34
DE RAIFFEISEN-BODE.
waar dit niet geschiedt, en in vele gevallen ook bezwaar
lijk kan zijn, daar schijnt het ons volstrekt niet zooi
dwaas en overbodig, dat de Wet ook kassiers van
Boerenleenbanken onder haar bescherming wil nemen.
Met verwondering hebben wij dan ook kennis genomen
van de beide artikeltjes in de Raiff.-Bode van October
j.1. deze onderwerpen betreffende.
Is de Centrale voornemens "deze zaak beter en meer;
afdoende te regelen dan de Wet voorstelt, dan zullen
wij dat gaarne vernemen. Zoo niet, dan verstaan wij niet
den ijver, om hetgeen ons als kassiers door de Wet ge
boden wordt, ongedaan te maken. De positie van 'kassier
van een 'Boerenleenbank is waarlijk niet zoo schitterend,
dat de bescherming, die de Wet verleenen wil, uit de
hoogte dient afgewezen.
„Het invullen van allerlei paperassen".... doch daar
make men zich niet bezorgd over. Kassiers hebben wel
andere paperassen in te vullen, waarvan het nuttig ef
fect voor hem minder vast staat, dan het weinige werk
dat de Ongevallen- en Ziekteverzekering van hem ver
gen zal. i
Eerlijk gezegd: Wij hadden het knders verwacht.
Wij hadden verwacht, als de Wet ons vergat, dat dan
vanwege de Centrale onze belangen bepleit zouden zijm.
Zooals het nu gaat, zou ik mijfn collega's willen toe
roepen: Zet U niet schrap tegen de Wet; doch tracht in
goed overleg met uw bestuur de bescherming die de
Wet U biedt, voor U te reajiseeren.
Lexmond, ,7/10 1929.
FRANS DE JONG, Kassier.
Noot der Redactie. - Daar een groot aantal
Boerenleenbanken zich niet wenschen te verzekeren en
bovendien van meening zij.'n niet onder die wetten te1
vallen, zijn wij voor twee hunner in beroep gegaan, ten
einde eene beslissing in hoogste instantie uit te lokken.
Het kwam ons zeer wenschelijk voor aan de bestaande
onzekerheid in deze een einde te maken.
De beide wetten, Land -en "Tuinbouwongevallenwet
en Ziektewet, openen echter de mogelijkheid voor per
sonen, die geen arbeiders zijn in den zin dier wetten, zich
vrijwillig te verzekeren.
Mijnheer de Redacteur,
In de Raiffeisen-Bode van October komt een artikel
voor welks geest o.i. voor een gezonde groei van de
Boerenleenbanken bedenkelijke gevolgen kan hebben.
Wij bedoelen de vraag of iemand als bestuurslid van
een Boerenleenbank op zijn plaats is, die landbo.uwbe-
noodigdheden niet betrekt van een ter plaatse bestaande
landhouwvereeniging met het daarop gegeven antwoord.
Wanneer wij! ons de vraag stellen waaraan de Boeren
leenbanken hun opkomst en grootere bloei hebben te
danken, dat zal het antwoord ongetwijfeld zijn: aan de
groote geldelijke voordeelen die ze opleveren en aan het
vertrouwen dat ze genieten.
Nu zijn deze beide o.i. wel in de eerste plaats te danken,
aan de leiding. Bij de oprichting is en wordt steeds en
op gewezen dat financieel krachtige personen onder
de leden worden aangetroffen en dat de leiding wondt
toevertrouwd aan personen, die algemeen het vertrouwen
hebben.
Dat de bestuursleden van Boerenleenbanken in het
gestelde vertrouwen voldoende belooning vinden om
hunne financieele positie en hun prestige nagenoeg gratis
beschikbaar te stellen is toch zeker voldoende waarborg
voor hunne eerlijke bedoelingen.
Wij achten het zeer verderfelijk te trachten een maat
staf te vinden om te beoordeelen of allen wel zuiver
op de raat zijn, vreezen zelfs dat het onmogelijjk
zal blijken, terwijl het gevaar groot is dat juist de be
sturen zullen weigeren zich aan dergelijke controlt
onderwerpen.
In dit verband hebben wij; nooit kunnen goed vir
dat mannen als Jhr. Bosch en Westerdijk werden ge
qualificeerd als bestuursleden van de Centrale Ban!
De consequentie van dergelijk ingrijpen zou wd
kunnen zijn dat bestuursleden louter ornament wei
en de kassier de spil waarom het bedrijf draait.
De afstand tusschen coöperatie en particulier c
mercieel bedrijf zou dan echter al zeer miniem woi
zeer ten nadeele van hen die de risico dragen.
Westergeest, 13 Oct. '29.
A. STARKENBURf
Noot der Redactie. Volgens den geachten
zendei zijn opkomst en bloei onzer Boerenleenbari
te danken aan de geldelijke voordeelen, die zjj verscl
fen, en aan het vertrouwen, dat zij. genieten. Maar wl
aan zijn deze voordeelen en dit vertrouwen te dank
Aan de leiding, zegt de geachte inzender. Maar wij.
ervan overtuigd, dat de goede leiding niet de eer
oorzaak is. De andere oorzaak is: het coöperatieve
steem. Waren de Boerenleenbanken; niet coöperatief
weest, dan zouden zij. zich nooit ontwikkeld hebber
de richting, waarin dit is geschied. Nooit zouden
als zij als gewone commerciëele Banken georganise
waren geworden, zulke voordeelen hebben opgelev
en zulk een vertrouwen hebben gewonnen. Wij. dur
te zeggen, dat niemand ons een commerciëele ba
instelling kan aanwijzen, die zich in dit opzicht
maar eenigermate met de Boerenleenbanken kan me|
En toch moeten wij. aannemen, dat oiok wij vele comn
ciëele banken de leiding goed is.
Wij mogen dus wel als door de ervaring bewezen a
nemen, dat het coöperatieve systeem, het Raiffeis
systeem, voor een belangrijk deel oorzaak is van
groote nut, dat de Boerenleenbanken opleveren.
Welnu, indien dit zoo is, indien het coöperatieve kar
ter der Boerenleenbanken zoo belangrijk is, dan n
ook van hare leiders worden verwacht, dat zij, bezi
zijn van coöperatie-geest, dat zij met het coöperati
systeem instemmen.
En indien zij dit doen, indien zij voor de coöpera
als stelsel sympathie gevoelen, mag van hen dan
niet worden verwacht, dat zij. coöperaties op ander geb
van den landbouw steunen?
Dnzc bedoeling is overigens niet, gelijk de geac
inzender schijnt te veronderstellen, dat de bestuurd
moeten worden onderworpen aan een zekere conti
wat betreft hun coöperatieve gezindheid. Niemand
zulk een controle krachtiger bestrijden dan wij. N
onze overtuiging moeten de leden eener Locale B:
volkomen vrij blijven om tot bestuurders te kiezen
personen, welke zij daartoe geschikt achten. Een c
tröle op iemands gezindheid is trouwens practisch 1
doenlijk.
Dat de consequentie van een zekere schifting van
stuurders (waarbij dan alleen de coöperatief-gezinde z>
den blijven) tot verzwakking van *de positie van 1
stuur zou leiden, betwijfelen wij. Wij gelooyen, dat pi
sonen, die tegenover het coöperatieve stelsel onverscl
lig staan, over het algemeen eerder „ornament" zul
worden dan personen, aan wie de coöperatieve gedaci
ter harte gaat.
10 October, 1929
Aan de Redactie der Raiffeise,n-Bot
Met buitengewone instemming las ik uw hoofdartil
in het vorige nummer van de Raiffeisen-Bode. In
bijna 17 jaren gedurende welke ik de bank alhier dit
heb ik mogen leeren uwe conclusie: „de Boerenlef