DE RAIFFEISEN-BODE. 47 VAAROM GEVEN Wij DE VOORKEUR AAN ™EEN COÖPERATIEVE VEREENIGING BOVEN EEN VEREENIGING VOLGENS DE WET VAN 1855? Men weet, dat er vooral twee vereenigingsvormen zijn, Ie in den landbouw naar voren komen: de Coöperatieve fereeniging en de zoogenaamde Vereeniging volgens fe Wet van 1855 (Koninklijk goedgekeurde Vereeniging, fok wel eens zedelijk lichaam genaamd. [Er heerscht tusschen deze twee vormen een zekere fvaliteit. Men kan namelijk dezelfde soort van vereeni- [ing gieten in beide vormen. Het sterkst sprekende [oorbeeld is wel de Boerenleenbank: de Banken welke nj onze Centrale zijn aangesloten, zijn alle Coöperaties; lie, welke lid zijn van de Eindhovensche Centrale, zijn jijna zonder uitzondering vereenigingen volgens de Wet |an 1855. Ook landbouwaankoop\ereenigingen zijn in seide vormen gegoten. I Het is bekend, dat onze organisatie sinds lange jaren Ie voorkeur geeft aan de Coöperatie. Dit blijkt niet' [lleen uit het feit, dat zij zich zelve geheel in het coöpe- [atieve kleed heeft gehuld, het blijkt ook. hieruit, dat in Ie Statuten onzer Banken aan Coöperatieve Vereenigin- ren een voorrecht wordt toegekend. Art. 39 schrijft voor, lat voor voorschotten, enz. steeds persoonlijke of zake- njke zekerheid moet worden gesteld. Onder persoonlijke [ekerheid zoo gaat het artikel voort kan worden rnedegerekend de onbeperkte aansprakelijkheid der leden lener Coöperatieve Vereeniging. Het artikel noemt [lier niet de Vereeniging volgens de Wet van 1855; dus de onbeperkte aansprakelijkheid van de leden van zulk pen Vereeniging kan niet als persoonlijke zekerheid worden aangemerkt. De Vereeniging volgens de Wet van f855, wier leden onbeperkt aansprakelijk zijn, zal dus [och afzonderlijke zekerheid moeten stellen. Hieruit spreekt duidelijk de voorkeur voor de Coöpe ratieve Vereeniging. De grond van deze voorkeur is ongetwijfeld ook be kend: deze grond is onze meening, dat de Wet de Coöpe ratie met meer waarborgen heeft omringd dan de V er- eeniging volgens de Wet van 1855, waarborgen, die in het bijzonder voor de Boerenleenbanken van belang zijn. Het zou geen zin hebben hier uitvoerig uiteen- te zetten, welke die waarborgen zijn, die de'Coöperatie biedt en die de Vereeniging volgens de Wet an 1855 mist, ware het niet, dat wij sinds eenige jaren leven onder een nieuwe Coöperatie-wet, die belangrijke ver schilpunten met de oude wettelijke regeling vertoont. Daarom is het goed, dat wij ons rekenschap ervan geven, of de grond van onze voorkeur nog bestaat. Welke zijn dus thans de waarborgen, die ons aan de Coöperatieve Vereeniging boven de_ Vereenigingen volgens de Wet van 1855 de voorkeur doen geven? Wij noemen allereerst de betere regeling van verkrij ging en verlies van het lidmaatschap, die de Coöperatie- wet geeft. Eigenlijk konden wij het woordje beter wel weglaten, want voor de Vereeniging volgens de Wet van 1855 is geen enkele wettelijke bepaling omtrent ge noemde punten gegeven. Nu kan men ze wel heel goed regelen in de Statuten van zulk een Vereeniging, maar dan blijven nog ontbreken de wettelijke sancties, die de Coöperatie-wet geeft. Zap bepaalt art. 11 dezer Wet, dat de geschriften, waarbij het lidmaatschap wordt aangevraagd, gedurende ten minste 30 jaren moeten worden bewaard; art. 38 stelt op niet-nakoming van dit voorschrift een sanctie, namelijk een boete van ten hoogste duizend gulden. Zulk een straf kan natuurlijk door de Statuten eener Vereeniging volgens de Wet van 1855 niet worden ingesteld; straf kan alleen berusten iop de Wet.1) Nu kan men wel zeggen: die straf is niet noodig, de besturen zullen die papieren wel zonder zulk een stok achter de deur bewaren", en daar heeft men voor 999 van de 1000 gevallen wel gelijk in, maar wij willen ook in dat ééne geval, waarin het bestuur mis schien heel sterk bloot staat aan de verleiding om de aanvragen van het lidmaatschap weg te maken, veilig zijn. En in dat ééne geval is het misschien de strafbe paling, die het Bestuur van het verzaken van zijn plicht terughoudt. Onder omstandigheden kan deze strafbepa ling o. i. zeker nuttig zijn. Als er een ledenregister is, zegt de Coöperatie-wet, behoeven de schriftelijke lidmaatschapsaanvragen niet te worden bewaard. Zij zegt niet, dat het ledenregister ook moet worden bewaard. Maar toch moet worden aange nomen, dat een verplichting tot bewaring van het leden register bestaat. Want de Coöperatie is volgens de Wet koopman," en voor kooplieden schrijft het Wetboek van Koophandel de bewaring van hunne boeken voor. Op niet naleving van dit voorschrift is weer straf gesteld in het Wetboek van Strafrecht artt. 342 sub 3 en 343 sub 4. Deze bepalingen gelden niet voor de Vereeniging volgens de Wet van 1855. Dus ook hier weer een ont breken van de strafrechtelijke waarborgen. Wij meenen, dat deze waarborgen, die dus wel bestaan ten aanzien van de Coöperatie en niet ten aanzien van de Vereeniging volgens de Wet van 1855, belangrijk zijn. Want zij geven meer kracht aan die voorschriften, die voor derden van groot belang zijn, omdat zij het lid maatschap, waarop weer de aansprakelijk.leid lust, betreffen. Ook de voorschriften omtrent uittreding der leden wor den door de Coöperatie-wet door een strafbepaling be krachtigd. Het niet nauwkeurig boekhouden daarvan is strafbaar met een boete van ten hoogste f 1000.-. Voorts worden door art. 342 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld' bestuurders eener Coöpera tieve Vereeniging (en niet eener vereeniging volgens de Wet van 1855), die hebben medegewerkt of toestemming gegeven tot handelingen met de Statuten in strijd, waar door verliezen zijn ontstaan, of die op bezwarende voor waarden geld hebben opgenomen om het faillissement der Vereeniging uit te stellen, wetende dat dit toch niet zou kunnen worden voorkomen, of aan wie het te wijten is, dat de boeken zijn verdwenen een en ander indien de Vereeniging in staat van faillissement is verklaard. Art. 343 van het Wetboek van Strafrecht stelt voorts de bestuurders eener Coöperatieve Vereeniging (en weer niet eener vereeniging volgens de Wet van 1855) straf baar voor enkele andere onregelmatigheden, gepleegd ter bedriegelijke verkorting van de rechten der schuld- eischers, indien de Vereeniging in staat van faillissement is verklaard. De rem tegen onregelmatigheden, in deze artikelen gelegen, werkt dus alleen ten aanzien van de Coöperatie en niet ten aanzien van de Vereeniging volgens de Wet van 1855. Een belangrijk verschil tusschen de Coöperatie en de Vereeniging volgens de Wet van 1855 ts voorts, dat de eerste verplicht is tot boekhouden, en de laatste niet. Het spreekt van zelf, dat het voor een Bank van belang is, dat de vereenigingen, waaraan zij geld leent, boekhouden. Daardoor wordt een beter beheer mogelijk gemaakt; en zonder boekhouding of behoorlijke boekhouding zou con trole van de zijde der Bank zoo goed als onmogelijk zijn. De verplichting tot boekhouding wordt gesanctioneerd door een der zoo juist bedoelde strafbepalingen. De Statuten van een Vereeniging volgens de Wet van 1855 zouden alleen een boete-beding kunnen be vatten.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1928 | | pagina 5