58 DE RAIFFEISEN-BODE. zijn rente zou kunnen betalen, terwijl de maatschappij bovendien tot de solide instellingen behoorde, en waar schijnlijk dus niet zoo spoedig van bovengenoemde be paling gebruik zou hebben gemaakt. Maa- stel eens dat de Heer X. minder kapitaalkrachtig was geweest en bij een minder solide maatschappij (zooals er vrij wat zijn) terecht was gekomen! Wij deelen het bovenstaande mede, om te laten zien, hoe men aan dc genade of ongenade van zulk eene maat schappij overgeleverd kan zijn. Gelijk velen reeds onder vonden hebben. III. Ons bezig houdende met instellingen, waarbij men zijn geld kan beleggen, dwalen onze gedachten als vanzelf naar dc Boerenleenbanken, en de gedachte aan haar vervult ons met dankbaarheid. Hebben dc Boerenleenbanken ooit het vertrouwen van hen, die geld bij haar belegden, beschaamd en hen voor millioenen benadeeld? In al de jaren van haar bestaan is niet één van hen voor één cent benadeeld. De milliar- den, die in den loop der tijden bij de Boerenleenbanken zijn ingelegd, zijn, voor zoover zij zijn teruggevraagd, immer stipt op tijd aan de rechthebbenden uitgekeerd. Trachten de Boerenleenbanken de inleggers aan han den en voeten te binden door allerlei gevaarlijke bepa lingen: Niets van dat al! De inlegger kan zijn geld terug krijgen, wanneer hij dat wenscht, en hij krijgt steeds het volle pond. Hij weet precies waar hij aan toe is, en de eenvoudige bepalingen van het Spaarreglement verbergen niets, waaruit eenig misbruik zou kunnen voortvloeien. Hij, die zijn geld aan een Boerenleenbank toevertrouwt, weet dat het veilig is. Een andere financieele instelling, zij het hypotheekbank, spaarkas, of gewone Bank, kan door den buitenstaander nooit worden beoordeeld; hij moet afgaan op wat „men" ervan zegt, op de namen van directeuren en commissarissen, op de koersen der aan- deelen of pandbrieven, enz. De Boerenleenbank echter is een instelling, die door ieder beoordeeld kan worden, want ieder kan de statutenbepaling lezen, waarbij de leden zich onbeperkt aansprakelijk stellen. En mocht er eens iets mis zijn (b.v. verliezen, gepaard gaande aan uittre ding op groote schaal), dan weet men het direct, en bovendien kan er dan nóg niets gebeuren, want de uit- tredenden moeten hun aandeel in het verlies betalen. Dit alles overdenkende, zijn wij dankbaar, dat de boerenstand zijn Boerenleenbanken heeft. Wij gelooven, dat de meesten niet half beseffen, welk een zegen zij voor den boer zijn. Dit nog eens goed in het licht te stellen, was het doel van dit artikel. EEN AARDIGE RECHTZAAK. De Juridische Afdeeling onzer Centrale Bank krijgt soms wel aardige en interessante gevallen, waaruit ook voor Kassiers en Besturen van andere Boerenleenbanken, dan de betrokkene, leering te putten is, te behandelen. Zoo heeft zich dan thans weder het volgende geval voorgedaan. De Coöp. Boerenleenbank te X. zou een voorschot aan een harer leden verstrekken. Als borgen zouden optreden de Heeren A. en B. De Kassier der Bank had natuurlijk de borgen te|n zijnen kantore moeten laten komen, teneinde daar d,e schuldbekentenissen in zijn tegenwoordigheid te teekenen, doch de Kassier deed zulks niet. Hij \ertrouwde den schuldenaar wel en gaf dezen de schuldbekentenissen mede. Een voorschot mag niet in gedeelten worden op genomen. Heeft dc voorschotnemer niet alles terstond noodig, dan plaatse hij het overtollige op een spaar boekje. Deze bracht eenigen tijd later de stukken terug, voor borgtocht uiterlijk geheel en a,l in orde onderteekend door de borgen A. en B. De Kassier vermoedde dus niets kwaads en verstrekte het geld. Jaren later failleerde de hoofdschuldenaar en uit zijn faillissement kwam voor de Bank geen uitkeering op. De Bank wendde zich toen tot de borgen. De borg A. erkende zijn borgstelling, doch hij was inmiddels zelf gefailleerd, en ook uit zijn faillissement kreeg de Bank geen uitkeering. Ten slotte wendde de Bank zich tot den borg B., die nalatig bleef aan de aanschrijving om de schuld te betalen te voldoen. De Juridische Afdeeling onzer Centrale Bank liet toen B. dagvaarden om als borg de schuld te betalen. Tot groote verwondering voerde in de procedure B het verweer, dat hij de schuldbekentenissen niet voor borgtocht geteekend had. Het toeval wilde dat er niet één maar twee voorf- schotten verleend waren en er dus ook twee schuldbe kentenissen bestonden, waarop de goedschriften zoowel als de handteekeningen precies op elkaar leken. Nu mag het misschien te doen zijn iemands handtee kening te vervalschen, maar zulks tweemaaj te doen en op zoo'n wijze dat beide vervalsehingen nauwkeurig op elkaar lijken, is een bijzondere praestatie. Aanvankelijk stond men dan ook vreemd tegenover dit verschijnsel, doch later kwam men tot het vermoeden, dat indien B. de handteekening niet gesteld had (inder daad leken de handteekeningen allerminst op die van B.) dat dan de handteekeningen gesteld moesten zijn door iemand, die gewoon was. met de naam van B. te onder teekenen. Het vermoeden lag derhalve voor de hand, dat de vrouw van B. de handteekeningen en goedschriften ger steld had. Men zocht in die richting en inderdaad bleek het vermoeden juist te zijn. B. deelde mede, dat zijn vrouw buiten zijn voorkennis, en buiten zijn goedkeuring de schuldbekentenissen uit zijn naam voor borgtocht geteekend had. B. achtte zich derhalve niet als. borg verbonden. Hier was natuurlijk geen speld tusschen te steken en aan de Bank, die haar vordering uit bprgtocht opgezet had, werd deze dan ook ontzegd en de Bank werd boven dien nog in de kosten van het proces veroordeeld. Aan de Juridische Afdeeling van de Centrale Bank liet men den moed echter niet zakken. Men zocht een anderen weg. Na onderzoek bleek, dat B. in gemeenschap van .goederen gehuwd was, zoodat hij dus voor de schulden van zijn vro,u,w ten volle aan sprakelijk was. Nu had de vrouw van B. door het te dóen voorkomen alsof goedschrift en handteekening van B. afkomstig waren, er toe medegewerkt, dat de Bank voorschotten verstrekt had die zij anders niet verstrekt zou hebben, of zooals men het met een juridische term uitdrukt: de vrouw van B. had zich aan een onrechtmatigen daad tegenover A. schuldig gemaakt. Voor de schade die uit dezen onrechtmatigen daad voo.rtvloeide was nu de vrouw aansprakelijk en omdat de vrouw met B. gehuwd was, was B. voor die schuld aansprakelijk.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1928 | | pagina 2