26 DE RAIFFEISEN-BODE. veren, is niet alleen gelegen in de rente-tarieven. Er is ook een groot voordeel gelegen in het feit, dat de winsten, die zij maken, niet gaan naar aandeelhouders, maar blijven in de Boerenleenbanken zelf. De winsten blijven dus voor den boerenstand bewaard; zij gaan niet naar buiten. De leden der Boerenleenbanken vormen op die manier voor zich zelf en hun nageslacht een spaarpot, die reeds een belangrijk bedrag (per 31 Dec. 1928 ver moedelijk ongeveer 14 millioenbevat. Deze spaarpot levert elk jaar reeds een belangrijke bate op. Men mag aannemen, dat hij thans een jaarlijksche rente van ten minste f 600.000 afwerpt. Het is wel duidelijk, dat de Boerenleenbanken aan onze boeren en tuinders een groot financiëel voordeel geven. Dit is des te belangrijker, omdat het boerenbedrijf weinig of geen winst oplevert. Elk voordeel weegt dus dubbel. Wij vestigen nog eens de aandacht erop, dat wij in bo ens'aande berekeningen geen rekening hebben gehou den mer de Boerenleenbanken, aangesloten bij de Cen- tra'e te Eindhoven. De voordee'en, die het geheele Boerenleenbankwezen oplevert, zijn dus nog beduidend grooter dan die, welke wij becijferden. H De gezamenlijke reserve's van Boerenleenbanken en Centrale. DE BOERENLEENBANKEN EN DE LAND EN TUINBOUWONGEVALLENWET 1922. Bovengenoemde wet heeft tot doel te voorzien in de verzekering van arbeiders, werkzaam in de landbouwbe drijven, tegen geldelijke gevolgen van ongevallen, in ver band met hunne dienstbetrekking overkomen. Deze wet bepaalt, dat onder arbeider" verstaan wordt: ieder, die in dienst van den werkgever in diens onderne ming in een verzekeringsplichtig bedrijf tegen loon werk zaam is. De vraag nu of de Kassiers onzer Boerenleenbanken arbeiders in den zin dezer wet zijn, zal afhangen van het antwoord op de vraag of de Boerenleenbanken geacht moeten worden een verzekeringsplichtig bedrijf uit te oefenen. Nu bepaalt artikel 3 a dier wet, welke coöperatieve vereenigingen geacht worden een verzekeringsplichtig be drijf uit te oefenen en noemt daarin die vereenigingen, die uitsluitend of in hoofdzaak zich ten doel stellen door onderlinge samenwerking de belangen van haar leden op het gebied van landbouw, tuinbouw, veehouderij of boschbouv te bevorderen. He: Bestuur der Rijksverzekeringsbank, dat in deze beslist, behoudens hooger beroep! heeft onlangs beslist, dat Boerenleenbanken onder deze wet vallen. Daar wij echter meenen, dat deze beslissing onjuist is, zijn wij in beroep gegaan en zullen zoo noodig eene be slissing in hoogste instantie uitlokken. En opdat intusschen de Boerenleenbanken niet worden lastig gevallen in verband met deze wet, hebben wij aan het Bestuur der Rijksverzekeringsbank verzocht geen verdere beslissingen te nemen be'reffende Boerenleenban ken, totdat eene uiteindelijke beslissing is verkregen. Bij schrijven van 17 Augustus 1929 ontvingen wij 1 daarop het volgende antwoord ..Naar aanleiding van Uw schrijven deelen wij U mede, dat er onzerzijds geen bezwaar tegen bestaat, in afwachting van een uitspraak van den beroeps- rechter. verdere beslissineen omtrent den verzeke- ringsplicht van boerenleenbanken op te schorten. Wij hebben Uw verzoek aan den Verzekerings raad te 's-Gravenhage overgebracht, ten einde 00 met betrekking tot de vaststelling en invordering de premie van bij Uwe instelling aangesloten boeren leenbanken de medewerking van de Raden van Ar beid te verkrijgen." Totdat dus eene uiteindelijke beslissing is genomen waarvan wij te zijner tijd mededeeling zullen doen, be hoeven de Boerenleenbanken geen aangifte te doen, nocl eenige formulieren in te vullen. Mocht een ambtenaar van den Raad van Arbeid een Bank toch formulieren ter invulling voor aangifte voor leggen, dan adviseeren wij dit artikeltje dien ambtenaa te laten lezen, speciaal het antwoord van het Bestuur de Rijksverzekeringsbank. De Bank zal dan verder wel met rust gelaten worden DE BOERENLEENBANKEN EN DE ZIEKTEWET. Zijn de Boerenleenbanken althans voorloopig ontslage allerlei papperassen in te vullen voor de Land- en Tuin bouwongevallenwet, nu zullen zij wel ambtenaren op b. zoek krijgen, die gegevens wenschen voor de Ziektewet welke op 1 Augustus 1929 gedeeltelijk in werking ij getreden. Deze wet stelt ten doel aan arbeiders een geldelijkei steun bij ziekten te verzekeren. In deze wel wordt onder arbeider verstaan, elke arbeil der in dienst van een onderneming en onder werkgever! ieder, die één of meer arbeiders bij een onderneming iii dienst heeft. Wij meenen, dat onze boerenleenbanken ook met dezl wet niets te maken hebben, onder meer, omdat een boe renleenbank geen onderneming is. Wanneer echter eene Bank eene kennisgeving moeit i ontvangen, dat zij vöor de Ziektewet werd ingeschreven; dan gelieve het Bestuur die kennisgeving ten spoedigst aan de Centrale te zenden. Dan zullen wij onmiddellijll beroep tegen die beslissing instellen. VRAAG EN ANTWOORD. Vraag. Is het gewenscht, dat er plaatselijke samen-| werking is tusschen een Coöp. Boerenleenbank en anl dere vereenigingen werkende op het gebied van deil landbouw (b.v. zuivelfabrieken, landbouwvereenigingen! 1 Zoo ja, wat is dan uwe meening over een bestuursli 1] eener Coöp. Boerenleenbank welke meent, dat hij, all hoewel hij landbouwbenoodigdheden noodig heeft, del landbouwvereeniging ter plaatse niet behoeft te steunen, omreden hij hierin geen verband ziet? Acht u een der gelijk persoon als bestuurslid eener Coöp. Boe renleenbank op zijn plaats? Antwoord. Het is zeer zeker gewenscht, dat el plaatselijke samenwerking is tusschen de verschillende! locale coöperaties. Immers zij hebben één gemeenschap] pelijk doel, namelijk het bevorderen van de welvaart van de aangesloten boeren. De middelen tot dat doel verschillen: bij de Boerenleenbank zijn de middelen ert dietverleening, enz., bij de landbouwvereeniging gemeen! schappelijke aankoop van landbouwbenoodigdheden, bijl de zuivelfabriek gemeenschappelijke zuivelbereiding! Maar dat neemt niet weg, dat het achter elke coöpera tie liggende doel het zelfde js g>;t reeds is o-i- een vol doende grond voor nauwe samenwerking. Maar er isl nog meer. De leden van de verschillende locale coöpe-] raties zijn veelal voor een groot deel dezelfde menscher| Ook dit moet tot samenwerking voeren. Er is een derde argument voor samenwerking, erl dat is gegrond op de coöperatie-idee. Wij beschouwen!

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1929 | | pagina 2