DE RAIFFEISEN-BODE. VRAAG EN ANTWOORD. Vraag: In welke gevallen van ophouden van het lidmaatschap, (overlijden, vertrek buiten het werkge bied, bedanken door het lid, opzegging van het lidmaat schap door het bestuur, ontzetting) moet het bestuur het ledenregister (mede) afteekenen? Art. 5 der statuten schrijft in geval van opzegging van het lidmaatschap door het lid niet voor dat het be stuur dan ook moet teekenen. Artt. 6, 7 en 8 spreken alleen van het doen van „aan- teekenen", doch niet dat door Voorz. en Secr. ook ge- teekend moet worden. A. O. Antwoord: De coöperatie-wet bepaalt omtrent het (mede) afteekenen van het ledenregister door het Bestuur niets. Wij hebben dus alleen te zien naar de bepalingen der Statuten. Gelijk de inzender terecht opmerkt, schrijft art. 5 der Statuten niet voor, dat ingeval van opzegging door het lid ook door het Bestuur „afgeteekend" moet worden. Het is dus niet noodig. Het is niet voorgeschreven, om dat het mede-afteekenen door het Bestuur in verband met het stelsel der nieuwe coöperatie-wet geen zin meer heeft. Het Bestuur moet aan het lid zelf een schriftelijke erkentenis der opzegging afgeven (art. 13 coöperatie- wet). Wat nu betreft de andere wijzen van beëindiging van het lidmaatschap, het Bestuur moet hiervan aanteeke- ning doen in het ledenregister. Het is niet uitdrukkelijk voorgeschreven, dat het Bestuur deze aanteekening moet onderteekenen. Immers de wet eischt dit niet. Toch schijnt het ons wel gewenscht, en wel om twee redenen. In de eerste plaats zal de bewijskracht van het leden register grooter zijn, wanneer de aanteekeningen zijn onderteekend. In de tweede plaats bewijst het Bestuur door onderteekening der aanteekeningen dat het inder daad zijn verplichting tot het doen der aanteekeningen heeft vervuld'. Wanneer de aanteekeningen onderteekend zijn, kan dus later tot het Bestuur nooit het verwijt wor den gericht, dat het niet zelf de aanteekeningen heeft gedaan. Wij zouden elk Bestuur dus adviseeren de aanteeke ningen van overlijden, ontzetting en opzegging door het Bestuur te onderteekenen. Voldoende is natuurlijk, dat twee bestuursleden onderteekenen. Vraag: In hoeverre zijn kwitantie's voor en van gemeenten en waterschappen aan zegelrecht onder worpen Antwoord: De Zegelwet (art. 37 nr. 9) stelt alleen vrij van zegelrecht de kwitantie's voor gelden, welke door den Staat, door provinciën, gemeenten, waterschap pen of andere door het openbare gezag ingestelde zede lijke lichamen en instellingen verschuldigd zijn. Dus alleen kwitantie's, welke worden afgegeven aan den Staat, gemeenten, enz. zijn vrij van zegel. Kwitan tie's, welke door een gemeente aan een Bank worden afgegeven, zijn dus aan zegelrecht onderworpen. Voor alle betalingen aan een gemeente moet dus door de Bank een gezegelde kwitantie worden afgegeven. Niet alle kwitantie's, die aan een gemeente, enz., worden afgegeven, zijn zegelvrij. Alleen die kwitantie's, welke worden afgegeven voor storting van gelden, die door de gemeente, enz., verschuldigd waren. Indien dus een gemeente f 100.stort in het credit eener rekening courant, of op een spaarrekening, moet de kwitantie, die de Bank hiervoor afgeeft, gezegeld worden. Want deze storting dient niet tot voldoening eener schuld van de gemeente. Wordt echter door de gemeente geld gestort in het debet harer rekening-courant, of ten gedeeltelijke af lossing van een voorschot, of ter betaling van rente, dan voldoet zij wel een schuld, die zij heeft aan de Bank. De kwitantie's, die de Bank voor deze stortingen afgeeft, zijn dus vrij van zegel. VAN HEINDE EN VER. Een nieuwe vorm van coöperatie. De coöperatie is doorgedrongen in een gebied, waar men haar niet zoo spoedig zou verwachten, namelijk in 't gebied der zoogenaamde bedrijfsorganisatie. Men weet, dat velen in een bepaalde regeling der bedrijfsorganisatie de oplossing der sociale kwestie zoeken. Zoo b.v. ten onzent Prof. Veraart, die de zoogenaamde publiekrechte lijke bedrijfsorganisatie propageert. Wij zullen hierop niet verder ingaan wij wilden alleen even duidelijk ma ken, hoe belangrijk de nieuwe vorm van coöperatie, die wij hier op het oog hebben, kan worden. Onze coöperatie-wet noemt als een der doeleinden van de coöperatie: de gemeenschappelijke uitoefening van nering of ambacht. Dit is ook het doel van den nieuwen vorm van coöperatie, waarop wij hier de aandacht willen vestigen. Maar er is één verschil met de soort van coöpe ratie, die de wet in haar definitie bedoelt. De wet bedoelt 't gemeenschappelijk uitoefenen van ambacht op zich zelf, als eigen, onafhankelijk bedrijf. Een groep electriciëns richt b.v. een coöperatie op, om te zamen een electri- ciëns-bedrijf te voeren. De coöperatie, die wij thans op het oog hebben, werkt in een bedrijf. Zij is een vereeni- ging van een groep arbeiders, die in dezelfde afdeeling werken. In plaats van met de afzonderlijke arbeiders heeft de werkgever alleen met de coöperatie te maken. Aan de coöperatie betaalt hij elke week een zekere som gelds uitdeze betaalt op hare beurt de arbeiders, die lid van haar zijn. Echter niet volgens regels door den werkgever vastgesteld, doch volgens regels door de al- gemeene vergadering der coöperatie vastgesteld. De coöperatie zorgt, dat het werk, dat verricht moet wor den, wordt gedaan. Hoe, dat regelt zij weder zelf. In de vaststelling der arbeidstijden is zij vrij. Natuurlijk- moet ervoor gezorgd worden, dat de noodige hoeveel heid werk verricht wordt. Gewoonlijk bestaat hierom trent een regeling van winstdeeling tusschen coöperatie en werkgever, die dit als van zelf waarborgt. De coöperatie kiest haar eigen leider(s), ten minste, wanneer zij in haar zuiversten vorm gegoten wordt. Soms behoudt de werkgever zich voor den leider te benoemen. Het is duidelijk, dat de arbeiders zich op deze wijze een groote mate van zelfstandigheid verzekeren. Dat is dan ook het bezwaar, dat van werkgeverszijde ertegen wordt aangevoerd. De ervaring schijnt echter te bewij zen, dat deze zelfstandigheid niet tot moeilijkheden leidt. Een voordeel voor den werkgever is, dat de instelling van arbeidscoöperatie's hem ontheft van personeelbe- slommeringen. Immers de coöperatie zelf moet voor het noodige personeel zorgen, en moet moeilijkheden met het personeel oplossen. Uiteraard kan deze coöperatie alleen worden toe gepast in grootere bedrijven. Volgens de mededeelingen van het Internationale Arbeidersbureau te Genève, waaraan wij een en ander ontleenen, is deze vorm van coöperatie speciaal te vinden in Frankrijk, waar ook een „Association pour le déve- loppement des contrats coopératifs de travail" (vereeni-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1929 | | pagina 4