DE RAIFFEISEN-BODE.
schien de voornaamste. En, naar wij meenen, zeker de'
bron, waaraan meer menschen zich laven dan aan eenige
andere. De export van margarine, ook zeer belangrijk
(57 millioen in 1927), geeft ook aan veel menschen werk
en dus brood. Maar de winsten hiervan komen voor een
groot deel ten bate van betrekkelijk weinig personen-
De baten der zuivel-export worden echter veel meer ver
deeld; door het zuiver doorgevoerde systeem van coöpe
ratie krijgen 200.000 boeren hun deel ervan.
In 1927 is de zuivel-export wat hoeveelheid betreft wel
vooruitgegaan, aldus schrijft het Officiéél Orgaan van
de F.N.Z., maar de prijs is eenigszins achteruit gegaan.
En er pakken zich donkere wolken aan den export-hemel
samen: verhooging van invoerrechten, eischen van pro
tectionistische landbouwers in andere Staten, dreigende
concurrentie.
Wij vertrouwen echter, dat onze zuivel-industrie aan
alle rpoeilijkheden het hoofd zal weten te bieden, zopals
zij dat tot nog toe heeft gedaan. En dat op haar vari
toepassing moge zijn de schoone zinspreuk van Zeeland
Luctor et emergo! ik worstel en overwin!
Het is een deel van de taak der Boerenleenbanken de
zuievlpoöperatie in haar strijd te steunen. Wij meenen, dat I
zij dit tot nog toe hebben gedaan, dat niet vele takken van
industrie een zóó goedkoop crediet hebben genoten als
de coöperatieve zuivelfabrieken.
Wij hopen en verwachten, dat dit zoo zal blijven. Tot
heil van den Nederlandschen boerenstand.
UIT ONZE BOERENLEENBANKEN.
UITSLUITING VAN KASSIERS ALS
AFGEVAARDIGDE.
Aan de Redactie van de „Raiffeisen-Bode",
Utrecht.
WelEd. Heeren!
Naar aanleiding van de verschillende ingezonden be
richten in Uw blad, over het al of (niet toelaten vari
kassiers onzer Boerenleenbanken als afgevaardigden
hunner Bank tot Ringvergaderingen e.a., verzoek ik
U beleefd een plaatsje in de e.v. Raiffeisen-Bode, waar
voor bij voorbaat mijn dank.
Wat betreft het voorstel van Nieuwerkerk a. d. IJsel, dit
draagt ook de goedkeuring van onze Boerenleenbank weg;
er is toch niets onredelijks in: het wil niet zeggen, dat
het werk van de kassiers niet op voldoende waarde wordtj
geschat: ten minste m.i.z. kan een verstandig kassier
hierin geen steen des aanstoots vinden. Dat al reeds lan
gen tijdnaar het schijnt, door sommige onzer Banken
de fout begaan is, den kassiers, laten we zeggen haast'!
medezeggenschap in Bestuurszaken toe te kennen, is
toch geen reden om niet te trachten er op deze wijze
een einde aan te maken.
Ook ik heb op een Ringvergadering medegemaakt
dat een Bestuursfunctie in het Ringbestuur vacant was
door overlijden, en waarin op die vergadering moest
worden voorzien. Door een ,,Ringbestuurslid" werd voor
gesteld hierin te benoemen een kassier van een Boeren
leenbank, ter vergadering aanwezig. Op mijn betoog
evenwel, dat door een kassier te benoemen in een Ring
bestuur naar mijn meening een gevaarlijk precedent ge
schapen werd, n.1. omdat we er dan ook wel toe konden
overgaan kassiers, in Bestuur of Raad van Toezicht
van Boerenleenbanken te benoemen, en welke meening
wel niet door alle ter vergadering aanwezigen werd
gedeeld, maar toch tot gevolg had, dat geen kassier
werd benoemd maar een Bestuurslid van die Boerenleen
bank, welke door den overledene werd vertegenwoordigd.
Toe te juichen zou het zijn indien het Bestuur van een
Boerenleenbank altoos zelf de vergaderingen van Ring
e.a. bijwoonden, maar bij verhindering, zou ik het toch niet
bezwaarlijk achten, wanneer de kassier als „gevolmach
tigd afgevaardigde," met een „bindend mandaat" ge
noemde vergaderingen meemaakt.
Dat kassiers die vergaderingen meemaken in tegen
woordigheid van hunne Bestuursleden, daar kan niets op
tegen zijn.
Sliedrecht. 15 Februari 1928.
J. v. d. BERG Lzn.,
Voorzitter van het Bestuur Boerenleen
bank te Sliedrecht.
DE BOERENLEENBANK EN HET HUWELIJK.
Langerak, 11 Februari 1928.
Aan de Redactie van de Raiffeisen-
Bode te Utrecht.
Geachte Redactie!
Naar aanleiding van Uwe verhandeling in de Raif
feisen-Bode van Februari 1928 over: ,,de Boerenleenbank
en het huwelijk" zag ik gaarne in de volgende Raif
feisen-Bode een antwoord op de vraag, hoe gehandeld
moet worden wanneer het volgende geval zich voordoet.
Een vrouw krijgt geld van haar man of zij spaart dit
over of trekt b.v. een som gelds uit de loterij. 1
Zij brengt dit gekregen, gespaarde of getrokken
geld op een spaarboekje bij de Boerenleenjbank op haar
eigen naam. i J
Later wil zij van dat geld weer terug hebben.
Is de vrouw nu bevoegd dit geld in onltvangst te
nemen en daarvoor te kwijten of is dan de Bank niet
geheel en al gedekt?
Hoogachtend, 1
Uw dw. dr.,
C. VU IJK. Kassier.
Antwoord der Redactie. Neen, de Bank is
niet geheel gedekt, wanneer zij uitbetaalt aan de vrouw
alleen, tegen kwijting van haar. Voor gelden, die de
vrouw op haar eigen naam. heeft gesteld, geldt de ge
wone regel. Men betale deze dus alleen uit tegen kwij
ting, geteekend door haar en haren echtgenoot, of door
dezen laatste alleen (dit laatste slechts, indien men weet,
dat het beheersrecht niet aan den man ontnomen is
zie artikel in het vorig nummer).
DE BOERENLEENBANK EN HET HUWELIJK.
Beesd, 10 Februari 1928.
Aan de Redactie van Raiffeisen-Bode.
Bij het lezen van „De Boerenleenbank en het Huwe
lijk," dacht ik aan twee mogelijkheden, die wel nooit
voorgekomen zullen zijn, maar toch niet geheel en al aan
de mogelijkheid zijn te onttrekken, b.v.:
Mej. Zeldenrust heeft een spaarboekje met ingeschre
ven f 100.
Haar man Nooitgedacht vraagt "haar na een tijd naar
het boekje om het geld te innen voor aankoop in zijn
bedrijf.
Het hooge woord komt er uit, en zij zegt: dat heib
ik in de huishouding moeten gebruiken en ik heb het
spaarboekje afgedragen en geteekend.
Hem is bekend, dat zij daar geen recht meer op
heeft, komt naar de Bank en vraagt het geld. „Geef
dan het boekje maar," zegt de kassier „Dat hebt gij,
ge hebt 't geld aan mijn vrouw gegeven en zij heeft
geen recht 't te innen."
„Zonder een boekje kan ik U niets uitkeeren ik
weet verders niet meer wat vroeger gedaan is," zegt)
de kassier, denkende: ik heb het boekje en hij heeft
geen bewijs.
Is nu deze verklaring van den kassier in een eventueel
rechtsgeding niet voldoende?