i6 DE RAIFFEISEN-BODE. DUBBEL LIDMAATSCHAP. Het lidmaatschap van twee Boerenleenbanken wordt door de Statuten (art. 3 I c.) verboden. Niet wordt verboden, dat een lid eener Boerenleen bank tegelijkertijd ook lid is van een andere bank, b.v. een coöperatieve Boaz-Bank. Toch is het naar onze meening een gebiedende eisch, dat de Besturen onzer Boerenleenbanken streng de hand eraan houden, dat de leden hunner Banken zich niet als lid bij andere Banken aansluiten. Dubbel lidmaatschap is hoogst ongewenscht. Het maakt een inzicht in den financiëelen toestand van den betrokkene vrijwel onmo gelijk. Het is bovendien onredelijk tegenover de Boeren leenbank. Een lid eener Boerenleenbank behoort met haar al zijn zaken te doen. Als hij tegelijk lid wordt van een andere Bank en ook daarmede zaken doet, geeft hij eigenlijk te kennen, dat de Boerenleenbank hem niet geheel bevalt, dat hij zich niet geheel, eraan wil toever trouwen. Een Bestuur, dat het prestige van zijn Bank wil hoog houden, kan dit niet toelaten. Het is ons ter oore gekomen, dat het een enkele maal voorkomt, dat: bestuursleden en leden van den Raad van Toezicht lid eener andere Coöperatieve Bank zijn. Het is duidelijk, dat dit nóg meer ongewenscht is dan he5 dubbel lidmaatschap van gewone leden. Wij kunnen niet nalaten onze sterke afkeuring hierover uit te spreken. De personen, die leiding geven aan een Boerenleen bank, die vertrouwensmannen zijn van de leden, en die als zoodanig een goed voorbeeld moeten geven, behooren zich niet bij andere dergelijke Banken aan te sluiten. Doen zij dit, dan vatten zij hun taak o.i. zonder de noo- dige ernst op. Het spreekt van zelf, dat bestuursleden en leden van den Raad van Toezicht zich nog veel minder bij andere Banken mogen interesseeren in dien zin, dat zij daarvan b.v. agent zijn. Op die manier zouden zij hunne eigen Boerenleenbank, tot behartiging van welker belangen zij door de leden zijn gekozen, benadeelen. Wij gelooven wel niet, dat zoo iets voorkomt (het zou wel wat al te erg zijn), maar wij vestigen ten overvloede even de aandacht hierop. 1Bijzondere gevallen, als b.v. deze, dat een Coöp. Zuivelfa briek tegelijk lid is van een Boerenleenbank en van een Zuivel- bank, of een landbouwer tegelijk van een Boerenleenbank en van een Landbouwersbank en Handelsvereeniging (dit laatste den voor aankoop van veevoeder, enz.) laten wij hier buiten beschouwing. UIT ONZE BOERENLEENBANKEN. DE COÖP. ZUIVELFABRIEK ALS BORG. In het Juli nummer der R. B. komt een artikel voor van de hand van den heer Frietema, welk artikel ook is opgenomen geweest in het nummer van 20 Juni van het Officieel Orgaan van den Alg. Ned. Zuivelbond. Naar aanleiding daarvan gaf ik in genoemd orgaan eenige beschouwingen, welke, voorzien van een onder schrift van den heer F., zijn te vinden in het O. O. van A Juli. Nu het bewuste stuk ook is opgenomen in de R. B., en de redactie de vraag stelt of een der lezers over dat onderwerp ook iets te zeggen heeft, maak ik hiervan gebruik, om meteen een misverstand, dat blijkbaar tus- schen den heer F", en mij bestaat, uit den weg te ruimen. Mijn eerste bezwaar tegen het door den heer F. aan gevoerde is, dat de heer F. een zuivelfabriek kapitaal wil laten vormen, met als doel daardoor voor de leden te sparen. In het genoemde onderschrift zegt hij wel dat het er minder toe doet of dit „doel" of „gevolg" is, maar dat is een zeer groot onderscheid. Het doel van kapitaalvorming eener zuivelfabriek is zooveel mogelijk met eigen middelen te kunnen werken, of, bij het vormen van ledenkapitaal, met het geld van de leden. Dat is een zeer goede opvatting en in elk opzicht te prijzen. Maar als men kapitaal wenscht te vormen met het doel daardoor voor de leden te „sparen", dan begeeft zich de zuivelfabriek op een weg, dien ze nooit moet gaan, omdat dit geheel buiten haar werkkring ligt, en de grens van dat „doel" aan ieders oog onttrokken is. De heer F. noemt het vormen van ledenkapitaal en het aangaan van een levensverzekering gedurende vele jaren de eenige spaargelegenheden welke er door de organisa ties bestonden. Hij maakt scherp onderscheid tusschen sparen door den boer en sparen voor den boer. Als dat onderscheid al bestaat, dan komt het mij voor, dat behoudens mis schien enkele uitzonderingen, de laatste vorm nu niet algemeen instemming vinden zal. Waarom zal de boer, con amore, door de zuivelfabriek voor zich laten sparen, waar hij een uitstekende gelegen heid heeft dit zelf te doen bij de boerenleenbank? Er is aan het sparen door de zuivelfabriek geen enkel voordeel verbonden, maar wel vele nadeelen. Tenzij men zich op het standpunt stelt dat de boer. tegen zich zelf beschermd moet worden, en dat de fabriek geroepen is deze taak op zich te nemen. Ik blijf volhouden dat, als vele leden van zuivelfabrie ken wisten dat het doel van het vormen van ledenkapi taal was, aan hen een spaarduitje te bezorgen, zij zich daartegen sterk zouden verzetten en dan volkomen terecht. Dit wat betreft de opvattingen van den heer F. ten opzichte van de taak der coöp. zuivelfabriek. De tweede hoofdgedachte van den heer F. is dat het door een zuivelfabriek gevormde ledenkapitaal dienst baar zal kunnen worden gemaakt aan het geldverkeer met de boerenleenbank. Het misverstand tusschen den heer F. en mij bestaat hierin dat de heer F', nog blijft meenen dat de fabriek borg kan worden bij de leenbank voor een bepaald lid, voor het bedrag en op grond van door de fabriek voor dat lid gevormde ledenkapitaal. Dat nu is onjuist. De fabriek heeft over dat ledenkapi taal niets te zeggen, dan alleen dat ze het gebruiken mag in het bedrijf. Ze mag het niet beleenen, niet be zwaren of vervreemden, dan alleen wanneer het belang der vereeniging, in verband met het bedrijf dit eischt. Dat mag alleen het lid doen. Het staat er ongeveer mee als met iemand die een bepaalde zaak in blooten eigendom heeft. Het lid kan zijn bedrag aan ledenkapitaal dat hij van de fabriek te vorderen heeft, wel beleenen, want het is zijn eigendom. Een andere vraag is of de leenbank op een dergelijke zekerheid wel geld leenen zal, want als de schuldenaar zou moeten worden aangesproken en niet betalen kan, is en blijft deze zekerheidstelling ook nog onaantastbaar, omdat de fabriek gedurende het geheele lidmaatschap het onder haar berusting houden mag en daarop af- en bijschrijven. De fabriek kan dus onder de bestaande omstandighe den nimmer als borg optredenhet ledenkapitaal kan alleen door het lid zelf als zekerheid aangeboden worden, de fabriek staat daar geheel buiten. Om een transactie als de heer F. bedoelt, te kunnen aangaan, zouden de statuten der fabriek ten opzichte van het ledenkapitaal gewijzigd moeten worden, en daarin de bepaling opgenomen dat de fabriek de bevoegdheid

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1928 | | pagina 4