38 DE RAIFFEISE N-B O D E. ,,heid van den aanbrenger tot het in ontvangst nemen „der terug te betalen bedragen". 2. Kan het bedrag der inlage ook worden uitbetaald op vertoon van een eenvoudige „volmacht", door de erfgenamen geteekend? Is daarbij een „verklaring van erfrecht", opgemaakt door een beëedigd ambte naar, noodzakelijk? Door mij werd eenige malen op vertoon van zoodanige volmacht betaald. Van de noodzakelijkheid dezer stukken was ik toen echter niet overtuigd. 3. Wilt U mij mededeelen, wat de eenvoudigste en toch zekere wijze is om de inlagen van overleden spaar ders uit te betalen? Het veroorzaakt dikwijls veel moeite en kost vaak veel tijd om de handteekeningen van alle erfgenamen te verkrijgen bij nalatenschap pen waarbij geen testament is, of die niet door een notaris worden geregeld, terwijl die toch volgens Uw artikel in „de R.-B." noodig zijn. U bij voorbaat beleefd dankend voor Uw bereidwillig heid, verblijft met de meeste hoogachting, J. E. BULSING, Kassier B. L„ Ridderkerk. Hoog-Keppel, den 26 October 1927. Aan de Redactie van „de Raiffeisen-Bode", WelEd.Geb. Heeren, Utrecht. Na lezing van het in het October-nummer voorkomen de artikel „De Boerenleenbank en het Overlijden" kwa men een tweetal vragen bij mij op, die ik zoo vrij ben te Uwer kennis te brengen, met beleefd verzoek mij met een enkel woord hieromtrent nader te willen inlichten. In het bedoelde artikel komt o.a. de volgende zinsnede voor: „Als de weduwe bij den kassier komt, mag hij haar dus niet het geheele bedrag uitbetalen. Dan zou hij haar meer geven dan waarop zij recht had. en zou de Bank gedwongen kunnen worden 0111 later nog eens aan de kinderen hun portie uit te betalen." Nu vermelden de „Algem. Bepalingen" in het Spaar bankboekje o.m.„De Vereeniging is gekweten door betaling aan handen van den aanbrenger van het boekje". Vrijwaart deze bepaling de Vereeniging niet bij over lijden van den persoon ten wiens name het boekje ge steld is? Het zou toch kunnen voorkomen dat deze persoon was overleden, zonder dat dit overlijden aan het Bestuur of den kassier bekend was. Wat het teekenen van getrouwde vrouwen betreft, die, volgens de Wet niet „handelingsbevoegd" zijn; is het dan niet noodig, dat de man, indien door de vrouw gelden bij de Bank te haren name zijn gedeponeerd, haar machtigt om zaken met de bank te doen, of telkens medeteekent U bij voorbaat beleefd dankend voor Uwe inlichtingen, teeken ik met de meeste hoogachting. Uw Dw. Dn., K. G. NOOY, Kassier der Coöp. Boerenleenbank „Hummelo en Keppel". Noot der Redactie (betrekking hebbend op de vijf bovenstaande ingezonden stukken). Ons artikel in het vorig nummer was eigenlijk een weerslag op de vele vragen, die ons worden gesteld, en die luiden: X. is overleden en heeft vijf erfgenamen achtergelaten mag ik nu aan één dezer erfgenamen uit betalen, als hij met het boekje komt? Niettegenstaande het bepaalde bij art. 9 van het Re glement antwoorden wij op zulke vragen altijd ontken nend. Wij betwijfelen, of art. 9 in gevallen als deze, waarin de kassier weet, dat er meer erfgenamen zijn., uitbetaling aan één hunner dekt. Uitbetaling van het geheele saldo aan één van b.v. vijf erven beteekent, dat vier vijfde gedeelte wordt uitbetaald aan een niet-recht- hebbende. En of desbewuste uitbetaling aan een niet- rechthebbende geldig is, betwijfelen wij. Is zij niet in strijd met de goede trouw, waarmede overeenkomsten moeten worden ten uitvoer gelegd (art. 1374 Burgerlijk Wetboek) Men versta ons welwij zeggen niet, dat uitbetaling aan één der erven niet rechtsgeldig is; wij zeggen alleen, dat wij twijfelen. Wij achten dus in uitbetaling aan één der erven eenig risico gelegen, en daarom adviseeren wij steeds om den veiligen weg te bewandelen en slechts uit te betalen aan alle erven, of aan ieder zijn portie. Men vraagt, waarvoor art. 9 dan eigenlijk dient. In de eerste plaats dient het voor gevallen, waarin men van den aanbrenger niet weet, 'dat hij niet rechthebbende is. Stel b.v., dat A. is overleden; nu komt B. bij den kassier met het boekje en doet zich voor als eenig erfgenaam dan is uitbetaling aan hem zonder eenigen twijfel door art. 9 gedekt. In de tweede plaats dient het voor alle andere gevallen, waarin betaling wordt gevraagd door een aanbrenger, niet spaarder. Wellicht baat het hier voor, en het schaadt zeker niet! Wij geven intusschen gaarne toe, dat wij in ons artikel te weinig aandacht hebben geschonken aan art. 9 van het Reglement. Het doet ons genoegen, dat zoovelen onzer lezers dit hebben bemerkt, en ons gelegenheid geven onze beschouwingen aan te vullen en te verduidelijken. Enkele inzenders stellen nog een vraag, die hieronder beantwoord mag worden. De kassier van Veenendaal vraagt of hij mag voldoen aan het verzoek van de weduwe om het boekje op haar naam te zetten. Dat is gelijk te stellen met een verzoek om uitbetaling. E11 wij kunnen er dus op antwoorden indien hij weet, dat de weduwe slechts gedeeltelijk recht hebbende is, is het niet van risico ontbloot om eraan gevolg" te geven. Indien hij dat niet weet, kan hij het zonder eenig bezwaar doen. De kassier van Langezwaag vraagtis het wel noo dig, dat de Bank voor een juiste verdeeling der spaar gelden onder de erfgenamen zorgt? Neen, dat is niet noodig. Als de erven gezamenlijk het saldo willen opne men, kan de Bank het gerust aan hen uitbetalenbij de Bank van den geachten inzender gebeurt dit ook, want degene, aan wien het spaargeld wordt uitgekeerd, is de gemachtigde van alle erven. In het voorbijgaan zij opgemerkt, dat de methode, te Langezwaag gevolgd, zeer navolgenswaardig is. Op die manier is de Bank volkomen gedekt. Alleen komt er niet niet verder mede, wanneer er tusschen de erven oneenigheid heerscht, en zij ieder afzonderlijk bij de Bank aankloppen. Dan zal de Bank o.i. het geld onder hen moeten verdeelen, naar evenredigheid van ieders erfportie. De kassier van Ridderkerk vraagt, of een „verklaring van erfrecht" noodig is bij vertoon van een door alle erven geteekende volmacht. Wij achten zulk een ver klaring geheel overbodig. Ten slotte stelt hij een vraag, die ons in de gelegen heid stelt onze beschouwingen nog eens kort samen te vatten. Hij vraagtwat is de eenvoudigste en toch zekere wijze om de inlagen van overleden spaarders uit te be talen? Wij antwoorden: tenzij men weet, dat de aan brenger niet de eenige erfgenaam is, kan men aan hem of haar het geheele saldo uitbetalenindien men weet, dat er behalve de aanbrenger nog meer erfgenamen zijn, is het veiliger om niet aan hem alleen uit te betalen dan late men een kwitantie teekenen door alle erven, of men late, zooals te Langezwaag geschiedt, één der erven door de anderen worden gemachtigd tot opname indien D Wij vatten het stuk, dat de kassier van Langezwaag laat teekenen, op als een soort geloofsbrief. Misschien ware het goed dit duidelijker erin uit te laten komen, b.v. door eraan toe te voegen„die door ons is gemachtigd tot ontvangst".

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1927 | | pagina 6