter; wij vonden dan ook aan den buiten kant vooral bankjes van veertig, zestig en honderd gulden, alles te zamen tot een bedrag van ruim veer tig duizend gulden. Wanneer men nu bedenkt, dat die inventarisatie plaats had bij een kort geleden gestorven groenteboer, die in het groot teelde en verkocht, en die dus geacht kon worden eenigszins op de hoogte te zijn van de waarde van het geld en van zijn vruchtbaarheid bij belegging, kan men nagaan, hoe betrekkelijk kort geleden het nog is, dat zelfs uitgeslapen boeren, die waarlijk op eiken cent pasten, op het gebied der belegging nog zoo achterlijk en achterdochtig waren, dat zij het zeker der vonden hun geld in de beroemde kous, in casu een met sajet omwonden kluwen, te bewaren, dan het naar een bank te brengen of er effecten voor te koopen. Gelukkig voor den man dat niemand met inbrekersneigingen de lucht van zijn eigenaardigen spaarpot had gekregen; anders zou het met de vei ligheid van zijn bezit niet al te best gesteld zijn geweest. Het eenige, waarvoor nu en dan van het opgespaarde geld een deel bleek te zijn uitgegeven, was voor het aankoopen van nabijgelegen land, dat geschikt was voor tuinderij. Een voorbeeld uit vele, hoe goed en vooral voorzichtig geleide Boerenleen banken en dergelijke credietinstellingen een groote leemte in het economisch boerenleven hebben aan gevuld. VAN HEINDE EN VER. UIT ZWITSERLAND. Uit het verslag over 1928 van de Centrale der Zwitsersche Raif feisenbanken In de Kantons heeft de Centrale tegenover de over heid in de bres gestaan voor de belangen der locale Banken. De kwestie's, waar het om ging, betroffen hoofd zakelijk den aanslag der locale Banken in de belastingen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1930 | | pagina 3