LIPS BRANDKASTEN KLUISDEUREN MAPTENS' I—1 DORDRECHT. BRANDKASTEN-EN SLOTENF ABRI EKEN DE RA1FFEISEN-BODE. 87 Ik weet mij eens te herinneren dat ik met twee buren een dag naar Amsterdam ben geweest en het dien dag met ons driëen, met reiskosten inbegrepen, nog geen drie rijksdaalders kostte. Doch we konden op tijd betalen en we leefden te vreden. En als dan de doodsklokken luidden en de notaris kwam in 'huis om wat er was te verdeelen, dan behield de boer zijn zelfde sobere leven en legde wat op om later te laten verdeelen onder zijn kinderen; want voor die klokken luiden was het boeren op zich zelf niets en is het nog niet, alleen de eischen ook van den boer zijn hooger geworden, al gaat het betalen tnisschien niet zoo vlug als voor den oorlog. Ik dank U voor de opname en kom er niet weder op terug. D. VELS, Kassier Coöperatieve Boerenleenbank te Kwadijk. NOGMAALS DE BOERENLEENBANKEN EN DE FISCUS. 1) Mijnheer de Redacteur! Bij het lezen van uwe uiteenzetting over bovenge noemd onderwerp in t'e vooraats e Raiffeisen-Bodekwam mij opnieuw in de gedachte uw antwoord op mijn schrij ven in het nummer van Maart 1926 onder den titel; „Koninklijke Moraal?" Kort gezegd, kwam uw betoog toen hierop neer, dat de practijk van het bankwezen het dienen van een koninklijke moraal niet gedoogt: hoe mooi ook in theorie, het bankbedrijf zou er niet bij winnen; en daar gaat het per saldo toch maar om. Nog enkele bezwaren van practischen aard tegen op heffing van het bankgeheim werden door U genoemd en eindigde U met te zeggen, dat men zich ge ree, h- tigd kan houden het bankgeheim niet te schenden, omdat het door de wet wordt erkend. In uw schrijven bovenbedoeld gaat U nog een stap verder èii noemt U het eene rechtvaardige uit spraak, dat de Raad van Beroep het beroep van reclamant gegrond verklaart: „ómdat noch uit de be scheiden van reclamant, noch uit de aangevoerde feiten van den Inspecteur bleek, dat de aangifte te laag was." Ik hoor het U reeds binnensmonds zeggen, M. de R., wat vermeet zich toch zoo'n stakkerige leek op het terrein van juristerij!2 Zeker mijnheer, ik zal wel mis wezen maar, indien mo gelijk wilt U mij en meerderen met mij, dit toch wel verklaren? En nu zegt ons leekenverstand ons dit: „noch uit de door reclamant over gelegde bescheiden bleek" maaar M: de R., het meest sprekende van de bescheiden was afwezig: dat is het b e wij s, dat een gedeeltelijk bezit van reclamant door dezen niet clandestien bij eene of andere bank was ondergebracht; en als zoodanig was de uitspraak onvolledig, dat wil in dit geval zeggen, niet als rechtvaardig te kwalificeeren. Zeer zeker hoopt ondergeteekende in waardeering voor het Boerenleenbankwezen niet te kort te schieten: Boe renleenbanken zijn prachtinstellingen, die aan de samen- levering reeds vele en groote diensten bewezen. Toch kan die verhouding tot de samenleving naar mijn bescheiden meening nog mooier, nog zuiverder zijn namelijk, door niet langer schuilplaaats te verzekeren aan belasting plichtig kapitaal waardoor, naar uitspraak van eene onzer grootste en meest bekende dagbladen, door desbetref fende belastingbetalers jaarlijks millioenen te kort aan belasting wordt opgebracht; welke te kort en intusschen, zeer onrechtvaardig, weer door anderen moeten worden bijgebracht. D Deze bijdrage, geschreven voor het vorige nummer, kon daarin wegens gebrek aan plaatsruimte niet worden opgenomen. 2) Het is verre van ons zoo iets te zeggen. Wij waardeeren het integendeel de bij onze lezers levende rechts opvattingen te vernemen (Red.) Vreest men aldus de concurrentie van particuliere banken, laat Staat of Regeering, die toch in eerste in stantie de samenleving zuiver hebben te dienen, op de lacune in hun wetsbestel gewezen worden, opdat een maal alle banken in deze gelijke en rechtvaardig tegen over de gemeenschap komen te staan. Hoogachtend, J. KEUKEN. NOOT DER REDACTIE. Het meest sprekende van de bescheiden, zegt de geachte inzender, was afwezig. Maar hiervan mocht de Raad van Beroep aan den recla mant geen verwijt maken. Want een bewijs, dat men geen gelden bij een bank heeft ondergebracht, wordt door de wet met vereischt. En wat de wet niet eischt, mag de Raad van Beroep ook niet eischen. Zoodra de wet is veranderd, zullen wij gaarne met de koninklijke moraal van den inzender medegaan. Maar voordien is zij ons t e koninklijk, meer koninklijk dan de koning (de wet) zelfl Advertentie n. W - Leverancier aan tal van IJ Boerenleenbanken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1928 | | pagina 7