DE RAIFF UIT ONZE BOERENLEENBANKEN. DE „AANDEELEN IN HET LEDENKAPITAAL" BIJ EEN COöP. ZUIVELFABRIEK DIENSTBAAR GEMAAKT ALS BORGSTELLING VOOR EEN CREDIET IN LOOPENDE REKENING. t Ik had gehoopt, dat mijn onderschrift op het ingezon den stuk van den heer Obbink in het Off. Orgaan van 4 Juli ons verschil van opvatting zou hebben wegge nomen. Nu dat blijkbaar niet het geval is en de heer O. jok in de Raiffeisen-Bode ingaat tegen het door mij geplaatste artikel, zie ik mij wel genoodzaakt nog één maal mijne bedenkingen tegen den gedachtengang van len heer O. aan te voeren. Het wil mij voorkomen, dat wij langs elkander heen, redeneeren, als gevolg van het feit, dat ons uitgangspunt verschillend is. En dat uitgangspunt wordt beheerscht foor de vraag, hoe onze opvatting is omtrent leden- kapitaal. Ik heb gezegd, dat er twee zaken zijn, die pleiten voor edenkapitaalvorming: in de eerste plaats is het van be- ang dat er iets voor de leden wordt gereserveerd ge spaard dus en in de tweede plaats gaat de financiering van de zuivelfabriek gemakkelijker en vlotter als er leden kapitaal gevormd wordt. Ik zet dus voorop het sparen en pas in de tweede plaats komt de vlottere financiering in aanmerking. De heer O. wil blijkbaar slechts ledenkapitaal vormen om een vlotte financiering te verkrijgen; is die bereikt, dan niet verder ledenkapitaal vormen. „Het doel van kapitaalvorming" zoo zegt de heer O „is zooveel mogelijk met eigen middelen te kunnen werken, of, bij het vormen van ledenkapitaal met het geld van de leden." „Als men kapitaal wenscht te vormen met het doel daardoor voor de leden te sparen" aldus de heer O. verder „dan begeeft zich de zuivelfabriek op een weg, dien ze nooit moet gaan." Ik zet voorop sparen en neem de vlottere financiering als een voordeel van de tweede orde mee; de heer O. wil kapitaal vormen alleen om minder geld van derden noodig te hebben, om een vlotte financiering dus, en aan vaardt alleen als gevolg een (kleine K. F.) spaarduit voor de leden. Ik kan de opvatting van den heer O. begrijpen, maar ik kan ze onmogelijk tot de mijne maken. Indien ik zoo over ledenkapitaalvorming moest denken, dan zou ik direct inplaats van een voorstander, een tegenstander zijn van ledenkapitaalvorming. Vooral bij de zuivelfabrieken met veel kleine leden zou ik dan verre de voorkeur geven aan eene regeling van1 de financiering waarbij voor het vaste crediet een vaste leening was afgesloten en voor het bedrijfscrediet het benoodigde geld werd verkregen door een rekening courant met eene financieele instelling, boven een regeling waarbij er een klein bedrag van het melkgeld werd inge houden om dat in verhouding tot hoeveelheid melk, of wat billijker is in verhouding tot het ontvangen melkgeld onder de leden te verdeelen, om op die manier ISEN-BODE.V5 aan het bedrijfscrediet (en misschien ook aan het vaste crediet) te komen. Wat een peuterig gecijfer met de verdeeling, rente berekening enz. Voor mijn part dan, weg er mee! Waar ledenkapitaalvorming plaats heeft op de wijze zooals de heer O. dat wil, zou ik er niet aan denken de (kleine) „aandeelen in het ledenkapitaal" dienstbaar te maken als borgstelling voor een crediet in loopende rekening. Het is hier niet de plaats om uitvoeriger bij de leden kapitaalvorming stil te staan. We gaan dus niet in op uitdrukkingen als: „er is aan het sparen door de zuivelfabriek geen enkel voordeel verbonden, maar wel vele nadeelen" of: „tenzij men zich op het standpunt stelt dat de boer tegen zich zelf beschermd moet worden," enz. Trouwens vele van de doof den heer O. gedane be weringen. spruiten voort uit het standpunt, dat hij ten opzichte ledenkapitaalvorming, inneemt. Ik ga dus van de gedachte lilt, dat er steeds leden- kapitaal wordt gevormd en dat die ledenkapitaalvorming niet ophoudt zoodra de vereeniging voldoende gelden heeft voor de eigen financiering. Ik wensch voor tegen woordige en toekomende leden kapitaal te vormen. En juist in de goede jaren zie ik liefst veel ledenkapitaal gevormd. Het gevolg wordt dan, dat de zuivelfabriek de beschikking krijgt over kapitaal, dat zij zelve niet noodig heeft. Wat moet de zuivelfabriek met dat geld doen? De heer O. zegt: „de afbriek heeft over dat ledenkapitaal niets te zeggen, dan alleen dat ze het gebruiken mag in het bedrijf." Ik zeg, de Vereeniging heeft de verplichting dat geld te beheeren. Zoolang ze het in eigen bedrijf noodig heeft, zal het voor eigen financiering dienen; is ze het niet meer noodig, dan zal ze het beleggen. Natuur lijk zal bij belegging de grootst mogelijke voorzichtigheid betracht worden. De leden krijgen dus vrij groote bedragen als hunne- aandeelen in het ledenkapitaal" in de boeken van de zuivelfabriek. Wat kunnen de leden hiermee doen? Fei telijk niet veel, omdat zij het geld niet in handen krijgen. De leden ontvangen elk jaar de rente van hun aandeel in het ledenkapitaal, maar het kapitaal ontvangen ze eerst bij hun uittreden uit de Vereeniging. Neem nu aan dat er in een reeks van goede jaren vrij veel ledenkapitaal is gevormd. Nu komen er minder goede jaren. De huurboer komt wat te kort. Hoe komt hij dan aan de noodige gelden? Ligt het niet voor de hand dat hij denkt aan zijn ledenkapitaal? Hij heeft wel bezit, maar hij kan er niet van profiteeren. De statuten laten niet toe dat een gedeelte wordt af geschreven en uitbetaald. Maar kan dan het ledenkapi taal niet dienst doen als waarborg, als waarborg b.v'. voor een crediet in rekening-courant bij de leenbank? ,,De fabriek kan nimmer als borg optreden," zegt de heer O. Ik meen juist, dat de fabriek geschikt als borg kan optreden, omdat de geldnemer een minstens even groot bedrag van den borg heeft te vorderen. Voorzitter en secretaris zouden m.i. zonder bezwaar in hunne kwaliteit een akte van borgstelling kunnen teekenen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1928 | | pagina 5