OFFICIËEL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK
TE UTRECHT. -
MEDEDEELING.
REDACTIONEEL GEDEELTE.
DE BOERENLEENBANK EN HET OVERLIJDEN.
No. 4 OCTOBER 1927 Dertiende Jaargang
DE RAIFFEISEN-BODE
Verschijnt den eersten van
iedere maand.
Abonnement f 0.50 per jaar.
Losse nummers 10 Cent,
franco per post.
Redactie en Administratie
KR. NIEUWE GRACHT 19
UTRECHT.
Tel. Interc. No. 15867.
INHOUD: a. Mededeeling. Verantwoording van na
gekomen bijdragen Stormramp, b. Redactioneel ge
deelte. 1De Boerenleenbank en het overlijden.
2. Een beslissing inzake de Dividend- en Tantième-be
lasting. 3. De Economische Conferentie en de Land
bouw, I. 4. Arbitrage in de Coöperatie. (Overgeno
men). 5. Van Heinde en Ver. (Uit Brazilië).
6. Geld- en Effectenmarkt. c. Uit onze Boeren-
1 een bak en. Juiste opvatting? (Met antwoord der Re
dactie. d. Adverteentiën.
Verantwoording van nagekomen bijdragen Stormramp
Jvierde lijst).
Sedert onze laatste opgaaf, opgenomen in „De Raif-
feisenbode" van September j.1., hebben wij nog ontvan
gen van de volgende boerenleenbanken:
Achlurn f 50.
Bathmen 50.
Haskerhorne 25.
Ommen 40.
Rouveen 25.
Winkel 25.
Te zamen f215.
Ook dit bedrag droegen wij nog at aan den Penning
meester van het Nationaal Steuncomité te Amsterdam,
In totaal is dus vanwege onze organisatie f 28.595.
(zie vorige opgaaf) -)- f: 165.—, dat is f 28.760.bij
eengebracht.
De belangrijkste feiten, die een mensch overkomen, zijn
de geboorte, het huwelijk en de dood. Dit is niet alleen
zoo van algemeen standpunt, maar het geldt ook, wan
neer men deze feiten beschouwt van juridisch standpunt,
als feiten, die rechtsgevolgen te weeg brengen, dus als
rechtsfeiten. Alle drie genoemde feiten veroorzaken een
aantal zeer gewichtige rechtsgevolgen, waaraan vele ar
tikelen van ons Burgerlijk Wetboek zijn gewijd, die geïn
spireerd hebben tot tallooze geleerde verhandelingen, en
die aanleiding hebben gegeven tot processen, waarvan de
juristen heerlijk hebben kunnen smullen. Wij denken b.v.
aan de processen over de nalatenschap van Pieter Teyler
van der Hulst, waarom de belanghebbenden, als wij ons
niet vergissen, al meer dan honderd jaar aan het vechten
zijn. Gelukkig op een onschuldige manier, die hun geen
bloed, doch slechts geld, verschuldigd aan hun advocaten
en aan den rechter, kost.
Het spreekt van zelf, dat ook de Boerenleenbank wel
eens met deze rechtsfeiten in aanraking komt. Alleen'
met geboorten heeft zij weinig te maken. Maar het over
lijden en het huwelijk stellen haar herhaaldelijk voor
vragen en moeilijkheden.
De vragen betreffende het huwelijk behandelen wij in
een volgend nummer, die betreffende het overlijden mogen
thans aan een korte beschouwing worden onderworpen.
Laten wij aannemen, dat het lid der Boerenleenbank
te X., genaamd P. T. van der Hulst, is overleden. Hij
laat achter een weduwe en vier kinderen; van deze kin
deren zijn er twee minderjarig; onder de twee meerder
jarigen bevindt zich een getrouwde dochter.
Van der Hulst had een voorschot bij de Bank van
ij 2000,tevens had hij op de Spaarbank ingelegd
f 400,—.
Wij nemen aan dat van der H|ulst niet onder hiuwe-
lijksche voorwaarden was getrojuwd, dat hij geen testa
ment had gemaakt, en dat de erfgenamen de erfenis aan
vaarden (natuurlijk het meest voorkomende geval).
Na zijn overlijden komt zijne weduwe bij den kassier
en vraagt de f 400,spaargeld op, terwijl de Boeren
leenbank het voorschot opzegt en tot invordering daarvan
wil overgaan.
Mag nu de kassier tot uitbetaling der f 400,aan de
weduwe overgaan? Zoo niet, aan wie mag hij dan wel
uitbetalen? En van welke persoon of personen .moet het
voorschot worden ingevorderd?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden moeten
wij even een blik werpen op wat er gebeurt
met den boedel van den overledene. Eigenlijk kunnen wij
nog niet spreken van „den boedel van den overledene'".
Immers de boedel is een gemeenschappelijke boedel, toe-
behoorende aan man en vrouw te zamen.
Wat gebeurt er nu met den gemeenschappelijkèn
boedel? Deze wordt in de eerste plaats, verdeeld in twee
gelijke deelen. De eene helft komt aan de weduwe, de
andere helft wordt de eigenlijke nalatenschap.
Elke helft bevat natuurlijk zoowel de helft van alle
baten als de helft van alle schulden.
Na deze verdeeling komt de verdeeling der nalaten
schap onder de erfgenamen. Dit zijn de vier kinderen en
de weduwe. Zij erven ieder een gelijk deel, en verkrijgen
dus ieder een vijfde gedeelte van de nalatenschap. De
weduwe verkrijgt dus in het geheel de helft van den oor-
spronkelijken boedel, plus een vijfde van de andere helft,
in totaal zes tiende van den oorspronkelijken boedel. De
kinderen krijgen ieder een tiende van den oorspronke
lijken boedel (immers een vijfde van de helft).
Tot zoover is alles zeer logisch en eenvoudig. Maar nu
komt er iets moeilijkere: de regel, dat de oorsjjronkelijke
(gemeenschappelijke) boedel slechts voor de helft over
gaat op de erfgenamen, is niet geheel juist ten aanzien
van de tot dien boedel behoorende sqhulden. Want de
erfgenamen zijn tegenover derden niet aansprakelijk voor
de helft ervan, maar voor het geheel. De schuldeiseher
van den overledene kan dus voor zijne geheele schuld
verhaal zoeken op de erfgenamen en bovendien nog op
de weduwe als zoodanig (niet als. erfgenaam) voor de
helft.