DE RAIFFEISEN-BODE. 79 ichtsvordering tot nietigverklaring wel niet in den weg taan. Indien de borg geen andere goederen bezit, waarop ïen verhaal kan nemen, staat het zonder meer vast, dat e schuldeischers door den verkoop benadeeld zijn. Iets meer moeite zal misschien het vereischte sub c pleveren. Men moet kunnen aantoonen, dat de borg hst, dat de benadeeling der schuldeischers het gevolg an den verkoop zou zijn. De borg zal dit wel ontkennen; lij zal b.v. zeggen: ik werd er niet minder door, want 1; ontving een behoorlijken prijs; toen de verkoop tot itand kwam, kon ik van te voren niet weten, dat ik dat reld door ongelukkige speculaties zou verliezen. In zulke gevallen hangt het dikwijls van den indruk ?an de Rechtbank af, of men gelijk krijgt of niet. Indien leze den indruk ontvangt, dat de borg niet te goeder rouw is, zal zij wellicht eerder aannemen, dat hij van ie benadeeling der schuldeischers op de hoogte was en ieze bedoelde, dan wanneer zij den indruk heeft, dat hij ivel te goeder trouw was. En welke indruk de Rechtbank verkrijgt, hangt weer voor een belangrijk deel af van de advocaten der partijen. De wet maakt het den schuldeischer niet gemakkelijk! Als hij gelukkig over het vereischte sub c heen gekomen is (en daar is in het gestelde geval een goede kans op), komt de laatste en tevens zwaarste hindernis: hij moet ook kunnen bewijzen, dat de kinderen wisten, dat benadeeling der schuldeischers het g;evolg van den verkoop zou zijn. Men gevoelt, dit is moeilijk aan te toonen. In sommige gevallen zal het wel aannemelijk zijn te maken, maar in andere niet. Veel hangt hier weer af van de indrukken, die bij de Rechtbank worden gewekt. Onze conclusie is dus, dat art. 1377 B.W. wel een kans geeft om de verkochte goederen nog te achterhalen, doch een zeer onzekere kans. Men loopt het risico dat de rechtsvordering tot nietigverklaring van den verkoop wórdt afgewezen; dit sluit ook een vrij belangrijk kosten-risico in, want een verloren proces kost allicht enkele honderden guldens (wanneer er hooger beroep is ingesteld, natuurlijk nog meer). Gelukkig is er nog een andere, gemakkelijker wèg, om de goederen van den borg te achterhalen, namelijk die van faillissement. Deze weg staat echter niet altijd open: niet in alle gevallen kan men iemand failliet krijgen (wij gaan, om ons antwoord niet al te lang te rhaken, hierop maar niet in). En faillissement helpt ook alleen maar, wanneer de faillietverklaring wordt uitgesproken binnen veertig dagen na de overschrijving. Heeft de over schrijving langer dan veertig dagen voor de faillietver klaring plaats gehad, dan kan de curator nog wel pro- beeren de goederen terug te krijgen, maar hij moet dat doen langs den onzekeren weg, dien wij zoo juist beschre ven hebben. Alleen wanneer tusschen overschrijving en faillietverklaring niet meer dan veertig dagen liggen, maakt de wet het hem veel makkelijker: zij ruimt dan de voornaamste hindernissen, namelijk de vereischten sub c en d, voor hem op. De curator behoeft dan niet te bewijzen, dat de borg en zijn kinderen wisten, dat bena deeling der schuldeischers het gevolg van den verkoop zou zijn. Indien dus de overschrijving minder dan veertig dagen oud is, vrage men ten spoedigste faillissement aan; men heeft dan alle kans op succes. Is zij reeds langer geleden geschied, dan houde men zich aan de spreuk: bezint eer gij begint. Hoe het ook zij, men make gebruik van de mogelijk heid van bijstand door de Juridische Afdeeling der Cen trale Bank. In het bovenstaande hebben wij steeds aangenomen, dat de goederen verkocht zijn. Het is ook mogelijk, dat zij zijn geschonken. Dan wordt de zaak, vooral in geval van faillissement, veel gemakkelijker. Wij volstaan er mede dit te constateeren, want het geval van schenking zal zich niet zoo dikwijls voordoen. Gefingeerde verkoop is een meer gewoon middel. Vraag 1. Een schuldenaar blijft in gebreke en het bestuur besluit, om de borgen aan te spreken. Billijk heidshalve wenscht het bestuur de borgen ieder de helft te laten betalen. Moet nu elk der borgen voor de geheele som of voor de helft worden aange sproken? Indien men elk voor de helft aanspreekt, kan men dan later, indien één der borgen onmachtig blijft, ook voor de tweede helft zijn rechten doen gelden? Vraag 2. Indien de Bank de borgen heeft aangeschre ven en daarna blijkt, dat de debiteur weer in beter doen is gekomen, kan de Bank zich daarna nog weer tot den debiteur wenden? Of is dit minder wenschelijk? Vraag 3. Heeft de Bank het recht, om in overeen stemming van den werkgever van den schuldenaar beslag op diens loon te leggen? Vraag 4. Welke stappen moeten door de Bank wor den gedaan, indien noch de schuldenaar, noch de borgen na aanschrijving iets van zich laten hooren? Antwoord op Vraag 1. De houding van het Bestuur ieder der borgen voor de helft aan te spreken, lijkt ons de meest juiste. Het Bestuur kan dan van ieder der borgen door be middeling van de Juridische Afdeeling onzer Centrale Bank de helft laten invorderen onder uitdrukkelijke reserve van haar verdere rechten tegen hem (in casu voor het geval, dat er op den medeborg geen of onvol doende verhaal mocht blijken te zijn). Antwoord op Vraag 2. De Bank behoudt, al schrijft zij de borgen aan, zelfs al "laat zij rechtsmaatregelen tegen hen nemen, toch al haar rechten tegenover den schuldenaar. Zij kan zich in het door U bedoelde geval dus zeker weder tot den debiteur wenden. Zulks zou geenszins minder wenschelijk zijn; integendeel, het ligt op den weg van de Bank de borgen zooveel mogelijk te sparen en tegen hen slechts verhaal te zoeken, indien er op den hoofdschuldenaar geen verhaal meer mogelijk is. Antwoord op Vraag 3. Zelfs zonder medewerking van den werkgever van den schuldenaai kan de Bank beslag op een gedeelte van het loon van den schuldenaar laten leggen. Antwoord op Vraag 4- Indien noch borgen noch schuldenaar na aanschrijving iets van zich laten hooren, moet de Bank zich wenden tot de Juridische Afdeeling der Centrale Bank. De Bank kan zich tot die Afdeeling reeds eerder wenden, n.1. wan neer blijkt dat de schuldenaar onwillig of onvermogend is en hij aan de tot hem gerichte aanmaningen tot be taling geen gevolg geeft. Op hypotheken, behalve crediethypotheken, kan alléén afgelost worden; afgeloste bedragen kunnen dus nooit weder opgenomen worden!

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1929 | | pagina 5