DE RAIFFEISEN-BODE. 5' Door deze uitspraak heeft de raad van beroep den betref- fenden inspecteur der directe belastingen een machtig wapen uit de hand geslagen, waardoor de raad zich zeer verdienste lijk heeft gemaakt ten behoeve van de ontwikkeling vooral vari het kleinere bankbedrijf. Daar de uitspraak eene feitelijke is, zal een eventueel beroep in cassatie naar mijne meening niet de gewezen uitspraak kunnen teniet doen, waaruit volgt, dat het betreffende bankbedrijf zich vreedzaam verder zal ontwikkelen. Amsterdam. Mr. G. RUSSEL. UIT ONZE BOERENLEENBANKEN. LANDBOUWCOÖPRATIE. In het December-nummer van de Raiffeisen-Bode schrijft ,,een lid van meerdere landbouwcoöperaties" over den uit bouw van een gewone aankoopvereeniging met een kruide nierswinkel. Hij keurt dat als een ongeoorloofde uitwas af en vraagt het advies van de Redactie der Raif feisen-Bode en anderer be redeneerde meeningen over het geval. De Redactie der Raif feisen-Bode geeft een „algemeen" antwoord op de door haar „algemeen" gestelde vraag. Het eerste antwoord der Redactie lijkt mij niet geheel juist. Er wordt daarin gezegd, dat door het leveren aan niet-leden de vereeniging een te groot risico loopt. Het lijkt twijfelachtig, of ten minste aan bedenking onderhevig of daardoor het risico belangrijk verhoogd wordt. Een gewone aankoopvereeniging loopt steeds eenig, soms zelfs een belangrijk risico, alleen reeds in de voorraden, die zij noodwendig houden moet. De laatste maanden zijn daar van sprekende voorbeelden. Alleen reeds dat is een meer dan voldoende argument tegen een fusie van landbouw- en cre- dietcoöperatie. Dat het leveren aan derden liefst in het geheel niet of slechts sporadisch moet geschieden, wordt door de Redactie zeer juist betoogd in de verschillende bezwaren, die verder worden genoemd. De hoofdzaak waarover de inzender het echter heeft, wordt door de Redactie beantwoord met de m.i. vrij juiste opmer king, dat men voor een beoordeeling van de zaak meer bijzon derheden dient te weten. Toch is er wel het een en ander over te zeggen. In de eerste plaats dan lijkt het mij volkomen onjuist aan een aankoopvereeniging voor landbouwers een kruideniers winkel of bakkerij of welke andere vorm van handel ook te verbinden, evenmin als een boerenleenbank. Het zijn alle ver schillende bedrijven met verschillende belangen. Een aankoopvereeniging behoort zich alleen in te laten met den in- en verkoop van artikelen en producten direct voor en van den landbouw. Het terrein is dan alreeds zoo groot, dat men waarlijk niet meer hooi op den vork behoeft te nemen en allerminst artikelen aan te koopen, die men met den besten wil niet onder „landbouwbenoodigdheden" kan brengen. Ik zou dus de stelling willen uitspreken, dat een landbouw- aankoopvereeniging nimmer een kruidenierswinkel moet openen. Een andere vraag is, en die ook door den inzender wordt gesteld, of het in het leven roepen van een unfaire concurren tie tegen de neringdoenden in het dorp niet reeds moet weer houden een kruidenierswinkel op te zetten. Dat lijkt mij een kwestie, die ieder voor zich moet uitmaken. Het stichten van een winkel is een geoorloofd bedrij feveneens een coöp. krui denierswinkel, zooals er zoovele zijn. Als ergens een dergelijke winkel geopend wordt, is daar niets tegen in te brengen. Ieder mag zijn voordeel zoeken, zonder door anderen daarom lastig te worden gevallen, en als een landbouwer lid van een dergelijke coöperatie wil worden, mag hij dat gerust doen. Of men zich daarvan afzijdig wil houden om aan de plaat selijke winkeliers een onaangename (geen unfaire) concurren tie te besparen, moet ieder voor zich zelf uitmaken. De zaak zelf is dus niet te veroordeelen, wel de koppeling aan de aan koopcoöperatie. JOH. OBBINK. Aan de Redactie van de Raif feisen-Bode te Utrecht. Hooggeachte Redactie Op mijn vraag aan de Directie van de Centrale Bank, of het niet wenschelijk was van het dit jaar voor het eerst ver schenen „Handboekje" een Jaarboekje te maken, kreeg ik het korte en krachtige antwoord dat dit, niet in de bedoe ling lag. En nu kom ik in de Raif feisen-Bode een lans breken voor mijn denkbeeld „Jaarboekje". Als Handboekje bewijst de uitgaaf zeker veel nut, maar ik ben er zeker van, dat het aan het eind van 1930 zijn actualiteit heeft verloren, speciaal ten opzichte van het per soneel der banken, waarvan er tusschen 700 en 800 bij de Centrale zijn aangesloten en waarin dus jaarlijks een sterke mutatie moet zijn. De post-, telegraaf- en telefoontarieven zijn heden ten dage zoo aan wijziging blootgesteld, dat ook die aan een jaarlijksche herziening in Uw boekje dienen te worden onder worpen. Besturen van C. B. en Ringen zullen lichtelijk jaarlijks wijziging ondergaan. In een jaarboekje kan een kalender worden opgenomen. Voorts maak ik mij sterk, dat de prijs van het boekje, die nu pl.m. 1.bedraagt, bij een jaarlijksche verschijning zeker tot 0.75 is terug te brengen. En zouden die geringe jaarlijksche uitgaven niet ten laste van de banken kunnen of mogen komen? Ik ben er van overtuigd, dat ik in de Ringen en bij de Banken veel voorstanders voor mijn denkbeeld vind en dat ten slotte het C. B. zich met veel genoegen op het Jaarboekje „werpt". Hoogachtend, F. J. C. VOORTHUIS, Voorz. Bestuur Twello en Omstreken. Noot der redactie. De wensch, om een dergelijk boekje uit te geven, heeft ook bestrijding ondervonden. Ten slotte is besloten, een hand boekje uit te geven (geen jaarboekje), waardoor wellicht nog stemmen zijn gewonnen, die er anders tegen zouden zijn ge weest. Uitdrukkelijk is bepaald, dat het alleen voor intern ge bruik bestemd is, waardoor aan bezwaren van verschillende zijden is tegemoet gekomen. Dit karakter blij ft beter bewaard door een handboekje, dan door een jaarboekje. Veranderingen zullen in de Raiffeisen- Bode worden opgenomen. Wat den prijs betreft, deze kan naar onze meening moeilijk goedkooper zijn, dan het geval is, waarbij men ook moet letten op de uit den aard beperkte oplage. NIET MEER PRATEN, MAAR DOEN. Nu de renteberekening der spaargelden en de aanvang van het nieuwe jaar weer voor de deur staan, zou ik de Banken, waar men met de tot nu toe gevolgde wijze van rentebereke ning niet meer geheel tevreden is en lust gevoelt, met het door ons in de Raif feisen-Bode aanbevolen stelse.1 een proef te nemen, er attent op willen maken, dat zij daarmee het best in Januari beginnen kunnen. Alvorens men de Januari-inlagen en terugbetalingen over brengt naar Grootboek I, bereekent men eerst post voor post de rentebedragen, schrijft ze in een paar kolommetjes achter de posten in het dagboek, controleert ze en brengt ze dan tege lijk met de hoofdposten over op de rekeningen in Grootboek I. Wil men niet te veel werk direct in het begin van het jaar, dan kan men de renteberekening der beginsaldi vooreerst wel openlaten. Verder zóu het wenschelijk zijn, gegevens te verzamelen omtrent den tijd, die noodig is voor de enkelvoudige bereke ning der posten voor de eene en voor de andere manier van berekening. (Totaaltijd gedeeld door aantal dagboekposten aanvangsposten). Wie wil nu even aanteekening houden van den tijd, benoodigd voor de oude wijze van renteberekening? En wie voor de nieuwe manier Wij willen wel inlichtingen geven maar niet meer debat- teeren over een en ander. J. ENNIK, Kassier Knollendam.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1930 | | pagina 7