DE RAIFFE
I S EN-B O DE.
Aangezien het zeer zeker van belang is, dat de kassiers
hunne leden en spaarders behulpzaam zijn bij het in
wisselen van oud bankpapier, vestigen wij op dit punt
nog eens de aandacht.
REDACTIONEEL GEDEELTE.
HANDEL EN COÖPERATIE.
Onder dezen titel heeft Prof. Mr. W. C. Mees R.A.zn.,
te Wageningen een artikel het licht doep zien in het
Weekblad „Schakels", orgaan van de fabrikanten van
en handelaren in kunstmeststoffen, enz. Wij laten dit
artikel hier in zijn geheel volgen, overeenkomstig den
wensch, door den heer Stroink ter algemeene vergade
ring uitgesproken. Wij voegen enkele aanteekeningen
eraan toe. De Romeinsche cijfers in den tekst van het
artikel verwijzen naar deze aanteekeningen.
Coöperatie is tegenwoordig een belangrijke factor in
ons economische leven. Op velerlei gebied treft men haar
aan. Er bestaat coöjreratie tot gezamenlijken inkoop van
verbruiksartikelen (uinkelvereen'gingen als „Eigen Hulp",
landbouwvereenigingen tot aankoop van kunstmest enz.),
tot gezamenlijke aanschaffing van zaken ten gebruike van
deze door de deelnemers om beurten (coöp. vereenigingen
tot aanschaffing en exploitatie van een stoomdorsch-
machine of tot het houden van een dekhengst), er bestaan
ook coöp. productievereenigingen tot het oprichten en
exploiteeren van ondernemingen van nijverheid (zuivel-,
aardappelmeel-, strookarton-, suikerfabrieken; ook pro
ductieve arbeiders-associaties), coöp. handels- en veilings-
vereenigingen, vereenigingen op verzekeringsgebied of op
het gebied van credietverleening of'volkshuisvesting.
Aan welke eischen moet eene vereeniging voldoen om
aanspraak te kunnen maken op de aanduiding coöpe
ratief?
Het is vreemd, dat omtrent karakter en doel der coöpe
ratie nog steeds groote onzekerheid bestaat, zoo groote
onzekerheid, dat de wetgever bij de herziening onzer wet
op de coöperatieve vereenigingen in 1925 het maar wijzer
vond de weinig zeggende definitie van art. 2 der wet van
1876 te handhaven, daar deze tenminste tot geene moei
lijkheden aanleiding had gegeven.
Toch is het van belang het juiste karakter der coöpe
ratie op te sporen en haar doel te kennen ten einde te
weten, welke houding tegenover dezen vereenigingsvorm
moet worden aangenomen.
Taalkundig is coöperatie niet anders dan samenwer
king. Maar niet alle samenwerking wordt als coöperatie
aangeduid.
Velen denken bij gebruik van het woord coöperatie
allereerst aan eene samenwerking van wemig kapitaal
krachtige personen tot verhooging hunner welvaart. Er
zijn echter vereenigingen van welvarende landbouwers,
welke zich met den naam coöperatief tooien. Wordt hier
wellicht het woord in oneigenlijken zin gebezigd?
Sommigen meenen het en rekenen alleen arbeiders-
coöperatie werkelijke coöperatie.
Anderen zoeken het karakteristieke der coöperatie,
waarin zij zich van andere vormen van samenwerking
onderscheidt, in haar niet-exclusieve doel: ieder die wil
meedoen, kan door toetreding als lid mede genieten van
de beoogde voordeelen. Het is echter bekend, dat er
coöperaties zijn, die allerminst gemakkelijk zijn met het
toelaten van nieuwe leden.
Nog anderen meenen, dat voor de vraag of men met
eene coöperatie te doen heeft, beslissend is de regeling
der winstverdeeling, maar er zijn er ook, die ontkennen,
dat bij coöperatie winst beoogd wordt; niet winst, doch
lotsverbetering zou haar doel zijn. Dus ook in de wijze
van winstverdeeling kan moeilijk het bijzondere der ccöpe'
ratie zijn gelegen.
Geen dezer pogingen om het begrip coöperatie nauw
keurig vast te stellen, bevredigt dus ten volle. De ver
eenigingen, welke als coöperatie worden aangeduid, zijn
van zoo diverse pluimage, dat het moeilijk is een alle
omvattende definitie te geven.
Toch hebben ze m.i. wel iets gemeen, waarin ze zich
van andere vormen van samenwerking onderscheiden.
N.l. dit, dat bij haar de deelhebbende personen zich, ten
einde hunne economische positie te versterken, tezamen
gaan begeven op een terrein van werkzaamheden, van
bedrijf, dat eigenlijk niet het hunne is. Zij geven er dan
ook hunne gewone werkzaamheden niet voor op. Arbei
ders sluiten zich aaneen om tezamen tevens als onder
nemer op te treden, landbouwers om tezamen een indus
trieel bedrijf te stichten en te exploiteeren, consumenten
om gemeenschappelijk de plaats in te nemen van wie tot
dusverre hun leverancier was. Zij aanvaarden daarmede
een nieuwe functie, maar blijven tevens in hunne oude
werkzaam; deze blijft voor hen zelfs hoofdzaak en de
nieuwe werkzaamheid wordt aan die hoofdwerkzaamheid
ondergeschikt gemaakt. De arbeider in eene coöperatieve
arbeidersvereniging blijft vóór alles arbeider, de land
bouwer, deelnemer in eene coöp. aardappelmeelfabriek,
blijft in de eerste plaats landbouwer, de aangeslotene bij
eene vereeniging als „Eigen Hulp" blijft vóór alles con
sument. Hier ligt m.i. het criterium. Is hieraan niet vol
daan, dan zal men m.i. ook volgens het spraakgebruik
niet van coöperatie spreken. (I).
De juridische vorm van samenwerking is niet beslis
send. Menige coöperatie heeft niet den vorm eener coöp.
vereeniging in den zin der wetten van 1876 of 1925, maar
b.v. dien eener vereeniging als geregeld bij de wet van
1855 of dien eener naamlooze vennoofschap.
Bij de coöperatie is de ter hand genomen werkzaam
heid dus ondergeschikt aan eene bepaalde hoedanigheid
der deelnemers. Dit zal allicht ook tot uiting komen in de
wijze van winstverdeeling. Deze geschiedt veelal niet naar
gelang van deelneming in het kapitaal, maar öf gelijkelijk
per hoofd óf naar gelang van levering aan óf afneming
van het coöp. bedrijf.
Het feit, dat men eigen werkkring niet vaarwel zegt,
maakt, dat de deelnemer in de coöperatie veelal tweeërlei
functies vervult; men is tegelijk arbeider en ondernemer,
afnemer en leverancier, industrieel en leverancier van
grondstoffen.
Het doel kan bij de coöperatie zeer verschillend zijn.
Arbeiders stichten soms een productievereeniging om aan
den loondienst te ontkomen; zij worden hun eigen werk
gever. In het algemeen is het doel veelal zich onafhan
kelijk te maken van groepen, waarvan men misbruik
van macht heeft ondervonden, meent te hebben onder
vonden of vreest. Coöperatie zal steeds op verhooging
van welvaart gericht zijn. Tevens kunnen echter ook meer
ideëele doeleinden worden nagestreefd. Door de leuze,
dat de coöperatie werkt door en voor de leden, kan het
solidariteitsgevoel (veelal georganiseerd eigenbelang) wor
den aangekweekt. Het vereenigingsleven kan ook dienst
baar worden gemaakt aan oogmerken op godsdienstig of
politiek gebied. Voor sommigen zijn deze bijoogmerken
zelfs hoofdzaak.
Niet allen, die het nut der coöperatie inzien, verwachten
van haar hetzelfde. Sommigen meenen. dat zij zal kunnen
leiden tot een algeheele hervorming der samenleving.
Anderen prijzen haar slechts aan, omdat zij voor de deel
nemers bepaalde voordeelen belooft: goedkooper waren
voor der, consument, hoogere prijzen voor de producten
van den coöpereerenden landbouwer.