DE RAlFFEISEN-BODË.jl gelooven, dat wij niet behoeven te aarzelen met deze vraag ontkennend te beantwoorden. Kan iemand met veel geld een Boerenleenbank „opkoopen", zooals hij een N.V. opkoopt? Zelfs Loewenstein zou dat niet kunnen. Geen vreemde, ongewenschte invloeden kunnen zich eenvoudig door de macht van hun geld in de coöperatie binnen dringen. De grootste geldmagnaat kan zich nog geen bestuursplaats verzekeren in de kleinste Boerenleenbank. Dit is een merkwaardig verschil met de N.V. Het vloeit voort uit het verschil in fundament: de N.V. is gebouwd op kapitaal, de coöperatie op persoonlijke medewerking. In de coöperatie regeert dus niet het geld, maar de persoonlijkheid Men wordt niet tot bestuurslid gekozen, omdat men een groot pakket aandeelen in de coöperatie heeft, maar omdat men wegens zijn persoonlijke eigen schappen als bestuurslid geschikt wordt geacht. Dit verschil tusschen coöperatie en N.V. is ongetwijfeld ten voordeele van de eerste. Het is beter, dat iemand^ persoonlijke geschiktheid den doorslag geeft, dan de zwaarte van zijn beurs. En het is beter volkomen veilig te zijn voor vreemde en ongewenschte invloeden, dan steeds aan onaangename verrassingen bloot te staan. Wij hebben het verschil wellicht iets te scherp gesteld. Het spreekt vanzelf, dat ook in de N.V. persoonlijke eigenschappen dikwijls van grooten invloed zijn, terwijl ook in de coöperatie het geld wel eens een minder ge- wenschte rol zal spelen. Ook bestaan er wel manieren, waarop men vreemde invloeden uit de N.V. kan weren. Dit neemt echter niet weg, dat het verschil toch bestaat, en o.i. een der principiëele verschilpunten tusschen coöpe ratie en N.V. is. Als wij hieraan denken, stemt het ons tot dankbaarheid, dat onze landbouw niet in naatnlooze vennootschappen, doch in coöperatie's is georganiseerd. BIJZONDERE WIJZE VAN ADMINISTRATIE. Er was ergens op een dorp een jonge, oppassende en bekwame tuinder, die bedrijfscrediet noodig had. Hij kwam in aanraking met een agent eener vrij groote en bekende bankinstelling. Deze bezorgde hem een crediet tegen een rente van 61/2 plus afsluitprovisie van 1 0/0, plus enkele andere kosten. De rente zou elke drie maan den worden bijgeschreven. De bankinstelling vond deze voorwaarden blijkbaar nog niet voordeelig genoeg. Toen de tuinder de rekening- courant ovei het tweede kwartaal kreeg, verwonderde hem het bedrag der berekende rente. Toen hij het na rekende, kwam hij tot de ontdekking, dat de Bank onge veer de helft méér rente had berekend dan zij mocht: In plaats van 6y» 0/0 had zij ongeveer 10 o/0 gerekend. De tuinder vermoedde, dat dit een abuis was, en schreef er over aan de bankinstelling. Maar neen, het was geen abuis. Dat er te veel rente berekend zou zijn, was niet juist, schreef de Bank terug; het leek alleen maar zoo. Hoe dat kwam, maakte de Bank echter niet al te duide lijk. Medegedeeld werd iets over ,,de bijzondere wijze van administratie", maar dit maakte onzen tuinder niet veel wijzer. Op hypotheken, behalve crediethypothekenkan alléén afgelost worden; afgeloste bedragen kunnen dus nooit weder opgenomen worden! Hij wenschte geen ruzie met de Bank te maken, en betaalde maar. Tegelijk echter begaf hij zich eens naar den kassier der plaatselijke Boerenleenbank. Opheldering omtrent de „bijzondere" wijze van rente-berekening kon deze hem niet geven, ook niet na raadpleging der Cen trale Bank; deze berekening was wat al te ""bijzonder, en blijkbaar een soort fabrieksgeheim der Bank. Maar wel kon hij hem mededeelen, dat de voorwaarden der Boeren leenbank voor een crediet belangrijk billijker waren, en hij kon hem ook de verzekering geven, dat deze er geen bijzondere wijzen van administratie op na hield. Waarop de tuinder fluks enkele goede borgen zocht en het lid maatschap van de Boerenleenbank benevens een crediet aanvroeg Het is goed, dat zulk een geval hu en dan eens voor, het voetlicht verschijnt. Want het doet ons zoo duidelijk beseffen, welk een onschatbaar voorrecht het voor den Nederlandschen landbouwer is, dat hij een eigen bank wezen heeft, een bankwezen, dat er niet op uit is om zooveel mogelijk aan hem te verdienen, maar dat integen deel zich ten doel stelt om hem zooveel mogelijk te helpen en hem zoo goedkoop mogelijk crediet te geven. GELD- EN EFFECTENMARKT gedurende September 1928. De geldmarkt was in September belangrijk vaster. Prolongatie noteerde dikwijls 41/2 °/o, eenige malen zelfs hooger. Particulier disconto ongeveer 41/4 Er was een inschrijving op schatkistpromessen open gesteld. De toewijzingskoersen waren zoodanig dat het nettorendement voor driemaandspapier zich op vrijwel 41/2 0/0, dat van zesmaands promessen zich op ongeveer 4V4 °/o stelde. De wisselkoersen waren te Amsterdam: 3 Sept. 15 Sept. 26 Sept. Londen 12.10V2 12.10 I 2.09*716 Berlijn 59 46 59-44 V» 59-44' 2 Brussel |Belga) 34-69 34 68 34 65 Parijs 974V4 9-7 41/i 9-745/s New-York 2-497/i6 2.49V2 2.497# De effectenbeurs gaf voor vele aandeelen lagere koer sen. Suikerfondsen en rubberaandeelen leden onder een zeer flauwe stemming, door de onzekere houding van de desbetreffende productenmarkten. Dok op de scheepvaartmarkt is de toestand nog niet gunstig, want noch weerspiegeld in de koersen der aan deelen. Kunstzijdeaandeelen waren eveneens flauw. Phi- lipslampen daarentegen genoten veel belangstelling bij hooge koersen. De noteeringen te Amsterdam waren voor:

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1928 | | pagina 3