00 De landbouwers bemoeien zich te veel met hun
coöperatie's; dit onttrekt hen aan hun eigenlijken werk
kring, terwijl het bovendien leidt tot mindere vrijheid van
de technische en commercieele leiders der coöperatie's.
4
DE RAIFFE
ISEN-BODE.
clan zal de coöperatie zeker steeds verder om zich heen
grijpen, omdat het dan zeer gemakkelijk is om de boeren
voor haar te winnen. Groote winsten eventueel door orga
nisatie mogelijk geworden, zullen medewerken om de
coöperatie terrein te doen winnen, daar ze de landbouwers
ook begeerig zullen maken zelf de voordeelen te genieten,
thans door anderen te hunnen koste genoten.
Het hangt dus m.i. voor een groot deel van den specu
latieven handel en industrie, zelf af, of zij door de coöpe
ratie zullen worden overvleugeld. Het is meer dan tijd,
dat dit meer algemeen wordt ingezien. Want al is voor
vele landbouwers de coöperatie voornamelijk een middel
tegen misbruiken van de zijde van anderen en een middel
om, te hunnen koste gemaakte, abnormale winsten voor
zich zelf op te eischen, dat neemt niet weg, dat wanneer
cte coöperatie eenmaal bestaat, zij niet dadelijk weer ver
dwijnt, wanneer de oorzaken van haar ontstaan zijn opge
ruimd. Daarvoor is te veel kapitaal in de verschillende
coöperaties vastgelegd. Ook het feit, dat men met de
coöperaties is opgegroeid, zal velen weerhouden haar zon
der bepaalde redenen weer los te laten. Bovendien doen
coöperatoren, die met de coöperatie verdere doeleinden
nastreven, steeds al hetgeen in hun macht is om voor
coöperatie-quand-même propaganda te maken.
Den laatsten tijd is deze iets moeilijker geworden door
enkele debacles, welke aan menigen landbouwer bange
oogenblikker. en zware verliezen hebben berokkend. De
speculatieve handel en industrie zullen m.i. goed doen
van deze omstandigheid gebruik te maken om thans te
trachten terrein te herwinnen. Maar dit geschiede niet
door macht tegenover macht te stellen in de hoop eene
monopoliepositie te vestigen, maar door wat men tegen
woordig gaarne noemt „service", door aan de wenschen
van landbouw en consumenten tot het uiterste tegemoet
te komen opdat deze door den speculatieven handel en
de spec. industrie evengoed of beter worden bevredigd
dan door de coöperatie mogelijk is. (VI). Geschiedt dit,
dan zullen zij waarschijnlijk nog veel terrein kunnen her
winnen, daar ook vele landbouwers heel goed weten, dat
de coöperatie niet uitsluitend voordeelen biedt. Geschiedt
het echter niet, dan voorzie ik, dat de coöperatie zich nog
belangrijk zal uitbreiden.
(I) Professor Mees meent een kenmerkende eigen
schap der coöperatie ontdekt te hebben. Namelijk, dat
de deelnemers zich ter v ersterking van hun economische
positie te zamen begeven op een terrein van werkzaam
heden, van bedrijf, dat eigenlijk het hunne niet is.
Naai onze meening is dit kenmerk niet veel beter dan
de andere, die Prof. Mees zeer terecht verwerpt.
Een groep boeren, die een coöp. zuivelfabriek opricht,
begeeft zich absoluut niet buiten het terrein van hun
bedrijf. De coöp. zuivelfabriek is niets anders dan een
verlengstuk van hun bedrijf. Wat zij voorheen zelf deden,
in hun eigen boerderij, laten zij nu op meer economische
en hygiënische wijze in een speciaal daarvoor ingericht
gebouw doen. Ook met een coöperatieve aankoopvereeni-
ging gaat de boer niet buiten zijn eigen terrein. Wat
maakt het economisch voor verschil of hij de kunstmest
op zijn eentje koopt, of samen met andere boeren?
Er zijn dus coöperatie's, en wel zeer belangrijke soor
ten, die het kenmerk van Prof. Mees niet bezitten.
Anderzijds kan men zich zeer wel andere vereenigings-
vorme.t voorstellen, die het wel bezitten. Stel b.v., dat tien
renteniers, ten einde meer rente van hun geld te trekken,
tezamen een naamlooze vennootschap tot exploitatie van
een auto-garage oprichten. Zij treden dan buiten het ter
rein van hun werkzaamheid (renteniereni) en zij doen
dit tot versterking van hun economische positie. Hun
N.\ voldoet dus aan het kenmerk van Prof. Mees, maar
niemand zal toch beweren, dat zij economisch een coöpe
ratie is!
Zulke N.V.-en. waarbij de deelnemers zich buiten het
terrein hunner werkzaamheden begeven om hun econo
mische positie te versterken, zijn er bij honderden en
duizenden.
(II) Bij het opsommen van de voordeelen der coöpe
ratie werkt Prof. Mees wel heel sterk met het woordje;
„soms". Had hij ook aan de Boerenleenbanken gedacht,
dan had hij ongetwijfeld ook geschreven: soms zal de
landbouwer door een coöperatieve bank goedkooper cre-
diet verkrijgen.
Uit het woordje „soms" blijkt voldoende, dat Prof. Mees
de waarde van de coöperatie voor den landbouwer niet
hoog aanslaat. Een instelling, die niet meer dan „soms"
voordeel oplevert, is voor den landbouw niet van het
groote belang, dat de landbouwers zelf eraan schijnen
toe te kennen.
Wij zullen hier niet met Prof. Mees in debat treden.
Dat de coöperatie meer, véél meer dan „soms" voordeel
oplevert, dat zij zelfs in den regel voordeel (en belangrijk
voordeel 1) oplevert, zal hij vermoedelijk toch niet van ons
willen aannemen. Wij willen alleen zeggen, dat het ons
van een Wageningsch professor, die den landbouw en zijn
instellingen dient te kennen, tegenvalt, dat hij zulk een
oordeel, dat blijkbaar niet op voldoende waarneming
steunt uitspreekt.
Prof. Mees is in het opsommen van de voordeelen, die
de coöperatie soms afwerpt, niet volledig. Hij verzuimt
te noemen den prijsregelenden invloed, die van de coöpe
ratie uitgaat. Dit is o.i. een der grootste voordeelen der
coöperatie-, die niet alleen ten bate van de coöperatoren
zelf, maar ook ten bate van de niet-coöperatoren komt.
(II!) Het nadeel van zich te veel te binden komt
slechts zeer sporadisch en dan nog in zwakke mate voor;
het is nauwelijks de moeite waard om "het te vermelden.
(IV) De consument van producten, waarvan de prijs
op de wereldmarkt wordt bepaald, zal in een klein land
als het onze niet veel van kostprijsverlaging door de
coöperatie bemerken aldus Prof. Mees, die hier echter
uit het oog verliest, dat de coöperatie de distributie aan
merkelijk goedkooper maakt, en aldus binnenslands toch
een belangrijke kostprijsverlaging bereikt.
Wij zouden zeggen: de landbouwers bemoeien zich
te weinig met hun coöperatie's. Er zijn er altijd een
paar op wie de coöperatie drijft; maar de groote meer
derheid trekt zich, zoolang de zaak goed gaat fen dat is
toch regel), niets of zeer weinig ervan aan.
Bovendien is het niet juist, dat de coöperatie den land
bouwer uit zijn bedrijf haalt. Prof. Mees schijnt het bedrijf
van den boer zeer eng en ouderwetsch te beschouwen;
ploegen, eggen, zaaien, koeien melken, enz. Het bedrijf
van den boer is tegenwoordig heel wat uitgebreider. Het
heeft zich ten deele buiten de grenzen van zijn erf en zijn
land verlegd. En tot dit uitgebreide bedrijf behoort zijn
eigen coöperatie.
Dat de technische en commercieele leiders van coöpe
ratie's weinig vrij zijn in hun handelingen, is voor 99 °/n
der coöperatie's onjuist.
Bezit'en de kassiers der honderden Boerenleenbanken,
de Directeuren der honderden zui- e'fabrieken. de zaak
voerders der honderden aankoonvereen'gingen te weinig
vrijheid? Niemand, die de praktijk kent, zal dit beweren.
Vrijheid 0111 vlot handel te drijven hebben zij ook niet
noodig, want er is in die coöperatie's geen sprake van
handeldrijven in den gewonen zin van het woord. Bezitten
de Directeuren van de groote coöperatieve fabrieken