No. 8
FEBRUARI 1930
Vijftiende Jaargang
DE RAIFFEISEN-BODE
Verschijnt den eersten van
iedere maand.
Abonnement f 0.50 per jaar.
Losse nummers 10 Cent,
franco per post.
OFFICIEEL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK
TE UTRECHT
Redactie en Administratie
KR. NIEUWE GRACHT 19
UTRECHT.
Tel. Interc. 15867
INHOUD: a. Mededeeling. b. Redactioneel Gedeelte,
i Uitzettingen der Boerenleenbank in verband met de
bij haar gedeponeerde gelden. (Slot). - 2. Een ver
keerde grondslag. 3. Een merkwaardige transactie.
4 Een pluim op onzen hoed. 5. Van Heinde en Ver.
[Uit Zwitserland). 6. Geld- en Effectenmarkt.
c Advertentiën.
MEDEDEELING.
ALGEMEENE VERGADERING.
De jaarlijksche Algemeene Vergadering zal gehouden
orden op
DONDERDAG 22 MEI a.s.
CENTRALE RINGVERGADERING.
De Centrale Ringvergadering zal gehouden worden op
DONDERDAG 10 APRIL a.s.
REDACTIONEEL GEDEELTE.
UITZETTINGEN DER BOERENLEENBANK IN
VERBAND MET DE BIJ HAAR GEDEPONEERDE
GELDEN.
(Slot.)
Onze beschouwingen in de beide vorige artikelen kun-
ïen wij in het kort als volgt samenvatten:
ie. Het karakter der spaargelden is bij onze Boeren
leenbanken verschillend. Bij, het verleenen van
voorschotten en credieten, moet elke Boerenleen
bank rekening houden met den aard harer spaar
gelden.
2e. De hoofdtaak van de Boerenleenbank moet bljjven
het verschaffen van bedrijfskapitaal.
?e. Voor het verleenen van voorschotten op langen
termijn ter verschaffing van grondkapitaal, zijn
de Boerenleenbanken in het algemeen niet de ge-
eigende instellingen.
4e. Mede wegens de bijzondere organisatie en de
veelzijdige oriëntatie der Boerenleenbanken is het
te verdedigen, dat die banken, welke over vaste,
blijvende, steeds aangroeiende spaargelden be
schikken, een gedeelte der spaargelden voor be
doelde vastleggingen bestemmen.
Deze banken moeten daarbij echter steeds in acht
nemen, dat voldoende middelen ter beschikkingblij-
ven voor de verstrekking van bedrijfscredieten en
bovendien aan direct beschikbare middelen een
voldoend bedrag liquide houden om wegvloeiïng
van gelden, ten gevolge van plaatselijke meer in
grijpende gebeurtenissen in het eerste stadium het
hoofd te. kunnen bieden.
Jammer is het, dat velen nog steeds niet voldoende
ervan doordrongen zijn, dat men niet te ver moet gaan
met het verstrekken van leeningen op langen termijn.
Het is ons n.1. meermalen gebleken, dat Boerenleen
banken, welke nog slechts enkele duizenden guldens:
van de Centrale Bank tegoed hadden (er waren er
zelfs bij, die het toegestane crediet door de Centrale
medetelden en als tegoed rekenden) volledige be
wegingsvrijheid bij het verleenen van voorschotten en
hypotheken op langen termijn voor zich opeischten.
Tot nu was de bewegingsvrijheid door het besluit der
Algemeene Vergadering van 1913 alleen ten opzichte
van hypothecaire voorschotten en credieten beperkt tot
een bedrag van f 3000.—.
Afgezien van de bezwaren, welke tegen deze regeling-
kunnen worden ingebracht, moet men het toch op prijs
stellen, dat in het belang der organisatie maatregelen
genomen worden ter voorkoming van ongewenschte toe
standen, zooals het teveel op langen termijn vastleggen
der spaargelden toch inderdaad is.
Dat belang eischt immers, dat de zaken der bij d|e
Centrale Bank aangesloten banken steeds een vlot ver
loop hebben en dat de banken steeds en te allen tijde
in staat moeten zijn, hare verplichtingen tegenover hare
deposanten na te komen.
Tegen het voorschrift, dat voor het verstrekken van
hypotheken boven f 3000 toestemming moet worden ge
vraagd aan de Centrale zijn vele bezwaren ingebracht.
Inderdaad zijn er onder, welke niet ongegrond zijn.
Het voornaamste bezwaar was wel dit, dat de Boeren
leenbanken wel geheel vrij waren gewone voorschotten
op langen termijn onder borgstelling te verleenen en
daarmede zelfs tot elk bedrag konden gaan. Vreesde zij
bij gebrek aan voldoende liquide middelen een weige
ring voor het verstrekken van een aangevraagd hypothe
cair voorschot, dan verstrekte zij het voorschot onder
borgstelling.
Intusschen stelde de bank zoodoende de eigen positie
in gevaar en bedreigde de algemeene liquiditeitspositie
der organisatie.
Bovendien kreeg ze niet de zekerheid, welke voon
voorschotten op langen termijn toch wel de gewenschte
is, n.1. de hypothecaire zekerheid. De liquiditeit en de,
soliditeit beide liepen, dus gevaar in 't gedrang te komen.
In deze meening werd men nog versterkt, omdat ook
crediethypotheken boven f 3000 onder deze regeling
vielen.
Om al deze redenen, was het niet goed duidelijk te'
maken, dat het niet ging om den aard der gestelde zeker
heid, maar dat de strekking van het voorschrift uitsluitend
was: de handhaving van een voldoende liquiditeit.
We zijn dan ook van meening, dat de tijd gekomen
is om een meer rationeele bepaling ervoor in de plaats te