DE RAIFFEISEN-BODE.
3
Vooral van de productieve arbeidersverenigingen,
waarbij de loondienst wegvalt,heeft menigeen groote
verwachtingen gehad. De vorm van coöperatie heeft zich
echter slechts weinig ontwikkeld en waar zij slaagde
werden soms buiten de vereeniging staande arbeiders
in dienst genomen, zoodat de tegenstelling tusschen
werkgever en werknemer herrees.
Van groote praktische beteekenis zijn vooral de coöp.
verbruiksvereenigingen en de landbouwcoöperaties. Met
deze laatste, en nog met uitsluiting der credietcoöpe-
raties. zullen wij ons hier verder bezig houden. Het zijn
coöperaties van landbouwers, van ondernemers dus.
Economisch hebben ze geen ander doel dan de positie
van den landbouwer te versterken. Tot dat doel begeven
de landbouwers zich dus gezamenlijk op een gebied, dat
tot dusverre niet het hunne was.
Is het nu gewenscht, dat zij, zooals sommigen willen,
hunne werkzaamheden over een steeds grooter terrein
zullen uitstrekken? Deze vraag is niet met eene eenvou
dige bevestiging of ontkenning te beantwoorden. Aan
eene uitbreiding van het gebied der landbouwcoöperatie
zijn voor- en nadeelen verbonden, zoowel voor den land
bouwer zelf als voor het algemeen.
Voordeel der coöperatie is voor den landbouwer, dat
zij hem soms zijn grond- en hulpstoffen goedkooper ver
schaft en dat zij hem soms een beteren prijs voor zijne
producten oplevert. Bovendien zal door coöperatief op
treden soms de kwaliteit van grond-en hulpstoffen kunnen
worden verbeterd. (II).
Nadeel is voor den landbouwer, indien hij zich bij
deelneming aan de coöperatie moet binden tot vaste
leveranties. Neemt hij in vele coöperaties deel, dan kan
zijne bedrijfsvrijheid belangrijk worden be'emmerd (III).
Uit algemeen maatschappelijk oogpunt is het een voor
deel, indien de landbouwer door coöperatie zijne pro
ductiekosten weet te verminderen, al zal de consument
van producten, waarvan de prijs op de wereldmarkt tot
stand komt, van kostprijsverlaging in een klein land als
het onze niet veel bemerken. (IV).
Ook het nadeel, dat de boer, door deel te nemen in,
vele coöp. bedrijven, zijne bedrijfsvrijheid meer of minder
verliest, geldt niet alleen den individueelen landbouwer,
maar ook het algemeen welzijn is erbij betrokken. Het is
uit algemeen oogpunt zeker gewenscht. dat de landbouw
zich aan wijziging der conjunctuur kan aanpassen.
Bezien van den kant van de volkswelvaart in het alge
meen heeft de coöp. het voordeel, dat zij kan leiden tot
een beter product. Ook de niet-coöp. ondernemingen
kunnen in dat opzicht soms resultaten bereiken, b.v. door
hare prijzen in verband met den aard van 'het product
te regelen, maar het is een feit, dat zij in dit opzicht
meermalen in gebreke zijn gebleven.
Hiertegenover moet echter ook weer melding worden
gemaakt van enkele nadeelen der coöperatie.
Wanneer de landbouwer velerlei takken van bedrijf
aan zich trekt, vermindert de verdeeling van arbeid bij
de voortbrenging. Men tracht dit te weerleggen door
erop te wijzen, dat ook de coöperatie gebruik maakt van
werkkrachten, welke zich geheel aan hun beperkte taak
kunnen wijden. Dit is zeker juist, maar ook, dat de land
bouwers in verband met hun veelal ruime aansprakelijk
heid en ook om te zorgen, dat het belangd van den land
bouwer in het bedrijf den doorslag blijft geven, zich veelal
zelf in niet geringe mate met de zaken der coöperaties,
waartoe zij behooren. moeten bemoeien. Zoowel het
landbouw- als het coöp. bedrijf ondervinden daarvan de
gevolgen. Het laatste ook in zooverre, dat zijne technische
en vooral commercieele leiders weinig vrij zijn in hunne
handelingen. Coöperaties zullen daardoor zelden zoo vlot
in haar handelen zijn als particuliere ondernemers en zelfs
als naamlooze vennootschappen. (V).
En wanneer, zooals sommigen wenschen, de coöperatie
eens de eenige vorm van bedrijf mocht worden, dan zou
de maatschappij ook om andere redenen hare behoeften
minder goed bevredigd krijgen dan wanneer die bevre
diging voor een belangrijk deel geschiedt door, vóór alles
naar winst strevende, ondernemers. Juist dit streven is
een waarborg, dat de voortbrenging zich bij voorkeur
richt op die goederen, welke blijkens de prijsvorming,
waaraan iedereen deel heeft, het meest gewenscht worden.
Niet ieder handelsman of. industrieel is ook geschikt
ambtenaai te zijn van overheid of coöperatie. Het is een
geluk, indien voor menschen van zeer verschillenden aan
leg de mogelijkheid bestaat zich te ontplooien. Eene
samenleving, waarin voor persoonlijkheden van zeer uiteen
loopend karakter en bekwaamheid een passende plaats is,
is de meest gewenschte. Bij uitsluitend coöp. bedrijf is
die meest gewenschte toestand niet aanwezig. Differen
tiatie ook in de bedrijfsvormen is ook daarom van over
groot belang.
Dus niet alles coöperatief, maar ook niet alles specu
latief (om deze uitdrukking maar te gebruiken voor het
niet-coöp. bedrijf). Maar het een naast het ander.
In hoeverre aan den eenen of aan den anderen vorm
van bedrijf uitbreiding moet worden gegeven, hangt van
de behoeften van het oogenblik af. Onvoldoende voor
ziening in de credietbehoeften van den kleinen landbou
wer heeft geleid tot het coöp. Raiffeisen-systeem. Minder
gewenschte praktijken in den handel hebben de boeren
tot coöp. aankoop gebracht. Onvoldoende betaling der
door de landbouwers voortgebrachte producten voor de
landbouwindustrie hebben hen deze zelf ter hand doen
nemen. Tekortkoming van anderen hebben dus meer
malen den stoot gegeven tot coöp. optreden der boeren.
Zeker zal ook het zien van groote winsten in spec. handel
en industrie tot de ontwikkeling der coöperatie hebben
bijgedragen.
Die ontwikkeling heeft aan den spec. handel en in
dustrie veel terrein doen verliezen. De Heer G. J. Blink
heeft dit in een artikel in het Algemeen Zuivel- en Melk
hygiënisch Weekblad (no. 22, 24, 25, 27 en 30 van 1928!
met eenige bezorgdheid geconstateerd. Ook ik zou, zooals
ik zeide, niet gaarne de coöperatie als alleen overblijvend
zien. De Heer BI. meent, dat de spec. landbouwhandel
en -industrie zich nationaal en internationaal meer moeten
organiseeren, ten einde te voorkomen, dat zij op confe
renties en elders zullen worden doodgezwegen en dat
wetgevers en regeer'ngen maatrege'en nemen welke tegen
hunne belangen zijn gericht.
Zeker kan zoodanige organisatie aanbeveling verdienen.
Zij kan echter ook gevaren medebrengen. Immers is zij
eenmaal tot stand gebracht, dan kan zij licht ook voor
andere (monopolistische^ doeleinden worden gebruikt,
rechtstreeksch ten nadeele van den landbouw en op den
duur zeker ook ten nadeele van de aangeslotenen zelve.
Handel en industrie worden m.i. niet alleen bedreigd
door gebrek aan macht, maar meer nog door het feit,
dat zij niet steeds voldoende weten te bevredigen dc
behoeften van den landbouw. En dit feit kan door eene
machtspositie, door middel van organisatie verkregen,
allicht nog versterkt worden.
Coöperatie wordt terecht vooral aanbevolen, wanneer
de belangen van den landbouw niet voldoende .worden
gediend. Wil de speculatieve handel en industrie zich
handhaven of uitbreiden, dan zullen zij m.i. meer met die
belangen rekening moeten houden, ook indien zij zelf in
eene tegemoetkoming aan de wenschen van landbouwzijde
geen rechtstreeksch voordeel zien. Indien door meerdere
aansluiting d i t beter mogelijk wordt, dan juich ik eene
verdere organisatie van den spec. handel en industrie van
harte toe. Maar wanneer die organisatie wordt gebruikt
om een monopoliestelsel tot eigen voordeel uit te buiten.