Jan.
97 V9
Jan.
1
DE RAI F FE IS EN-BODE.
53
Vervaldagen der
1 Dec.
15 Dec.
29 Dec.
coupons
6»/o Nederland 1922 A/B
1
Maart
1 Sept.
i°5'/.
1 °5s/8
107
60/0 Nederland 1923 A
1
Febr.
i Aug.
I003/8
too'/g
IOO'/u
60/0 Nederland 1923 B (1924)
1
April
1 Oct.
100 3/8
ioo3/8
100 'U
50/0 Nederland 1918
1
Juni
1 Dec.
102
1011/2
I02'/4
50/0 Nederland 1919
1
April
1 Oct.
IOI'/j
101
ioiVj
41/2 Nederland 1916
1
Mei
1 Nov.
100 3/s
99 '7,e
ioo7/16
41/2 Nederland 1917
Febr.
1 Aug.
100 3/8
99 u/i6
IOO7/,6
40/0 Nederland 1916
1
April
1 Oct.
95
96
96'
6°/o Ned. Indië (in dollars) A 1922
1
1 Juli
i043/i6
104V4
io47„
6°/o Ned. Indië (in dollars) B C 1922
1
Maart
1 Sept.
I °43/16
104 7 4
104'/,
6°/o Ned. Indië (1921 C) 1923 in Ponden
IS
Febr.
15 Aug.
1047,
i043/4
104'Vu
60/0 Ned. Indië 1923 D
IS
Maart
15 Sept.
101'/,,
10H/4
ioi'7,6
51/2 Ned. Indië 1921 D (in dollars)
I
Maart
1 Sept.
103
I02'7,S
i0374
31/2 Ned. Indië 1923 C (in dollars)
I
Mei
1 Nov.
I03V2
10374
I°3 6
5 0/0 Ned. Indië 1915
I
April
1 Oct.
IOO'/j
iooj^
I00"/|6
50/0 Ned. Indië 1916
I
Mei
1 Nov.
100
I0Ol/2
100"
50/0 Ned. Indië 1917
I
Mei
1 Nov.
1003/,
ioo72
IOO11/ ,6
50/0 Ned. Indië 1923 A
I
Juni
1 Dec.
ioos/4
ioo3/8
ioo3'4
50/0 Ned. Indië (in Ponden) 1923 B
15 Jan.
15 Juli
iooVj
ioo'
IOO 7,
41/2 Ned. Indië 1926 A/B
1
Jan.
1 Juli
977/16
9»
50/0 Coöp. Grondkapitaalbank
I
April
1 Oct.
IOO3/,
ioo3/4
i oo3/4
50/0 Dinteloord Coöp. Suikerfabriek
I
1 Juli
9972
99 7j
9971
50/0 Friesch-Gron. Coöp. Suikerfabriek
1
Juni
1 Dec.
102
lOï'/g
102 74
50/0 Zevenbergen Coöp. Suikerfabriek
1
April
i Oct.
96'/,
963/4
96'h
4Puttershoek Coöp. Suikerfabriek
April
90
90
90
UIT ONZE BOERENLEENBANKEN.
DE BETEEKENIS VAN ART. 9, 2e LID
REGLEMENT SPAARBANK.
Alvorens uiteen te zetten welke de beteekenis dier
bepaling wèl is, moge met een enkelen volzien betoogd,
dat door art. g, 2e lid het spaarboekje niet het karakter
l van toonderpapier heeft verkregen, zooals de heeren
van de Poll en Obbink in R.B., Dec. '27 beweerden.
Het bijzondere van toonderpapier is o.a., dat zoodra
het papier van eigenaar is veranderd ook een andere
schu ldeische r in de plaats van den vorige is ge
treden. Schuldeischer is de eigenaar van het papier.
Daar echter de schuldenaar aan iemand, die „met het
papier in de hand" om betaling vraagt niet kan zien
of hij eigenaar is dan wel het papier misschien verduis
terd heeft, kent ons recht den regel, dat betaling te
goeder trouw aan hem, die in het bezit der inschuld
vordering) is (dus hier aan den houder van het
toonderpapier dat de inschuld bewijst) den schuldenaar
bevrijdt (1422 B.W.)1)
In het recht der toonderpapieren drukt men dit al
dus uit: Het bezit van het papier legitimeert als eige
naar daarvan en mitsdien indirect als schuldeischer
(z- b.) 2)
Geheel anders is dit bij een bewijsstuk van ,een vor
dering op naam (schuldbekentenis, spaarboekje). Ook
al zou een dergelijk bewijsstuk verkocht worden: de
hoedanigheid van schuldeischer gaat daarmee niet over.
De oorspronkelijke schuldeischer blijft schuldeischer;
Om de kwestie niet noodeloos ingewikkeld te maken is hier
gezwegen van de uitzonderingen op dezen regel in geval van
diefstal en verlies (2014, 2e lid B.W.).
2) Verwarrend lijkt mij de tegenstelling die de redactie maakt
(R.B., Dec. '27, pag. 47. noot slot)„Het spaarboekje is legiti
matiepapier. en dat is heel wat anders dan toonderpapier)". Ook
toonderpapier is legitimatiepapier. Zie Scheltema (Polak III.) 73
en Zevenbergen, ie druk No. 12. Molengraaff heb ik niet tot mijn
beschikking: het zou mij verwonderen indien deze anders leerde.
mocht hij echter zijn vordering in rechte willen bewij
zen, dan zal hem dit, nu hij zijn bewijsstuk kwjjt is,
minder gemakkelijk vallen; maar aan zijn hoedanigheid
van schuldeischer hoeft niet getwijfeld te worden en
de schuldenaar, die hem betaalt is bevrijd en zal van
den eigenaar tan het bewijsstuk weinig last hebben.
Wil een derde schuldeischer worden van een vorde
ring op naam worden, dan is overdracht (cessie) van
de vordering noodig, niet van het bewijsstuk
(668 BW.)
Duidelijkheidshalve is over de bedoelde clausule, die
een spaarbankboekje op naam betaalbaar stelt aan toon
der, nog niet gesproken. Die clausule houdt (uitdruk
kelijk of stilzwijgend dat doet er niet toe) een afspraak
in tusschen den schuldeischer (spaarder) eenerzijds en
de Bank anderzijds. Die afspraak bedoelt niet om de
vordering waarvan het boekje bewijs oplevert gemakke
lijker overdraagbaar te maken. Was dat de bedoeling
geweest, het had duidelijker kunnen worden uitgedrukt.
Maar wat is die bedoeling dan wèl? M.i. deze: De
schuldeischer wil een vordering verkrijgen, die hij op
gemakkelijke wijze kan innen. Wanneer hij niet in staat
is of geen tijd heeft om zijn vorderingsrecht persoonlijk
uit te oefenen, dan moet het niet noodig zijn, dat hij
telkens schriftelijk een gevolmachtigde aanwijst (het zou
hem iederen keer nog f0.30 kosten ook!), dan moet
de gerechtigde tot inning op eenvoudiger wijze kunnen
worden aangeduid en wat is dan beter, dan dat hem
het spaarboekje wordt ter hand gesteld Echter mag
de Bank nu geen risico loopen, doordat zij betaalt aan
iemand, die hoewel houder van het boekje, niet is:
schuldeischer, en daarom: De Bank is gekweten door
betaling in handen van den aanbrenger van het boekje.
In andere woorden: Tegenover de Bank is de houder
van het boekje gelegitimeerd als degene, die „namens
den schuldeischer" om betaling vraagt. In het algemeen
mag de Bank op deze legitimatie afgaan. Maar deze
legitimatie zal ophouden, zoodra de Bank weet (b.v.
doordat de schuldeischer het haar meedeelde) of rede-