8 DE RAIFFEISE N-B ODE. wiens lidmaatschap eindigt, uit welken hoofde ook aan de vereeniging schuldig bleef, ken ik voldoende waarde toe om een regeling te kunnen treffen dat de vereeniging geen risico zal loopen door de verleende borgstelling. Hierdoor vervalt dan m.i. ook de bewering, dat de Zui velfabriek zich moet onthouden borg te worden. Men heeft het gevoel alsof borg worden altijd iets onzekers beteekent, iets dat misschien financieel nadeel kan ople veren. Hier in ons geval is het toch iets anders, omdat de vereeniging borg wordt voor een bedrag dat niet groo- ter is dan het bedrag dat de persoon in kwestie zelf van de vereeniging heeft te vorderen. Wanneer wij de kwestie ook eens bezien niet van het standpunt van de Zuivelfabriek, maar van dat van den individueelen veehouder, lid van de fabriek, dan meen ik ook voordeelen te zien. De veehouder wenscht een cre- diet in loopende rekening, waarvoor hij borgstelling moet geven, en nu is het naar mijne meening mooier dat de organisatie van den boer borg wordt dan dat, zooals tot dusver gebruikelijk is, een of twee familieleden of goede kennissen borg worden. De boerenleenbank ten slotte zal wel allerminst be zwaar maken, omdat die zeker de vereeniging in solidi teit niet ten achter zal stellen bij een paar personen. Misschien werpt men mij tegen dat de „aandeelen in het ledenkapitaal" niet van die grootte zijn dat ze betee- kenis zouden hebben voor een crediet in loopende reke ning. Ik erken dat in vele gevallen de „aandeelen" nog klein zijn als gevolg van het feit dat vele fabrieken weinig aan kapitaalvorming voor de leden hebben gedaan. Toch is het hier en- daar anders. Als voorbeeld daarvan wil ik noemen dat aan de vereeniging ,,Coöp. Zuivelfabriek Wirdum" op 12 Mei j.1. 3 leden zijn uitgetreden, die ieder een bedrag kunnen ontvangen van boven de f 5000. Dat zijn toch aardige bedragen voor een crediet in loo pende rekening. Misschien voert men ook aan, dat ik het op deze ma nier wel wat heel gemakkelijk maak, dat de leden over hun „aandeel in het ledenkapitaal" kunnen beschikken en het misschien verbruiken. Ik meen dat dit zal mee vallen. Een crediet te hebben in loopende rekening wil niet zeggen, dat men steeds zal zorgen dat de schuld het maximum zal bedragenintegendeel de schuld wil men liever zoo klein mogelijk houden. Men gaat de „loopende rekening" aan om van de voordeelen, die er aan verbon den zijn, te genieten. Liefst zal men van het crediet geen gebruik maken, d.w.z. men zal zijn best doen eer een credit-saldo dan een debet-saldo bij de bank te hebben, maar als het noodig is, zal men tot het maximum crediet gaan. Hoe eventueel de rek.-cour. er voor de leden zal uitzien, of die voor het meerendeel een debet-saldo dan wel een credit-saldo zal aanwijzen, zal in hoofdzaak af hangen van de tijdsomstandigheden, dus of het bedrijf tegenloopt dan wel meeloopt. Trots de omstandigheid dat er een kans bestaat, dat naast het „aandeel in het ledenkapitaal" het tegoed dus bij de Coöp. Zuivelfabriek voor een lid ontstaat een bijna even groote schuld bij de Boerenleenbank, meen ik toch de vraag, die ik boven dit artikeltje plaatste, bevestigend te mogen beantwoorden. Daar, waar de regeling toepassing zou vinden, zou ik met kracht willen aansturen op individueele verzekering van den boer bij het Onderling Boerenverzekeringsfonds. Zooals het te genwoordig is, kan deelname aan de verzekering en leden kapitaalvorming tevens, bezwaren meebrengen; bij de door mij ontwikkelde regeling vervallen die bezwaren en zal het ook gemakkelijker gaan iets meer aan leden kapitaalvorming te doen. Bovendien is ieder vrij om er al of niet gebruik van te maken. Wirdum. K. FRIETEMA. Noot van de Redactie. Wellicht geven de belangrijke beschouwingen van den inzender aan een of meer onzer lezers aanleiding om ook iets over het door hem aan geroerde onderwerp te schrijven. Wij zullen even afwachten of dit inderdaad het geval is, en stellen ons voor in een der volgende nummers zelf enkele opmerkingen erover te berde te brengen. DE HEER VAN DEN HURK f De heer F. de Jong, kassier der Coöp.. Boerenleenbank te Lexmond, zond ons een op schrift gestelde toespraak, door hem gehouden bij de herdenking van het 10-jarig bestaan zijner Bank. Gaarne nemen wij hieruit het vol gende over; het past ons, vooral in deze dagen, den heer Van den Hurk te herdenken. De geestelijke Vader van onze Boerenleenbank, zooals van zoovele in ons vaderland, is eigenlijk wijlen de heer C. F. G. W. van den Flurk. Diens onvermoeide propaganda, diens meesterschap vooral om bij de boerenbevolking vertrouwen te wekken was het, die ook hier over kleine en groote bezwaren heen de oprichting tot stand bracht. Den achtsten Januari 1924 is de heer Van den Hurk, na een korte ongesteldheid ontslapen naar mensche- lijk oordeel te vroeg: hij was nog geen 60 jaar en kon in zijn gezin en in zijn betrekking zoo noode gemist wor den. Ik ben bij zijn begrafenis tegenwoordig geweest, die volgens de gebruiken der R.K. kerk plaats had. En terug gekeerd van den doodenakker heb ik voor de Raiffeisen- Bode een herinnering geschreven, waaruit L" mij zeker wel toestaat hier iets voor te lezen. Wij laten de inleiding rusten en doen alleen een greep om te doen zien, wat de groote, wat de gansch singuliere verdienste was van den heer Van den Hurk. Onze Coöperatieve Centrale Raiffeisenbank te Utrecht beschikt over een staf van ijverige administrateurs, scherpzinnige Juristen en bekwame inspecteurs, die me nige Bank ze zal benijden. Maar in den heer Van den Hurk bezat zij iemand die bij dit alles de bijzondere gave bezat, om het vertrouwen onzer boerenbevolking te winnen. Ik schreef er dit zoo en geloof niet een woord te veel gezegd te hebben. „Ons aller Vriend en Vertrouwensman is in het „midden zijner jaren weggenomen. Wij staan aan „het graf van den man, die voor vele onzer Banken „was de geestelijke Vader, en die altijd bleef de „getrouwe Vriend die ons begreep, en met zacht- „heid terecht wees, als wij dwaalden. „En nu spreek ik in het bijzonder als plattelander. „Wie onze boeren kent, weet wat het zeggen wil „hun vertrouwen te winnen. Neen, dat vertrouwen „verkrijgt men niet met strijkages en complimentjes. „Dat vertrouwen verkrijgt men alleen door zich zelf „te geven. Door geduld te hebben met de eigenaar- „dige gebreken aan den stand eigen, door te onder dennen de groote deugden die dikwijls onder een „dikke schors toch te vinden zijn. „Welnu, die gave was den heer Van den Hurk als „ingeschapen. Hij verstond onze menschen en „daarom verstonden zij hem, ja meer, zij hadden „hem lief. Maar een boer zegt dat zoo niet. Maar „als men had kunnen lezen in de harten van velen „onzer eenvoudige bestuursleden, die den heer Van „den Hurk iets meer van nabij gekend hebben, toen „de doodsmare hen bereikte, dan zou men gezien „hebben een droefheid als men daar mogelijk aller- „minst had verwacht." Het scheen mij plicht van piëteit om bij het begin van dit historisch overzicht een woord van dankbare herin- dering aan dezen inderdaad singulieren man, wiens levenstaak zoo nauw met onze Bank is samengeweven, te wijden. Temeer zult U dat nog beseffen, als ik hierbij mede-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1928 | | pagina 8