10 DE RAIFFEISEN-BODE. Wanneer ik nog eenmaal iets aanstip van het schrij ven des heeren Verheijen dan is het waar hij aan het slot vraagt: „Wat rechtvaardigt toch ten deze het wantrouwen in de kassiers?" dan antwoord ik alleen maar: Wantrouwen komt hier m.i. niet te pas. Ik herhaalhet Bestuur ver tegenwoordigt de Rank en ik zou er bij willen voegen het mag zich niet afhankelijk stellen van den aangestel- den ambtenaar, waar het zaken betreft, aan haar toe vertrouwd. Niemand behoeft hier de conclusie te trekken, dat ik H.H. kassiers een deukje wil geven; ik denk er niet aan. Voor een trouwen kassier is geen compliment mij te goed. Tot besluit wil ik even mededeelen hoe bij de Bank alhier de afvaardiging wordt geregeld. Met de alge- meene Vergadering der Bank neemt het Bestuur op zich om ter Algemeene Vergadering te Utrecht voor afge vaardigden te zullen zorg dragen. Naar de Alg. Vergad. te Utrecht, voorafgegaan door de Ringvergad. wordt dan afgevaardigd een lid van het Bestuur of van den Raad van Toezicht en wordt een gewoon lid genoodigd mee te gaan. Geregeld wordt de kassier verzocht, of hij dan ook mede wil, opdat hij (voor zijn werkkring zoo goed) wijs heid kan opdoen, of van zijn kunde anderen kan doen profiteeren. Eerlijk moet ik bekennen, hem nog nooit is aangebo den, de Bank alleen te vertegenwoordigen, doch ik houd mij verzekerd, dat hij op zoo een vraag zou antwoorden: ja, als jullie dit bepaald willen, zal ik het doen, maar eigenlijk zou ik denken: Het Bestuur vertegenwoordigt de Bank M. d. R. Ik heb gemeend, mijn persoonlijke opvatting t. d. z. ten beste te hebben gegeven en meen te mogen eindigen met te beweren, dat de bestaande toestand meer te wijten is aan de Besturen dan wel aan H.H. kassiers. Het komt mij voor, dat het goed is, op waardige wijze een en ander eens te belichten, daardoor kan ieder, erbij betrokken, allicht weten, wat moet worden gedaan. Hoogachtend, C. UITENTUIS, Bestuurslid. Broek in Waterland, 30 Mei 1928. Mijnheer de Redacteur, Zoo nu en dan lees ik in de Raiffeisen-Bode dat er geschillen zijn over het al of niet toelaten van een kassier op een Ringvergadering of een Alg. Ledenvergadering. Dat zou toch gemakkelijk genoeg op te lossen zijn. Een kassier weet wel dat hij geen Directeur of Be stuurslid is, maar een bezoldigd ambtenaar of klerk, en wat zou er tegen zijn als de C. B. de bepaling maakte, dat bij een Alg. Ledenvergadering alleen Directeuren, Bestuursleden of leden van den R. v. T. als sprekers worden toegelaten. Evengoed kan dat ook voor de Rihgvergaderingen bepaald worden. Daar heeft toch de C. B. wel het recht toe, die regelt toch alles en nog wat van de aangesloten banken. Waarom kan men niet heel gevoegelijk een stapje verder gaan en besluiten dat geen stukjes van kassiers in de Raiffeisen-Bode worden opgenomen. Zou dat nu zoo erg zijn, er zijn toch waarlijk onder de Be stuursleden heldere koppen genoeg om te schrijven. Het gevaar is ook niet denkbeeldig, dat een kassier wel eens onaangename dingen zou willen zeggen of schrijven aan sommige Bestuursleden, dat al weer ernstige wrijving- kan geven. Nu zal men tegenwerpen, dat dit gevaar bij zonder klein is, daar de kassier door de nieuwe bepaling het Bestuur steeds naar de oogen heeft te zien, op gevaar van ontslag, en een kassier zal wel niet zoo ijdel zijn om te denken dat hij onmisbaar is. Men ziet toch meermalen, dat iemand die oogenschijn- lijk niet gemist kan worden, nog zoo gemakkelijk wordt vervangen; maar voorkomen is beter dan genezen. In de vorige Raiffeisen-Bode wordt ook de heer Ob- bink te Aalten genoemd. Ja, die moet ook in den ban, maar wat zou dat, is die zooveel beter dan een ander? Ik heb den heer O. altijd beschouwd als iemand die met diepgaande kennis van zaken de belangen der Boe renleenbanken weet te behartigen. Maar daar zullen toch wel bestuursleden zijn die dat ook kunnen doen. Het is vermakelijk hoe men aanhoudend in deze zaak bespeurt, dat de kassiers heel beleefd en voorzichtig worden aangepakt, om hen dan met een zacht lijntje in den hoek te zetten. Ik zou de zaak maar liever in duide lijke taal uitspreken. Zou het ook niet beter zijn, als al de paperassen van de C.B. nier aan den kassier, maar aan den Directeur of aan een der bestuursleden werden gezonden, die kan 'dani hetgeen hij noodig oordeelt wel aan den kassier ter hand stellen. Zeg nu niet, de heele boel zal beslist in't honderd loopen, zooals men dat noemt; dat zou wel kunnen mee vallen. Waarom de C. B. zoo nu en dan een lijst geeft met de namen van de kassiers der banken, is mij niet recht dui delijk, en nergens zie ik namen van bestuursleden; is dat nu wel in orde? Ziet men nu ooit in eenige handelszaak of bankinstelling dat de Directie geheel wordt verzwegen en de boekhouder of klerk bovenaan wordt gezet? Wor den Bestuur en R. v. T. door de C. B. maar als bijloopers beschouwd? de knecht wordt voorop geplaatst en de patroon wordt genegeerd. Tenzij men den kassier, zooals in de Raiffeisen-Bode van Mei 1927 gebeurt, als een kind beschouwt. Ja, in dat geval zou ik zeggen, is de zaak wel in orde immers, kinderen en minderjarigen worden door den wetgever, in dit geval de C. B., steeds in bescherming genomen. Maar dan behoeft men nog niet te denken en nog veel minder te zeggen, dat de kassier de favoriet is van de C. B., in de verste verte niet. Voortdurend wordt de kassier door de contrólebiljetten aan zijn dorpelingen als onbetrouwbaar gebrandmerkt, en daardooi blijkt ook al weer zeer duidelijk, dat de C. B. evenveel waarde hecht aan de controle van het bestuur, als aan de deugdelijkheid van den kassier, maar de In spectie en Directie van de C. B. hebben dienaangaande wel zooveel ondervinding, dat die wel zullen kunnen be- oordeelen hoever die contróle moet worden uitgestrekt. Nu kan ik mij het geval indenken dat een onbescheiden kassier die de jaarrekening, uittreksels, balanscijfers, etc. aan het bestuur ter controleering overlegt en zich dan eenig gemartel met cijfers (daar zal hier en daar wel gecijferd worden) wel iets zou kunnen zeggen, waardoor dat bestuui zich bijzonder klein voelt, en dat is eenvoudig onuitstaanbaar, en dat is ook in den grond der zaak de heele kwestie, en dat kan veranderen, maar dat moet ook, en daarom zou de C. B. het initiatief moeten nemen, en dan zal het bestuur der C. B. wel zoo verstandig zijn, die ideale toestand hierboven geschetst, niet al te hoog op te voeren, overdrijven is altijd schadelijk. X. Noot der Redactie. De discussie over het in de artikelen van „X." en den heer Uitentuis besproken onderwerp wordt thans definitief gesloten. O.i. is de zaak voldoende besproken Bovenstaande artikelen zijn nog opgenomen omdat' zij eigenlijk voor het Juni-nummer bestemd waren. Wegens den delicaten aard van het onderwerp hebben wij ditmaal toegelaten dat ,,X." niet met zijn waren naam voor den dag komt. Men zie hierin echter geen prece dent; over 't algemeen vinden wij het verkeerd om achter de schermen te willen blijven. REKENMACHINES. M. de Red., Met bijzondere belangstelling werd door mij kennis genomen van de artikeltjes over kantoormachines. Ook door mij wordt steeds gestreefd naar de meest

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1928 | | pagina 10