DE R A I F F E ISEN-BODE. 59 B. werd derhalve opnieuw in rechten aangesproken en wel tot vergoeding der schade, die de Bank door de onrechtmatige daad van zijn vrouw geleden had. Als schadevergoeding vorderde de Bank toen het be drag dat zij op de voorschotten nog te vorderen had, benevens de rente en daarenboven de gerechtskosten die zij in verband met de eerste, mislukte, procedure had moeten betalen. Deze vordering' werd thans, aan de Bank toegewezen en B. kreeg dus te betalen hoo.tdso.rn en renten, alsof hij wel borg geweest was en daarenboven de proceskosten, die de Bank in verb.anid niet de eerste procedure had moeten betalen en daarenboven de rente over dit bedrag vanaf den dag der dagvaarding in de eerste procedure, terwijl B. in de gerechtkosten der tweede procedure werd veroordeeld. Zoo is, deze zaak dus nog mooi terecht gekomen. Men moet zich echter bedenken, dat het zoo niet altijd zal gaan. Uit deze zaak valt derhalve deze leering te trekken, dat de veiligheid vereisoht, dat men de borgen de schuld bekentenissen in het bijzijn van den Kassier of éé|n of meer Bestuursleden laat teeltenen. DE BOERENLEENBANK EN HET HUWELIJK. De Boerenleenbank komt niet alleen in aanraking met het overlijden1); ook het huwelijk stelt haar meer dan eens voor vragen. Wij zullen trachten deze hier te beantwoorden. Allereerst stellen wij het volgende geval. Mejuffrouw Zeldenrust heeft op de Spaarbank der Boerenleenbank een spaarbankboekje. Zij treedt vervolgens in het huwe lijk met den heer Nooitgedagt. Nu komt zij, nadat zij getrouwd is, bij den kassier om het saldo van het spaar bankboekje op te nemen (de inrichting van het huis houden kost blijkbaar veel geld). Kan de kassier het saldo nu aan haar uitkeer-en en haar het spaarbank boekje laten afteekenen? Neen! De getrouwde vrouw is volgens ons recht „han delingsonbevoegd" (behoudens enkele uitzonderingen, waarmede wij hier niet te maken hebben). De echtgenooten vormen, naar de opvatting van onzen wetgever, een soort maatschap, waarvan de man het hoofd en de vertegenwoordiger is. Daarom heeft de wet bepaald, dat de vrouw (zelfs al is zij buiten gemeen schap van goederen gehuwd) geen rechtshandelingen kan verrichten zonder bijstand van haren man of zonder zijne schriftelijke toestemming. De handteekening van Juffrouw NooitgedagtZelden rust alléén heeft dus geen rechtskracht. Betaalde de kassier hierop uit, dan zou hij zich bloot stellen aan het risico van een tweede opvordering van het saldo. Indien Juffrouw Nooitgedagt echter een schriftelijke volmacht van haar echtgenoot medebrengt, mag de kas sier wél aan haar uitbetalen. Hij late haar het spaar bankboekje den op de gewone wijze afteekenen, en behoude de volmacht. Hij dient zich hierbij echter wel voor oogen te houden, dat hij niet tegenwoordig is geweest bij het teekenen der volmacht door den man, en dat hij dus- de echtheid van diens handteekening niet kan beoordeelen. Beter is het dus, dat man "en vrouw te zamen bij den kassier komen, en beiden het spaarbankboekje af teekenen. De vrouw teekent voor kwijting, en de man plaatst daarbij: „Gezien" of „Goedgekeurd", en hier onder zijne handteekening. Op deze manier is men abso luut gedekt. Zie hierover het artikel in de Raiffeisen-Bode van Oct. j.1. 1 l I j i Misschien vraagt deze of gene zich af: is het niet voldoende, dat de man alléén teekent? la, dit is voldoende in verreweg de meeste gevallen, namelijk wan neer het spaargeld in de huwelijksgemeenschap valt (dit geschiedt uitteraard bij algeheele gemeenschap van goe deren). Is echter bij huwelijksche voorwaarden bepaald, dat het spaargeld buiten de huwelijksgemeenschap! blijft, dus het afzonderlijke eigendom der vrouw blijft, en tevens dat het bestuur of beheer van de goederefn,, buiten de gemeenschap vallende, niet bij den man be rust, dan kan de man niet zelfstandig het spaargeld opvorderen. Dan mag het alleen worden uitbetaald aan de vrouw, bijgestaan of gemachtigd door den man (zoo als boven omschreven). Dus er zijn gevallen, waarin uitbetaling aan den mail alléén niet geldig is. Hoe zeldzaam deze ook zullen zijn, zij rechtvaardigen o.i. toch den raad, om slechts uit te betalen aan de vrouw, bijgestaan of gemachtigd door haren man. Alleen, wanneer men zeker weet, dat er geen huwelijksche voorwaarden zijn, of, indien zij er zijn, daarbij geen bepaling is gemaakt als boven bedoeld, kan men ook veilig aan "den man alléén uit betalen. Maar uitteraard is het voor de meeste kassiers zeer moeilijk om te controleeren of er huwelijksche voor waarden zijn of niet. i Stellen wij thans het geval eenigszins anders. Mejuf frouw Zeldenrust heeft een eigen boerderijtje. Om haar bedrijf te kunen financieren heeft zij een crediet bij de Boerenleenbank. Na haar huwelijk met den heer Nooit gedagt komt zij op een goeden dag bij den kassier, teneinde f 100,te halen. Zij geeft te kennen, dat zij het crediet wil voortzetten. Mag de kassier haar nju f 100,uitkeeren? Neen! Hier geldt hetzelfde als bij de uitbetaling van spaargeld. Hij moet niet betalen aan de vrouw alleen. Hij betale slechts aan man en vrouw te zamen, of aart den man alleen, indien hij weet, dat daartegen niet het, bovengeschetste bezwaar bestaat. Het aantal vragen, waarover het huwelijk Bestuur en kassier der Boerenleenbank kan stellen, is nog niet uitgeput. Stel, dat Mejuffrouw Zeldenrust een voorschot heeft. Na haar huwelijk wil zij dit aflossen. De kassier krabt zich achter het oor, als zij met het geld bij hem komt, en denkt: zij is nu gétrouwd en dus handelingsonbe^ voegd; mag ik dus wel betaling van haar aannemen ein haar kwijting verleenen? Wij kunnen op deze vraag bevestigend antwoorden. Het betalen van een schuld is iets, waarvoor handelings bevoegdheid niet wordt vere'ischt; en het verleenen van "kwijting geschiedt in dit geval door den kassier, niet door de vrouw. Nog een laatste vraag. Mejuffrouw Zeldenrust was natuurlijk lid van de Bank. Kan zij na haar huwelijk lid blijven Deze vraag moet beantwoord worden aan de hand van de Statuten. Als vereischte voor het lidmaatschap stellen deze o.m. dat men bekwaam zij om overeen komsten aan te gaan (art. 3 I letter b). Mejuffrouw Nooitgedagt heeft natuurlijk dit vereischte verloren. Bij verlies van een vereischte voor het lidmaatschap, aldus de Coöperatie-wet, kan het Bestuur het lidmaatschap, aan het betrokken lid opzeggen, op grond van een be sluit de Algemeene Vergadering. In overeenstemming hiermede bepaalt art. 7 der Statuten, dat eene zoo danige opzegging kan geschieden ingeval van huwelijk, voor zoover eene vrouw betreffende. Het lidmaatschap kan dus aan Mejuffrouw Nooit gedagt worden opgezegd. Men lette op het woordje „kan." Het is dus geen voorschrift, dat haar lidmaatschap

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1928 | | pagina 3