DE RAIFFEISEN-BODE.
5i
de organisatie zullen behartigen ot het hunne eigenp
belangen waren.
Zij zijn het dus aan wie de landbouwers de behartiging
van hunne belangen moeten kunnen toevertrouwen als
deden zij het zelf. Het spreekt van zelf dat aan deze
leiders hooge eischen moeten worden gesteld, voor wat
betreft bekwaamheid, betrouwbaarheid, ijver, enz. Vol
komen is op hen van toepassing hetgeen elders door een
bekend opvoeder over jonge menschen werd geschreven.
Het is ook van toepassing op onze leiders en op hen die
dit willen worden.
Daarom zuilen wij het hier nog eens afdrukken.
„Intusschen geeft het bezit, ook van de grondigste
vakkennis, geen waarborg aan den beoefenaar van
eenig vak, dat zijne werkzaamheid met succes zal
worden bekroond en hem zoowel als. de menschen
met wie hij in aanraking komt, voldoening zal
schenken.
Zal dit doel inderdaad worden bereikt, dan moeten
behalve kennis, ook nog zekere karaktereigenschap
pen worden aangetroffen, die aan den wil een be
paalde richting geven.
Zelfkennis, en zelftucht, bescheidenheid en matig
heid, vlijt en volharding, zorgzaam en oplettend
nagaan en vaststellen van de behoeften en, de wen-
schen van andere menschen, afwijzen en terugdringen
van ongerechtvaardigd, egoïstisch streven, dat zijn
deugden, waarvan de aanwezigheid de werkzaamheid
van iederen vakman in even sterke mate ondersteunt
als het ontbreken ervan het werk remt, tegenhoudt
en ondermijnt.
Dit is een waarheid die niettegenstaande hare
groote beteekenis dikwijls wordt miskend, voorna
melijk door jonge menschen.
De zedelijke eigenschappen zijn voor de toekomst
en het lot van den mensch ten minste van evenveel
beteekenis als kennis en bekwaamheden.
Hierop meen ik in het bijzonder ook te mogen
wijzen, omdat ik mag aannemen, dat het hier ge
schrevene onder de oogen komt van veel jonge
menschen.
Het is mij steeds een diepe smart geweest te
moeten zien, dat eenige mijner leerlingen, die niet
tot de minst begaafden behoorden, het tot niets in
de maatschappij brachten ot soms wel te gronde
gingen, alleen daarom, omdat hunne wilskracht te
zwak, hunne zelfkennis, te gering of hunne zelfover
schatting te groot was.
Omgekeerd heb ik dikwijls de voldoening gesmaakt
te zien dat jonge mannen, die geenszins over buiten
gewone begaafdheid beschikten, door vlijt en nauw
gezette plichtsbetrachting, naar verhouding vrij
spoedig het voorgestelde doel bereikten en in het
maatschappelijk leven het vertrouwen en de achting
hunner medemenschen in hooge mate genoten."
Wij konden niet nalaten deze mooie woorden van een
vermaard opvoedkundige, hier neer te schrijven, want zij
geven zoo juist weer de eigenschappen, die wij zoo gaarne
zien bij hen, die onze belangen moeten behartigen en die
zich daartoe voorbereiden.
Van den anderen kant spreekt echter wel van zelf,
dat op ons de taak rust het werk van deze vertrouwens-
mens,chen behoorlijk te waardeeren en op prijs te stellen.
In de eerste plaats om hen op voldoende wijze schadeloos
te stellen voor al hetgeen in ons belang wordt gedaan
en verricht.
Het spreekt vanzelf, dat in de eerste plaats gezorgd
behoort te worden voor een behoorlijke salarieering en
positie.
Dit behoort te zijn in overeenstemming met de diensten
welke worden bewezen en -de bekwaamheden welke
daartoe worden vereiseht. Het komt nog al eens voor
dat zulks wat te wenschen overlaat en dat in dit opzicht
nog wel verbeteringen zijn aan te brengen.
Hierop kan hier natuurlijk niet verder worden inge
gaan, maar waar wij wel op willen wijzen is het vol
gende:
De aard van de belooning van bovenbedoelde per
sonen brengt met zich dat het veelal niet mogelijk is
voldoende te zorgen voor den kwaden dag. Wij bedoelen
voornamelijk den ouden dag. Ook behoeven wij voor
onze organisaties jonge, flinke krachten en het is maar
al te goed bekend dat oulden van dagen soms niet de
meest geschikte personen zijn die onze belangen kunnen
behartigen.
Maar niet alleen uit overwegingen van eigen belang
moet zich onze zorg uitstrekken, ook na den diensttijd.
Het denkbeeld dat de zorg zich ook daarna moet uit
strekken wint meer en meer veld.
Dat wil nu volstrekt niet zeggen dat wij een zorgeloos
leven, van hen die voor ons werkzaam, zijn, moeten be
vorderen. Integendeel!
Ieder die in en voor den landbouw 'werkzaam is,,
moet naar de mate van zijn inkomen en zijn krachten
trachten te sparen zoowel om vooruit te komen als voor
den kwaden dag, die in den regel niet wordt verwacht,
doch immer komt.
Maar tevens moet er voor worden gezorgd dat wan
neer de kwade dagen komen, onze menschen niet oud
en arm aan hun lot worden overgelaten.
De mogelijkheid dient dus te worden geschapen, dat
de zorg voor den ouden dag, zoo vroegtijdig mogelijk
een aanvang kan nemen, want hoe eerder begonnen, des
te geringer kunnen de daarvoor benoodigde uitgaven zijn.
De verzorging die wij hierbij op het oog hebben kan
van verschillenden aard zijn, doch zij komt in hoofdzaak
neer op de volgende drie hoofdvormen:
i°. een pensioenverzekering voor den ouden dag:
2°. een pensioenverzekering voor weduwen en weezen,
en 30. een gemengde verzekering.
De oudendags-verzekering biedt veel moois en goeds.
Door het bepalen van een jaarlijksehe premie, waarvan
de grootte afhankelijk is van den leeftijd van den verze
kerde, verkrijgt men het recht op een jaarlijks,ch pensioen
dat op een vooraf bepaalden leeftijd ingaat. Leeft de ver
zekerde nog 1020 jaar, en gepensionneerden en lijf-
rentetrekkenden bereiken, de ervaring heeft het genoeg
zaam geleerd, een zeer hoogen leeftijd, dan ontvangt
men, al zou men honderd jaar ot ouder worden, steecis
het overeengekomen pensioen. De verzekerde is dus met
recht verzekerd.
Komt hij echter te overlijden vóór het overeengekomen
tijdstip, dan zijn de premiën vervallen.
Laat de verzekerde dan een weduwe en jonge kinderen
achter, dan blijft het gezin onverzorgd achter. Een toe
stand die zeer treurig zou zijn.
Daarom wordt een oudendagspensioen, in den regel
gecombineerd met een weduwenpensioen, al of met met
weezenpensioen verbonden.
Bij het overlijden van den man en vader blijft de
weduwe gedurende haar verdere leven een pensioen ont
vangen van een te voren vastgesteld bedrag.
Dikwijls wordt dit dan nog aangevuld met een bedrag
voor de weezen, die een uitkeering tot een zekeren
leeftijd, bijv. tot het 18e jaar, kunnen ontvangen. Het
weduwenpensioen, aangevuld met dat der weezen, vormt
in den regel een behoorlijk bedrag voor de weduwe om
zonder al te groote zorgen rond te kunnen komen en de
kinderen een behoorlijke opvoeding te geven.
De gecombineerde verzekering is echter meestal niet