12 DE RAIFFEISEN-BODE. De droom van de vervanging van alle handel- en geld verkeer door "de min of meer officieele coöperatie werd opgegeven. Men kwam weer meer met de voeten op den grond. Het 14de congres van de Communistische Partij, in Mei 1924, besloot weer meer vrijheid te geven, met dien verstande, dat de coöperaties zich moesten be perken tot het bedienen van eigen leden. De verbruiks coöperaties zijn min of meer staatsinstellingen gebleven, die groote zaken doen en ook in het buitenland neder zettingen hebben. O.a. was in het gebouw van de A.R.C.O.S. in Londen ook een succursale van die semi- officieele coöperatie gevestigd. Na dit overzicht vermeld ik nog, dat in Oost-Indië, van Staatswege de Raiffeisenkassen zijn ingevoerd en worden gepropageerd. In een blaadje „De Centrale Kas" las ik, dat in Oost-Indië van den inlander werd gerekend van 50 o/q tot 3000 o/0 rente, b.v. voor f 1.crediet fo.io per dag rente. Die omstandigheid maakte, dat de in landers het tenslotte niet meer konden houden, hoewel een inlandsch gezin kan leven van een inkomen van slechts f200.-- per jaar. Toen werden opgericht de Centrale Kas met Raiffeisenkassen en deze laatsten ge ven kleine voorschotten, in den regel van f20.tot f 100.Eigenaardig is, dat veelal Hollandsche bestuurs ambtenaren zitting hebben in de besturen en dat, wanneer een debiteur in gebreke blijft, om zijne schuld te voldoen, hij dikwijls bij dien bestuursambtenaar terecht komt en zich daar moet verantwoorden. In Indië vindt men nog vele analphabeten. Het gaat moeilijk aan, daarheen onze formulieren te zenden en de besturen uit te noodigen, deze te doen gebruiken. Dat gaat daar anders. Daar velen niet kunnen schrijven, behelpt men zich met vin- gertopafdrukken. Ieder, die lid wil worden, drukt zijn duim op een stempelkussen en drukt dien over in het Jedenregister. Men stelt ook den afdruk van zijn duim onder de schuldbekentenis. Die afdrukken worden dus beschouwd als handteekeningen en worden geregistreerd, zoodat men nooit in de war kan raken. Dit is eene prac- tische uitvinding, om de menschen te helpen. Mijnheer de Voorzitter! Geachte Vergadering! Ik kom nu, waar ik moest beginnen, n.1. bij ons eigen land. De toestand daar is U allen echter voldoende bekend. Ons lapd is wel eens betiteld als een aanslibsel van de Duit sche rivieren, maar dat is eene absoluut onjuiste voor stelling. Echter is onze organisatie wel eene belichaming van eene Duitsche gedachte, die bij Raiffeisen en zijne medewerkers is opgekomen. Wanneer ik nu de ver schilpunten tusschen onze organisatie en de buitenland- $che instellingen van dien aard wil opsommen, dan kan ik vrij kort zijn. Ik heb ze gezocht, maar eerlijkheids halve moet ik zeggen, dat er meer punten van overeen stemming zijn, dan van verschil. Nu het echter op de agenda staat, moet ik de verschil punten wel memoreeren. In de eerste plaats moet ik dan constateeren, dat onze organisatie niet die officiëele waardeering geniet, welke men in Hongarije en wel overal elders aan de Raiffeisenbeweging terecht toekent. Onze instelling, die toch de welvaart niet alleen van den landbouw, maar van de geheele maatschappij be vordert, wordt integendeel miskend. Gedeputeerde Staten van enkele provinciën verzetten zich nog steeds tegen het beleggen van gemeente- en waterschapsgelden bij de Boerenleenbanken. Dat is zaakkundig onjuist en econo misch beschouwd, totaal onbegrijpelijk. Hetzelfde heeft men aangetroffen in dat ééne Kanton in Zwitserland, maar ik voor mij geloof, dat men daar dat Kantonbestuur eerder in de goede richting zal hebben, dan wij Gede puteerde Staten. Onze Banken zijn in haren oorsprong ook geen dorps- banken. Onze Banken kennen niet de hoofdelijke, maar wel de onbeperkte aansprakelijkheid. Het is U wel be kend, dat vroeger in onze eerste Raiffeisenbanken het systeem van Duitschland, ook wat de hoofdelijke aan sprakelijkheid betreft, was overgenomen en een van de- redenen m.i. eene vrij gezochte reden, waarom de Centrale Bank te Alkmaar werd opgericht, was, dat enkele Locale Banken de hoofdelijke aansprakelijkheid der leden in de statuten harer Boerenleenbanken wensch- ten te behouden. De Raiffeisenbanken in Duitschland zijn dorpsbanken. Zij verzorgen veelal tevens den aankoop en kennen de hoofdelijke aansprakelijkheid. Onze Boe renleenbanken- kennen geen aandeelenkapitaal, wel entreegeld en flinke reserves. Er zijn Duitsche kassen, die wel een soort aandeelkapitaal hebben. De winst wordt, zoo hier als elders, in reserves opgehoopt. Het spreekt overigens vanzelf, dat de verschillende ontwikkelings gang van den landbouw hier en daar de systemen wel eenigszins heeft gewijzigd en verder zal wijzigen. Dat hangt samen met de bodemcultuur van de verschillende landen. De landbouwindustrie, die ten alle tijde van Raif feisen slechts in embrio bestond, heeft zich uitgebreid en nieuwe eischen gesteld. In zijn tijd waren er reeds vele Mölkereigesellschaften, hetzelfde ols onze zuivelfabrieken. De ontwikkeling van de landbouwindustrie en de bo demcultuur zullen nieuwe problemen stellen. Niettegen staande de intensiveering, die wij ook in ons land aan schouwen, zal op den duur eene grootere oppervlakte van bebouwden grond onvoorwaardelijk noodig zijn. De ontginning zal in de hand moeten worden gewerkt, want al is die intensiveering vooral in den tuinbouw en de bloembollencultuur nog zoo sterk, er zal een punt komen, waarop men stuit tegen de ijzeren wet van de verminde rende meerwaarde, waardoor wordt uitgedrukt, dat de meerdere kosten, die men aan nog sterkere intensiveering besteedt, op den duur niet meer voldoende loonend zijn. Daarmede zal rekening moeten worden gehouden. De bodemoppervlakte, die bewerkt wordt, zal tenslotte moe ten worden uitgebreid, ook in ons land. De productie moet den bevolkingsaanwas bijhouden. Nieuwe proble men ontstaan daardoor. De intensiveering kan ver gaan, gaat zeer ver, maar ten slotte wordt een geit nooit een koe, ook al wordt zij overdadig gevoerd, nóch wordt een grasspriet door goede bemesting een eikeboom. Wij moe ten uitbouwen en vooruitzien: „Gouverner c'est prévoir." Als zoodanig moge men ook de Grondkapitaalbank be schouwen, als een noodzakelijk element, niet alleen voor het heden, maar ook zeer zeker voor de naaste toekomst. Vraagt men zich nu nog even af, waardoor in ons land de boerenleenbanken zoo zijn ingeslagen, het is om dezelfde reden, welke men overal elders op de wereld aantrof, n.1. dat de credietverzorging op het platteland totaal verwaarloosd werd, dat de boer eigenlijk crediet- loos was. Dit heeft de boeren er toe gebracht, eendrach tig samen te werken en daarom is de idee van de coöpe ratie zoo goed ingeslagen in den landbouw, en is onze coöperatie niet te vergelijken met die van den midden stand. De boeren beschouwen elkander niet als concur renten, maar als collega's. Men heeft in de bladen kunnen lezen, dat de Regeering een wetsontwerp heeft inge diend, 0111 voor f9 millioen garant te zijn voor de middenstandsLcoöperatie en in dat ontwerp wordt ter loops ook gesproken over den landbouw. Dat is mij totaal onbegrijpelijk. Wij hebben die regeeringsgarantie niet gevraagd en ook niet noodig. Die wet is er niet voor ons. Ik zeg dit even, om misverstand te voorkomen. Wij wenschen die garantie niet. Onze organisatie is in zich zelve krachtig genoeg en ons gevoel van eigen waarde zou er tegen op komen. Wij vragen geene offers van den Staat. Dit is dus een wetsontwerp, voor de coöperatie in den middenstand bestemd en niet voor de boerenorganisaties. Onze banken en daarom zijn zij ook zoo geslaagd

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1927 | | pagina 4