EEN VERKEERDE GRONDSLAG.
54
DE RAIFFEISEN-BODE.
stellen, waaruit duidelijk zal moeten blijken, dat het erj
alléén om gaat te voorkomen, dat bij onze Boerenleen
banken teveel wordt vastgelegd.
Er zijn wel eens stemmen opgegaan om de grens van
f 3000 te verhoogen, b.v. tot f 6000 of f8000. Hiermede
wordt het doel niet bereikt. Wel zouden de Boerenleen-I
banken meerdere vrijheid krijgen, maar het is de vraag
of deze meerdere vrijhheid in het belang van de betrok
ken bank zelf en voor de geheele organisatie wel ge-
wenscht zou zijn.
Immers het gevolg zou zijn, dat iedere bank, ook de
banken, welke er niet voor in aanmerking kunnen k04
men, vrij zouden zijn hypothecaire voorschotten bene
den dit bedrag te verstrekken.
Bovendien blijft dan nog het bezwaar bestaan, dat
men geheele vrijheid zou behouden voor het verleenen
van voorschotten op langen termijn onder borgstelling
of andere zekerheid.
Wij vragen ons af of dit voor meerdere Bankbesturen
geen aanleiding zou kunnen zijn de juiste perken in
verband met de liquiditeit te overschrijden.
Met verhoogen van de grens van f 3000 komt men er
dus niet. 1
O.i. zal er verband moeten gelegd worden tusschen'
het bedrag en den aard der gedeponeerde gelden en het
bedrag der vastleggingen.
Onder vastleggingen willen we dan verstaan, de voor
schotten (ook hypothecaire) waarop minder dan 10 pet.
per jaar van het oorspronkelijke verstrekte bedrag wordt
afgelost.
Tc bepalen ware b.v. dat de banken vrij waren derge
lijke voorschotten te verleenen mits het totaalbedrag
daarin vastgelegd, met inbegrip van het totaalbedrag aan
credieten, voorzoover bevroren, een bepaald percentage
der spaargelden niet overschreed. Hierbij zou men er
echter rekening mede moeten houden, dat bij de ééne
bank een grootere schommeling in de spaargelden is,
dan bij de andere en de laatste meer vrijheid kan worden
gelaten, dan de eerste. Men voldoet hieraan, door te
bepalen, dat slechts een zeker percentage van het
laagste bedrag aan spaargelden op zeker tijdstip in
den loop van een jaar (of van meerdere vorige jaren)
mag uitstaan aan dergelijke voorschotten op langen
termijn.
Een bank echter waar de behoefte der leden aan
kort crediet en vast bedrijfscrediet zeer groot is,i
zal, zooals we reeds opmerkten, er op bedacht moeten
zijn voldoende middelen daartoe ter beschikking te hou
den, en bovendien aan direct beschikbare middelen
een voldoend bedrag voor bijzondere opvragingen ter
plaatse liquide te houden.
Zou het nu in het belang zijn van een bank die-
volgens de bovenvermelde bepaling nog vrijheid heeft
om bedragen vast te leggen, maar waar het totaal aan
voorschotten en geopende credieten niet ver blijft bene
den het totaal van de middelen, die haar ter beschik
king staan - nog meer voorschotten op langen ter
mijn te verleenen?
Immers neen! Dan zou de kans al heel gering zijn,
men te eeniger tijd nog voldoende middelen vlottend,
had om aan opvragingen van spaarders en rek. crt.-
houders te voldoen. Bovendien zou ze in het verleenen
van korte credieten de taak van de Boerenleenbank
bij gebrek aan middelen wel ernstig be'emmerd worden.
Een voortdurend beroep op het crediet der Centrale
zou het gevolg kunnen zijn, terwijl, waar de Centrale)
slechts weinig e'gen middelen heeft, dit crediet toch
slechts mag beschouwd worden als veiligheidsklep.
De eerste regel zou o.i. dus moeten worden aangevuld
met een bepaling, dat het geven van voorschotten op)
langen termijn niet geoorloofd is, wanneer het totaal
aan uitstaande voorschotten plus geopende credieten mee:
zou gaan bedragen, dan een zeker vrij groot deel -
van de ter beschikking staande middelen.
Voor vaststelling van deze middelen zouden de balans
cijfers per 31 December van de spaargelden, deposito';
in loopende rekening en reserve kunnen aangenomer
worden.
Het gevolg van deze regeling zou zijn, dat de Boeren
leenbanken binnen deze grenzen volledige vrijheid vai
handelen hadden, ook wat betreft de grootte van he
eventuëel te verleenen bedrag, terwijl ook over den aan
der zekerheid alleen het Bestuur der bank zou hebbei
te beslissen.
Bovendien bevat ze een leidraad voor de Besturei
der banken, aan de hand waarvan ze kunnen nagaan
hoe ver uiterlijk gegaan kan worden, zonder dat o.i1
de liquiditeit in gevaar komt.
In buitengewone gevallen zou moeten worden voor
zien, door te bepalen, dat alsdan toestemming van d't
Centrale Bank vereischt werd, welke uitsluitend zou kuil
nen gegeven worden wanneer het geacht werd te zijn it
het belang der Boerenleenbank en niet in strijd mei
de belangen der organisatie.
Het schijnt wel eens voor te komen, dat crediet 0,
voorschot wordt verleend alleen op grond van de ge
goedheid der borgen. Dit nu is, naar het ons wil voor
komen, een verkeerde grondslag. De credietverleeninj
moet in de eerste plaats rusten op de draagkracht vai
den schuldenaar zelf, en eerst in de tweede plaats 0{
de gegoedheid der borgen. Het is onjuist aan iemand
die in financieel opzicht weinig of niets waard is, crediei
te verleenen met de gedachte: de borgen zijn er tocl
goed voor. Want dat leidt tot moeite en onaangenaam
heden, en bovendien doet men den schuldenaar niel
eens altijd een dienst ermede. Dikwijls immers zal hij
niet kunnen voldoen aan zijn verplichtingen tot betaling
van rente en/of aflossing.
Voor de borgen is het natuurlijk dubbel onaangenaam,
wanneer zij moeten bijpassen. Nu kan men wel zeggen,
dat zij dan maar beter hadden moeten uitkijken, en
dat zij geen borg hadden moeten worden zonder zich
eerst van de draagkracht van den schuldenaar op de
hoogte te stellen, maar daarmede helpt men het onaan
gename voor de borgen de wereld niet uit. Het is nu
eenmaal een feit, dat vele menschen gemakkelijk hun
handteekening ergens onder zetten, en het is ons in
ziens de taak van de Boerenleenbank te voorkomen,
dat zij door deze gemakkelijkheid in moeilijkheden ko
men. Het is de taak van de Boerenleenbank, ook in
haar eigen belang, te zorgen, dat het woord „borg
tocht" niet een somberen en hatelijken klank krijgt.
Want als dat het geval is, kunnen de Boerenleenbanken,
die voor het grootste deel op borgtocht drijven, haar
deuren wel sluiten, omdat er niemand meer is, die borg
wil worden.
Een Boerenleenbank moet dus al het mogelijke doen
om te voorkomen, dat de borgen aangesproken moeten
worden. En het eerste, dat zij in die richting kan doen,,
is: geen crediet verleenen aan non-valeurs.
Dit brengt met zich mede, dat het Bestuur moet zor
gen behoorlijk op de hoogte te zijn van den financiëeleq
toestand van den aanvrager. Zoo noodig zullen informa-
ties daaromtrent moeten worden ingewonnen.
Alleen in één geval kan men van den regel, dat cre-
dietverleening in de eerste plaats moet rusten op den
debiteur zelf, en in de tweede plaats op de borgen,
afwijken. Namelijk wanneer het de klaarblijkelijke be-