DE RAIFFEISE N-B ODE. waarop geen evenredig recht verschuldigd is, ter regis tratie aan te bieden.4) Geen rechter zal dan ook aan een akte bewijskracht ontzeggen, omdat die akte niet geregistreerd is maai er is iets anders: Wanneer een onderhandsche akte wordt opgemaakt op 31 Oct. 1929 dan belet niets en niemand, om onder die akte als dagteekenmg te vermel den: 1 Jan. 1929. Dat partijen onder elkaar de laatste datum als die der onderteekening willen beschouwd zien, moeten zij zelf weten. Maar het zou te gek zijn, wanneer derdepj zich van dien willekeurigen datum ook maar iets be hoefden aan te trekken. Tegenover hen heeft die dag- teekening geen kracht (art. 1917 B. W.). Nu zijn er ver schillende omstandigheden, die tegenover een ieder den datum eener akte nader kunnen bepalen. Wanneer een der onderteekenaars komt te overlijden op 4 Nov. 1929, daa kan het niet anders of de akte moet zijn opgemaakt vóór 4 Nov. Wanneer een onder handsche volmacht wordt vermeld in een notarieele akte van 6 Nov., dan is die volmacht vóór of op dien datum verstrekt. En eindelijk wanneer een akte is geregis treerd, dan staat tegenover elk en een iegelijk vast, dat de akte bestond op den dag der registratie. Zegt men dus, dat door registratie den datum eener onderhandsche akte (opgemaakt 31 Oct. geregis treerd 7 Nov.) komt vast te staan, dan bedoelt men daarmee niet, dat nu 'de dagteekening (31 Oct.) als juist kan worden beschouwd, maar slechts, dat de akte in geen geval na den dag der registratie (7 Nov.) is samengesteld en onderteekend. Ten slotte de vraag in welke gevallen registratie (on-. verplichte) gewenscht is? En dan luidt het antwoord daarop "heel eenvoudig! in al die gevallen, waar het van belang is vast te stel len, dat een handeling in geen geval na een bepaal-, den datum in een akte werd neergelegd. Alzoo steeds, wanneer iemand teekent, die in zijn bevoegdheid tot 'teekenen tijdelijk beperkt is. Zoo is een bestuurder slechts bevoegd namens een Vereeniging te teekenen zoolang hij bestuurslid is, de voogd slechts zoolang hij voogd is, de gevolmachtigde slechts zoolang de volmacht niet is ingetrokken. Tij dige registratie zal hier in de meeste gevallen aantoonen, dat de onderteekening plaats had tijdens het bestaan der hoedanigheid. Ook hier zal echter vaak door andere gegevens de juistheid der dagteekening kunnen worden gestaafd. 's Gravemoer, Oct. 1929. TH. A. VERSTEEG. De heer Th. A. Versteeg, 2/3 candidaat-notaris en kassier der Boerenleenbank te 's Gravemoer, heeft ons aangeboden enkele artikeltjes over onderwerpen van rechtskundigen aard voor ons blad te schrijven. Varu dit aanbod hebben wij gaarne gebruik gemaakt. Red. 1) Zooals bekend, werd in Frankrijk, toen de revo lutie haar beslag begon te krijgen een nieuwe tijdreke ning ingevoerd, die begon op den dag, dat de Nationale Conventie het eerst samen kwam: ~22 September 1792, dat was de ie dag van het jaar I der Republiek. 2) Reeds in 1906 werd een commissie benoemd, die, „zonder daarbij de belangen van 's Rijks schatkist uit hett oog te verliezen," moest nagaan in hoeverre o.a. de registratiebelastingen herziening behoefden. 3) Wet van 22 Juni 1929 S. 324. 4) Verplichting ontstaat, behoudens uitzonderingen, bij vermelding in een notarieele akte, maar dan zorgt de notaris daarvoor wel. UIT ONZE BOERENLEENBANKEN. AANKOOP- EN CREDlETCOöPERATIE. Eenige maanden geleden werd te Utrecht door den heer Spiele, van het Centraal Bureau, te Rottterdam, eene inleiding gehouden over de Aankoopcoöperatie, waai - bij hij o.m. tot de conclusie kwam dat een samenvoeging van aankoop- en credietcoöperatie wel de ideale toe stand zou zijn. I In het Augustusnummer der Raiffeisen-Bode komt de Centrale Bank tegen deze uitlating op en bestrijdt haar op verschillende gronden. Het Octobernummer der „Mededeelingen van het Centraal Bureau is het met deze critiek niet eens en ver dedigt nog eens uitvoerig het standpunt van den heer Spiele en gaat zelfs zoover te vragen, wat er tegen eene algeheele fusie van aankoop- en credietcoöperatie zou zijn. 1 Ik heb het genoegen gehad de inleiding van den heer Spiele mede te kunnen aanhooren, en zou zijne rede. geheel kunnen onderschrijven, behalve waar het be trof het punt in kwestie bovengenoemd. Het speet mij dadelijk zeer, dat de heer Spiele deze opvatting ten beste gaf, en was ik o(p' dat oogenblik door een af wijking in mijn stem, waardoor ik niet spreken konjl niet genoodzaakt geweest te zwijgen, dan zou ik dadelijk de betreffende uitlating bestreden hebben. De neiging om in de „Mededeelingen of elders er toch nog op terug te komen, heb ik onderdrukt om niet onnoodig stof op te jagen. Heel begrijpelijk was het echter voor mij dat die! redactie van de Raiffeisen-Bode er niet het zwijgen toe deed en ik heb dat stuk dan ook met volkomen instem ming gelezen. Nu echter het Centraal Bureau de opvatting van de redactie der Raiffeisen-Bode uitvoerig gaat bestrijden en openlijk propaganda maakt voor een fusie tusschen de aankoop- en crèdietcoöperatie, lijkt het mij geboden, daartegen te waarschuwen als een nadeelige en de land bouwcoöperatie in haar geheel schadende neiging. Dat het Centraal Bureau een dergelijke propaganda voert, is misschien wel verklaarbaar. Dat lichaam toch, of juister hare bestuurders en zeker hare ambtenaren, gaan door hun werk zoo geheel op in de aankoopcoöpe ratie, zijn daarin zoo doorkneed en hebben deze tak van coöperatie langzamerhand leeren beschouwen als het belangrijkste deel der landbouwcoöperatie, dat er volgens hen enkel aan ontbreekt de beschikking over de ruime geldmiddelen der credietcoöperatie, om het bedrijf tot volmaaktheid te brengen. Een dergelijk gezichtspunt is niemand kwalijk te ne men, als er maar geen propaganda voor gemaakt_ wordt. Inderdaad heeft de aankoopcopperatie in het centrale lichaam het Centraal Bureau, buitengewoon veel be reikt, maar hoe menschen die toch niet vreemd kunnen zijn in de wereld der crediet-coöperatie, de vraag kun nen stellen, wat er toch tegen een volkomen fusie kan zijn en dit als de ideale toestand kunnen voorstellen, ia onbegrijpelijk. Bij al de argumenten door het C. B. aangevoerd, wordt zelfs niet één keer het eigenlijke doel der crediet coöperatie genoemd, n.1. het verschaffen van gemak kelijk en goedkoop crediet aan den landbouw. En juist dat totaal uit het oog verliezen van de ttaak der crediet coöperatie wijst er op, dat de bestrijders van de denk beelden der Raiffeisen-Bode zich geheel hebben vast gewerkt in en niet verder zien dan de belangen van den aankoop. Het C. B. vraagt of daar, waar de kassier der leen bank tevens directeur der aankoopvereeniging is, het niet goed gaat, om er dan als conclusie op te laten

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1929 | | pagina 3