DE RAI F..FE I S E N-B O D E.
85
En wat volgens Mhr. v. d. Berg ook nog mag? Hij
voelt n.1. wel, dat het toch zijn nut kan hebben dat de
kassier zoo'n vergadering meemaakt, omdat hij in ieder
geval met de gesties van het bedrijf op de hoogte moet
zijn en blijven, en daarom mag hij er wel heen, mits
onder voogdij van een Bestuurslid. De man
mocht anders eens malle bokkesprongen maken
Geachte heer v. d. Berg, wat idee heeft U toch van
een kassier? Gelooft U niet, dat, als deze een vergade
ring van de C. B. of den Ring bijwoont, hij evengjoed
het belang der Bank beoogt als U en een ander? Heeft
U' 'in Utrecht "Mhr. Obbink uit Aalten en meer andere
kassiers wel eens gehoord? En pleitten die daar voor
zich zelf of tegen het algemeen belang der Banken? En
zou U het, met mij, niet jammer vinden, als zulke eerste
rangs krachten met een inzicht in 't Bankwezen als
weinigen, werden uitgesloten of aan banden gelegd?
Wat rechtvaardigt toch ten deze het wantrouwen in de
kassiers? In welk opzicht zouden die toch op een ver
gadering door hun woord of stem de belangen schaden
van een instelling, die hun lief is? Dat is mij, in al wat
over deze materie geschreven is, nog nergens duidelijk
gemaakt
En het gaat toch zeker alleen om het heil der Bank
Wie dat bevordert, moest bijzaak wezen, dunkt Ine.
Met bel. dank aan de Redactie voor de plaatsruimte.
Zevenaar.
A. A. VERHEIJEN,
Kassier,
ARBITRAGE IN DE BOERENLEENBANKEN.
In alle kringen der samenleving komen nu en dan
geschilllen voor. Ieder die zaken doet, van welken aard
ook, komt nu en dan voor kwesties te staan die niet
langs minnelijken weg op te lossen zijn, of als ze al
worden opgelost, zijn dikwijls beide partijen ontevreden
en meenen te kort te zijn gedaan.
Een dikwijls ingeslagen weg is de zaak aan den bur
gerlijken rechter op te dragen ter afdoening, en dat
gaat met veel tijd en vooral ook met veel kosten gepaard.
In tal van takken van handel en bedrijf zijn arbitrage
bepalingen ingevoerd, om de tusschenkomst van den
burgerlijken rechter te ontloopen, en in veel meer ge
vallen nog zou het mogelijk zijn geschillen door arbi
trage op te lossen, wat veel sneller en veel goedkooper
zou kunnen geschieden.
Bij onze Boerenleenbanken kent men nog geen arbi
trale uitspraak van geschillen, en toch moest dat moge
lijk zijn. De rechtskundige afdeeling der Centrale Bank I
(maakt het aan de Boerenleenbanken in dit opzicht zeer
gemakkelijk, door elk geschil, van welken aard ook,
geheel af te wikkelen. Het zou wel eens interessant zijn
te hooren hoeveel zaken door die afdeeling jaarlijks
wel werden afgedaan. Het moeten er heel wat zijn.
In tal van gevallen moet de Centrale Bank de zaken
echter weer overdragen aan den gewonen burgerlijken
rechter, en al kunnen de kosten in misschien vrijwel
alle gevallen op de verliezende partij worden verhaald,
het blijft toch jammer dat die groote kosten moeten
worden gemaakt, en de afwikkeling kon toch veel snel
ler en in elk geval veel goedkooper worden bereikt.
Vooral waar het landbouwcrediet een zoo geheel op
zich zelf staande organisatie is van zoo grooten omvang
en zoo over het heele land werkende, en in hoofdzaak
enkel landbouwers, zoowel wat dfe geldleeners als de
borgen betreft omvat, moesten alle geschillen in eigen
kring kunnen worden uitgevochten.
Om een geschil vatbaar te doen zijn voor een arbitrale
rechtspraak, moet het een zoodanig geschil zijn dat de
burgerlijke rechter er kennis van moet kunnen nemen
en door hem moet kunnen worden berecht. Maar dat
zijn vrijwel alle kwesties die bij Boerenleenbanken kun
nen voorkomen.
Als borgen tot betaling moeten gedwongen worden,
en debiteuren tot terugbetaling van een votfrschot, dan
kan door een arbitragecommissie een rechtsgeldige uit
spraak worden gedaan en het vonnis worden uitgevoerd.
Dat kan met zeer geringe kosten en binnen zeer kor
ten tijd.
In de schuldbekentenissen zou dan een arbitragebepa
ling moeten worden opgenomen, of wel er zou een af
zonderlijke arbitrageregeling moeten worden ontworpen.
Beide zijn uitvoerbaar.
Misschien wil de redactie van de Raiffeisen-Bode haar
oordeel wel eens over een en ander zeggen.
Aalten, Maart 1928.
JOH. OBBINK.
NOOT DER REDACTIE. De geachte inzender
roert een hoogst belangrijke zaak aan.
Er is meer aan vast, dan men zoo op het eersite ge
zicht zou denken. Daarom willen wij thans liever nog
niet met onze meening, die trouwens nog niet eens een
vasten vorm heeft aangenomen, voor den dag komen.
Wij geven er de voorkeur aan eerst de zaak nog eens
ampel te bestudeeren.
Te zijner tijd hopen wij erop terug te komen.
UITBETALING VAN SPAARGELDEN AAN
DERDEN.
Het onderschrift der redactie op mijn artikeltje in
het vorige nummer der R. B. is ten deele juist. Het op
schrift is onjuist.
Het spijt mij dat de ontmoeting met den leeuw nog
niet heeft plaats gehad. Nu weten we nog alleen dat
het beest heeft gebruld. Of hij ook bijten zal Of mis
schien vallen in den kuil onzer rechtspraak
Het is eigenlijk jammer dat dit geval onder voor de
Bank gunstige omstandigheden is geschied. Liever had
ik gezien dat die omstandigheden minder gunstig of
ten minste heel gewoon waren geweest. Ik kan de ge
dachte niet kwijt worden dat de Bank geen enkel gevaar
zou blijken te loopen.
Het schijnt intusschen dat in de 30 jaaar dat de Leen
banken werken, dit het eerste en eenige bekende geval
is dat een vervolging wegens betaling aan derden is
ingesteld. Een oordeel is overigens eerst te vellen als
het vonnis er is.
Het geval zelf wettigt m.i. nog. niet het uitbetalen aan
een ander dan aan den eigenaar van het spaarboekje
eenvoudig stop te zetten. In de practijk zou dit gewel
dige bezwaren geven.
Ook de oplossing die de redactie zich denkt ten op
zichte van minderjarigen heeft groote bezwaren. Het aan
tal minderjarigen dat terugbetalingen laat doen door
familieleden, dikwijls ook nog minderjarigen, al zijn het
soms ook kerels als boornen, is zoo groot, en de geval
len dat de ouders op leeftijd bijna nooit meer in het
dorp komen zoo talrijk, dat het bijna ondoenlijk zou
zijn in al die gevallen machtigingen te vorderen.
Een verder bezwaar zal ook steeds blijven dat de vol
machten om aan Serden te kunnen uitbetalen, op een
zegel van 30 cent moeten gesteld worden.
Het laten gelden van de opvatting of het oordeel van
den kassier, dat het boekje zich in niet-gevaarlijke han
den bevindt, leidt er vanzelf toe dat, als een uitbetaling
eens blijken zou last te geven, dat dan de kassier zeg
gen zal dat hij van meening was dat alles wel behoorlijk
in orde is en is dus een zeer onzekere factor.
Dat de zaak van zuiver juridischen aard is, spreekt
vanzelf en dat een Ringvergadering er van uit dat oog
punt geen beslissing over kan nomen, eveneens. Maar
mijn bedoeling was enkel te weten of in de 30 jaaar die
achter ons liggen, er ooit een geval is voorgekomen
dat een Bank werkelijk nadeel leed door het doen van