94
DE RAIFFEISEN-BODE.
2e. De pensionneering der kassiers.
Voor beide onderwerpen werd een lid bereid gevonden,
ze op de volgende vergadering meer uitvoerig in te
leiden, om te trachten tot een weldoordacht resultaat
te komen.
Voorts werd het bestuur uitgebreid met één lid voor
elk der afzonderlijke deelen van Zeeland en werd be
sloten de volgende vergadering in Tholen te houden.
UITSLUITING VAN KASSIERS ALS AFGEVAAR
DIGDEN.
Gezien het betoog van den heer A. A. Verheije, te
Zevenaar, in het Meinummer van de Raiffeisen-Bode,
op mijn ingezonden stukje in het nummer van Maart
j.1. wensch ik genoemden heer van een korte repliek te
dienen:
De opvatting van Uwe positie als kassier eener Boeren
leenbank schijnt mij in strijd met een goede administra
tieve behartiging van zoo'n instelling.
Uwe benaming dat een Boerenleenbank een charita
tieve instelling zou zijn, is daarvan trouwens al een
zeer duidelijk voorbeeld.
Een Boerenleenbank, Mijnheer Verheije, heeft naar mijn
meening met liefde weinig uit te staan, en is geen philan-
tropische- maar een zakelijke instelling: het is m.i.z.
niet onbedenkelijk, wanneer een kassier van een Boeren
leenbank, het als een liefdadigheidsinstelling beschouwt,
zooals met U het geval schijnt te zijn.
Een kassier van een Boerenleenbank, is toch ook een
gesalarieerd ambtenaar, die zijn taak niet enkel uit liefde
vervult.
Uwe conclusie is zoowel als de redactie in het begin
van Uw betoog, in m.i. weinig gelukkige bewoordingen
gekozen; mijn ingezonden schrijven is, „hoewel voor U
een raadsel'", zeer duidelijk van inhoud; het is verre
van mii iemand te kwetsen, noch om kassiers van onze
Banken onaangenaam te zijn, maar alleen gebaseerd,
om sommige verkeerde voorstellingen in het beheer van
een zeer nuttige publieke instelling, recht te zetten.
Het Bestuur, Raad van Toezicht en algemeene ver
gadering zijn feitelijk belast met het bestuur der Bank
en als zoodanig aangewezen voor de kassiers instructie
vast te stellen, voor te schrijven en op te dragen, en is:
het m.i.z. gewenscht dat in de besluiten van die lichamen
de kassiers geen stem hebben.
Het heeft voor onze Banken toch zeker geen nut,
indien kassiers invloed zouden kunnen uitoefenen op
besluiten van Bestuur, Raad van Toezicht en algemeene
vergadering?
De kassier heeft alleen' de hem opgedragen taak uit
te voeren.
Ik vertrouw, Mijnh. Verheije, dat het U nu wel duide
lijk zal zijn, welk standpunt ik inneem wat betreft de
functie van kassier eener Boerenleenbank, en voor den
goeden gang van zaken is het naar mijn bescheiden
meening zeer gewenscht, dat daaraan de hand wordt ge
houden.
Sliedrecht, 23 Mei 1928.
J. v. d. BERG Lzn.
UITSLUITING VAN KASSIERS ALS AFGEVAAR
DIGDEN.
Met veel instemming las ik in de laatste Raiffeisenbode
het ingezonden stuk van den Heer Verheijen; en kan ten
volle beamen het door den geachten inzender naar voren
gebrachte:
i°. dat de Kassier, uit den aard van' zijn functie, m
doorsnee minstens zoo goed op de hoogte is met
de aangelegenheden, eischen en nooden der Bank,
als een Bestuurder of Toeziener;
20. dat hij, door zijn dagelijksche omgang met het
beleggend, leenend, 01 reicening-courant houdend
pubiieK niet minder liefde voor de Bank zal voe
len, dan genoemde beheerder".
Het is dan ook dezen ondergeteekende „een raadsel,
dat er menschen gevonden worden, d.e 't waarachtig
belang der Bank meenen te dienen met den Kassier
uit te sluiten van vergaderingen waar de belangen
der Boerenleenbank behandeld woiden of althans nun
eiken invloed ten goede op de daar behandelde onder
werpen onthouden willen; want die onmondig verklaring
is een daad van afstooting van de, in het algemeen,
meest werkzame, meest liefdevolle krachten in' het Boe
renleenbankwezen; het is een daad van ondank, vain
knechting.
Is het aldus te verwonderen dat er kassiers zijn die
zeggen: neen, ik ga niet naar zoo n vergadering, om mij
daar aan verklaarde of gezwegen minachting bloot te
stellen!
Is het drijven tot algemeene uitsluiting van het actief
bijwonen der vergaderingen door hen, die de heer
v. d. Hurk noemde „de ziel van de zaakniet het oproe
pen van een zuren geest in ons 'boerenleenbankwezen?
Art. 41, laatste deel, van de Statuten der Centrale
Bank luidt:
„Als algevaardigde mag slechts optreden hij, die lid,
bestuurslid of lid van den raad van toezicht, of bedrijfs
leider is, van een der instellingen bedoeld in art. 3 sub 1".
En volgens dat art. 3 zijn die instellingen „in Nederland
gevestigde en goedgekeurde Boerenleenbanken".
Waar dus elk lid, al bekleedt hij geen enkele
functie bij de Boerenleenbank ter plaatse, als afgevaar
digde de Ring en andere vergaderingen kan bijwonen,
zoo zou het beneden alles zijn, om de Kassiers, die toch
óók lid zijn, van dat algemeene recht uit te sluiten.
Wil men de Besturen der Boerenleenbanken nopen de
ringvergaderingen enz. getrouw bij te wonen, goed, daar
voel ik veel voor, maar men gebruike dan de zweep
voor de Besturen; maar men hanteere hem niet
om werkdadige krachten ten goede, de zaal uit te ran
selen; dat zou een zeer onjuiste en misplaatste manier
zijn om zijn doel te bereiken.
Beleefde dank, mijnheer de Redacteur, van 'iemand die
meer dan twintig jaar bestuurslid van een Boerenleen
bank is, voor de opname dezes.
Chr. VAN ZWIENEN Pz.,
Ouderkerk a/d Yssel. Directeur.
22 Mei 1928.
NOOT DER REDACTIE. Tenzij iemand nog iets
nieuws over de zaak mocht kunnen zeggen, zouden wij
de discussies thans wil en sluiten. Het onderwerp is o.i.
nu van alle kanten belicht.
NIEUWE SPAARBOEKJES.
(Gemakkelijker controle voor R. v. T. en Best.)
Op het eind van het jaar, of wel ook begin Januari
hebben Raad van Toezicht en Bestuur eener Boeren
leenbank, die hun taak naar behooren willen vervullen,
o.m. ook na te gaan, welke bedragen door spaarders
gehaald en gebracht zijn.
Laten we aannemen, dat op den avond van den 31 sten
December de kassier klaar is met:
a. het invullen van de „Bijgeschreven rente" in het
Grootboek.
b. het overbrengen daarvan in de Spaarboekjes welke
ingekomen zijn.
c. het uittreksel uit Grootboek I.