32.
DE RAIFFEISEN-BODE.
volgen: Waarom dan de samenvoeging niet geheel con
sequent doorgevoerd en er één van gemaakt?"
Dat is toch eigenlijk de zaken op den kop zetten.
Is de directeur en/of de kassier de vereeniging?
Veeleer zou de daarop volgende zin aanleiding kun
nen zijn tot die vraag, waar gezegd wordt dat bij enkele
groote landbouworganisaties, waar de fusie plaatselijk
volkomen is, de zaken toch goed gaan en zelfs tot een
voorbeeld gesteld worden.
Dat is zeker zoo. De genoemde inrichtingen kunnen
in bepaalde opzichten als voorbeelden gesteld
worden, maar kunnen zij dat ook als credietvereeni-
gingen? 1
Beter is het de dingen zóó te stellen: Overal waar
het niet mogelijk is de drie groote bekende vormen
van landbouwcoöperatie, de zuivel-, de aankoop- en
de credietcoöperatie elk afzonderlijk te organiseeren, is j
het gewenscht en toelaatbaar dat een bepaalde vorm
van coöperatie een der andere vormen sticht 'en tijde- I
lijk aan zich trekt, tot dat het blijkt dat de jonge ver-
eeniging op eigen beenen kan staan.
Bestaat de mogelijkheid van elk der drie vormen een
afzonderlijke vereeniging te stichten, dan 'moet nimmer
een samenvoeging van welke vereenigingen ook, plaats
hebben, daar dit de gezonde ontwikkeling der géheele, j
landbouwcoöperatie in den weg staat.
Ieder die op het terrein der landbouwcoöperatie thuis
is, weet wel, zonder dat namen genoemd worden, dat,
misschien zelfs zonder een enkele uitzondering, bij welke
combinatie ook, een der samengesmolten onderdeelen
niet zoo tot haar recht komt als wel mogelijk zou zijn, j
als het een zelfstandige vereeniging was. j
Er zijn echter ook heel andere bezwaren, die door' j
het C. B. in het geheel niet genoemd worden, n.1. de j
bezwaren der aansprakelijkheid. Vrijwel elke plaats op j
het platteland kent gelukkig de verschillende vormen
van coöperatieve vereenigingen.
Elk dier vereenigingen heeft een bepaalde aanspra
kelijkheid voor haar leden ingevoerd. Nu zijn er op j
elk dorp boeren, die wel lid zijn van een zuivelfabriek,, i
doch niet van een aankoopvereeniging of leenbank. Ook
het omgekeerde komt natuurlijk voor. Bij de leenbanken
die tegenwoordig een zoo groot vertrouwen genieten,
dat tal van gezeten burgers, die niets met den landbouw
hebben uit te staan, daar hun spaargelden brengen, zijn
deze daar niet meer zoo voor te vinden als die leenbank
onderdeel is van een aankoopvereeniging, die misschien
wel een zware concurrent is van den bedoelden spaarder.
De credietnemer, waarvoor in eerste instantie de leen
bank is opgericht, maar die misschien niets heeft uit
te staan met de aankoopvereeniging, is niet bereid een
aansprakelijkheid te aanvaarden, die hij niet kent en
van een organisatie, die hij misschien vijandig gezind is.
Zoo zijn er gevallen bij de vleet te noemen van den
meest uiteenloopenden aard, en dat deze niet denkbeeldig
zijn, blijkt wel reeds hieruit dat waar de door het C.B.'
gewenschte fusie bestaat, de voorziening in de crediet-
behoefte bijna overal te wenschen overlaat.
Men kan daarbij niet volstaan met te zeggen dat toch
aan alle aanvragen, voorzoover zij behoorlijk gedekt
zijn, voldaan wordt. De aanvragen komen niet binnen,
en al behoeft hier nog niet dadelijk aan onwil der leden
v gedacht te worden, dan speelt de andere niet minder
belangrijke factor een rol, dat de belangstelling van het
bestuur teveel verdeeld is tusschen de té veel uit elkaar
loopende belangen der vereeniging.
De gevallen dat de volledige fusie zooals het C.B.
dit wenscht, voltrokken is, zijn gelukkig sporadisch, en
het is alleen maar jammer dat vereenigingen waarbij
deze fusie bestaat en waarvan de verschillende onder
deelen voldoende zijn ontwikkeld, zoo zelden tot een j
splitsing komen, daar het aan de besturen toch wel 1
duidelijk moet zijn dat voor de ontwikkeling van een
der samenstellende deelen, nadeelig is, de combinatie
te continueeren.
Vrij regelmatig is het bankbedrijf de lijdende partij
en wordt dit onderdeel te veel beschouwd als tot taak
te hebben voor voldoende fondsen van het bedrijf te
zorgen, met verwaarloozing van de voornaamste taak,
het verschaffen van crediet.
Het komt nog al eens voor dat de directeur der aan
koopvereeniging tevens de kassier der Boerenleenbank
is, doch dat overigens de zaken geheel gescheiden blij
ven. Hoewel ook deze combinatie niet gewenscht is,
doet zij betrekkelijk weinig schade aan het landbouw-
vereenigingsleven. De zaakvoerder of directeur is onge
twijfeld een man van beteekenis in de vereeniging, maar
de leden beseffen heel goed, dat dit heel iets anders is
dan een samensmelting der vereenigingen zelve.
Zoolang een der beide onderdeelen van een vereeni
ging met een tweeledig doel niet voldoende sterk is om
aan .een directeur of kassier een behoorlijk salaris uit
te këeren en voldoende kantooruren beschikbaar te hou
den, is het bezwaar niet overwegend beide functies in
één persoon te vereenigen, doch zoodra dit wel het ge
val is, en vooral zoodra aan een persoon in een der-i
gelijke betrekking een volle dagtaak kan worden ge
geven, is het zeer gewenscht die dubbele positie te
doen ophouden. Zoowel de betrekking van directeur
eener aankoopvereeniging als die van kassier eener
Boerenleenbank is belangrijk genoeg om daarvoor iemand
aan te wijzen, die zich uitsluitend daarmede bezig houdt.
De gevallen dat dezelfde personen bestuursleden zijn
van meerdere vereenigingen, komen vrij veel voor. Daar
tegen is in het algemeen niet het minste bezwaar. Het:
heeft zelfs het voordeel dat dergelijke bestuursleden op
het terrein der landbouw-coöperatie een ruimen blik
krijgen en doordrongen worden van de gedachte dat de
verschillende coöperaties op landbouwgebied elkaar moe
ten steunen en helpen waar dit mogelijk is, zoodat het
doel dat het C.B. zich voorstelt met een fusie te berqi-
ken evengoed en beter langs den weg van wederkeerigen
steun te bereiken is.
De vereenigingen, die het fandbouwcrediet hebben te
verzorgen, hebben nu eenmaal een heel andere taak
dan de vereenigingen, die zich belasten met den aankoop
van meststoffen en voederartikelen, en soms zelfs heel
andere belangen. Het gevaar dat het eenmaal komen zal
tot een fusie tusschen deze beide coöperaties, lijkt mij
niet groot, maar als daarvoor propaganda wordt ge
maakt, is het in het belang der landbouwcoöperatie ge
wenscht daartegen te waarschuwen.
Aalten, October 1929.
JOH. OBBINK.
Na hetgeen reeds dezerzijds omtrent deze aangelegen
heid in een voorgaand nummer werd geschreven, be-
hoeft het wel geen betoog, dat de meening van den ge-
achten inzender onze volle instemming heeft.
Wij zijn er van overtuigd, dat de heer Obbink niet
alleen staat in zijn verzet tegen de poging, om de be
schikking over de koorden van de beurs der Centrale
Bank voor een gedeelte in handen te geven aan hen,,
die van die Bank crediet genieten. Redactie.
Tjerkwerd, 7 Oct. 1929.
Geachte Redactie,
Uw artikel in de Raiffeisen-Bode van Oct. 1929 over:
,,het geldelijk voordeel, dat de Boerenleenbanken voor
den boerenstand opleveren en de oorzaken daarvan,"
heeft mijn bijzondere aandacht getrokken en wel om
dat eenigen tijd geleden bij onze bank iemand vroeg lid
te worden en een crediet zou willen ontvangen, die