DE RAIFFEISENBODE. VAN HEINDE EN VER. NED. VOLKSCREDIETWEZEN IN INDIË. De Centrale Kas. zijn. Immers, bestond dit inkomen niet, dan zou, om dezelfde winst te behalen (wat toch wel noodig is), de rentevoet voor spaargelden verlaagd of die voor voor schotten verhoogd moeten worden. Ook de verzamelbalans op de bladzijden CXIV en CXV is belangwekkend. Zij sluit met een bedrag van ruim 270 millioen, ongeveer 25 millioen meer dan de verzamelbalans per einde 1924. Tellen wij hierbij op de eindcijfers van de balansen der Zuivelbanken en d e helft \an de eindcijfers van de balansen der Boeren- leenbanken-Handelsvereenigingen, dan wordt dit bedrag ruim 14 millioen hooger, en komt op ongeveer 285 millioen. Laten wij dit evenals het vorige jaar vergelijken met de eindcijfers van de Nationale Bankvereeniging en de Rotterdamsche Bankvereeniging. De eerste is van alle commercieele Bankinstellingen het best met onze orga nisatie te vergelijken: zij heeft vele bijkantoren, corres pondentschappen en zitdagen, ook in kleinere plaatsen en is de grootste instelling in haar soort. Haar balans per 31 December 1925 toont een eindcijfer van ruim 100 millioen. Of wel ruim een derde deel van het eindcijfer van onze verzamelbalans. De Rotterdamsche Bankvereeniging is niet de grootste, maar ook niet de kleinste onzer zoogenaamde „groot banken." Haar balans per 31 December 1925 gaf een eindcijfer aan van 255 millioen. Wij slaan dus nog deze grootbank." Als men de balanscijfers der beide instellingen samen telt (waartoe wel eenige reden bestaat, want de Nationale Bankvereeniging is een dochterinstelling van de Rotter damsche Bankvereeniging), komt men tot een totaal van 355 millioen. Telt men daartegenover de balanscijfers van Boerenleenbanken en Centrale Bank (1925) samen, dan komt men tot een bedrag van 354 millioen. Waaruit blijkt, dat onze organisatie in belangrijkheid kan wedijveren met de grootste commerciëele bankin stellingen. Volledigheidshalve geven wij ook nog de balanstotalen van twee onzer andere „grootbanken": de Amsterdam- sche Bank 1925) 465 millioen en de Incasso-Bank (1926) 167 millioen. Wij slaan thans de bladzijde om en zien op de blad zijde CXVI en CXVII een vergelijkend overzicht van de Balansen met de Winst- en Verliesrekeningen der aan gesloten Boerenleenbanken gedurende de vijf jaren 1921 tot 1925. De totalen der Balansen geven een beeld van krachtigen en zeer regelmatigen groei. Hetzelfde is het geval met de voornaamste posten. Zie b.v. de post spaar gelden: 169 millioen 180 millioen 188 millioen 204 millioen 228 millioen. Belangwekkend is ook het Statistische Overzicht der pntwikkeling van de Boerenleenbanken gedurende de jaren 1904 1925. Daaruit kan men de groei volgen over een langeren termijn en ook in andere opzichten. Men kan er b.v. uit zien, dat onze 710 Boerenleenbanken (hierbij inbegrepen de Zuivelbanken en Boerenleenban- ken-Handelsvereenigingen) eind 1925 ruim 119.000 leden hadden, en dat in 1917 587 Banken ruim 59.000 leden hadden. In acht jaar tijds dus een verdubbeling van het aantal leden. En ook een groote toename van het aan tal leden per Bank. Het bedrag in spaargelden is in nog korteren tijd, n.1. zeven jaar, verdubbeld. Eind 1918 was het bijna 108 millioen, eind 1925 ruim 228 millioen. Dit is een feit, dat veel duidelijker dan lange redevoeringen en groote stukken in de krant aantoont welk een vertrouwen onze Banken bezitten. Het is een feit, dat ons tot groote blijd schap en dankbaarheid moet stemmen. Nog sneller steeg het totaal der verleende voorschotten. Find 1925 was dit bijna 116 millioen: eind 1919 51 mil lioen en eind 1920 64 millioen, zoodat men kan zeg gen, dat het in vijf en een half jaar verdubbeld is. Wij willen de bespreking van de Mededeelingen beslui ten met een verwijzing naar de laatste bladzijde, die belangrijke gegevens verschaft over den omzet in de jaren 19191925. Uit het verslag der Centrale Bank blijkt, dat deze een zeer normaal jaar heeft gehad. Het balanstotaal bedroeg bijna 66 millioen. Dat is wat lager dan het eindcijfer van de vorige balans (1925), dat echter door toevallige om standigheden (kasmutatie's) eenigszins was opgevijzeld. De zuivere bedrijfswinst bedroèg ongeveer drije ton, de koerswinst ongeveer f 82.000.De bedrijfswinst is niet hoog te noemen voor een Bank van de omvang van de Centrale, vooral als men in aanmerking neemt, dat de kleinste helft ervan feitelijk is yerdiend met de reserve. Echter zal de Centrale wel met bescheiden win sten tevreden moeten zijn, zoolang de Nederlandsche Bank haar niet de gewone credietfaciliteiten toestaat. Immers zij moet nu hare gelden zeer liquide houden, hetgeen medebrengt, dat zij er betrekkelijk weinig rente voor kan maken. Als men de overzichten aan het einde van het verslag opslaat, ziet men, dat de toestand der Centrale Bank tamelijk stabiel is. Een geregelde groei, zooals bij de Boerenleenbanken, is bij haar niet te bespeuren. Hieruit blijkt, dat de Boerenleenbanken het meerdere spaar geld, dat haar is toegevloeid, grootendeels voor de uit breiding van het eigen bedrijf hebben gebruikt. Wij sluiten hiermede onze beschouwing. Zij heeft, naar ijivij meenen, doen zien, dat de cijfers van Verslag en Me dedeelingen niet dood zijn. Het zijn levende cijfers, die een duidelijke taal spreken! IV. (Slot.) Na de bespreking van de dorpscredietinstellingen en afdeelingsbanken rest ons nog een woord te wijden aan de Centrale Kas. Deze is de Centrale instelling van het Volkscrediet- wezen. Evenals onze Centrale Bank is zij het geld- reservoir voor de plaatselijke Banken: de afdeelingsbank, die geld te veel heeft, deponeert het bij haar, en de op deze wijze verkregen gelden worden weer uitgeleend aan de afdeelingsbanken, die er behoefte aan hebben. Ook de Centrale Kas is, om nog een belangrijk punt van overeenkomst aan te geven, een instituut voor con trole en voorlichting. Hare zorgen strekken zich zoowel over de dorpscrediet-instellingen als over de afdeelings banken uit. Evenals het geheele volkscredietwezen draagt ook de Centrale Kas een half-officieel karakter. Zij is opgericht door het Gouvernement, dat haar ook geld heeft ver schaft (tot 1925 zelfs renteloos). Er is een commissie van Toezicht en Bijstand welks leden door den Gouver neur-Generaal worden benoemd. De Centrale Kas is geen Coöperatieve Vereeniging. Die kon men er niet van maken; alleen reeds omdat het onmogelijk zou zijn de leden dier vereeniging, dus ver tegenwoordigers der afdeelingsbanken op Java en Ma- doera en in de Buitenbezittingen, bij elkaar te krijgen. Indië is van een ander formaat dan Nederland! De Centrale Kas bezat einde 1925 reeds een eigen kapitaal van bijna 4 millioen (zij is opgericht in 1913). De balans per eind 1924 (de cijfers over het boekjaar 1925 hebben wij tot onzen spijt niet tot onze beschikking)' toont een totaal-cijfer van ruim 15 millioen. De kapitaals positie van de Centrale Kas is dus zeer sterk.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1927 | | pagina 5