IÓ
DE RAIFFEISEN-BODE.
Dat waren even zoovele tegenwichten tegen de bezwaren,
welke eene hoofdelijke aansprakelijkheid uitteraard mede
brengt. De banken, door Raiffeisen gesticht, waren dorps-
banken en werkten, als gezegd, veelal tevens als aankoop-
vereenigingen. Uit de statistiek van Mei 1926 blijkt,
dat zij onder haar leden tellen: 60 'o/o boeren, 10 ,o/ol
winkeliers, 1 0/0 predikanten, 15 0/0 onderwijzers, terwijl
dan de rest uit „sonstigen" personen bestaat. Ik zal
niet vermoeien met veel cijfers, die in verschillende:
boeken te dezen opzichte voorkomen. Ik heb verschil
lende Duitsche werken geraadpleegd, maar ik moet zeg
gen: de litteratuur is nogal „langweilig", nogal lang
dradig, en men dient ze „het best op een vergiettest"
voor.
Men kent in Duitschland twee bonden van plaatselijke
vereenigingen, n.1. het Generalverband der deutschen
Raiffeisengenossenschaften, dat heden zijn 50-jarig be
staan viert, en het Reichsverband landwirtschaftlicher
Genossenschaften. Het eerste heeft de principes van
Raiffeisen het best bewaard en telt onder hare leden
6000 Raiffeisenkassen. Het tweede, dat meer neigt naar
het idee van Schulze—Delitzsch, telt onder hare ruim
26.000 leden 13.000 Spar- und Darlehnkassen. Beide
bonden zetelen in Berlijn. De eerste is meer gecentrali
seerd, de tweede meer gedecentraliseerd.
De eerste kent ook de Centrale Bank, daar genaamd
de „Deutsche Raiffeisenbank," de tweede kent ook pro
vinciale centrales. De twee centrale Bonden hebben
verschillende afd'eelingen, n.1. eene centrale voor aan
koop, eene afzonderlijke centrale voor het credietwezen
enz.; wij zouden hier zeggen: zij zijn eene samenvoeging
van Centraal Bureau, Centrale Bank, Zuivelverkoopver-
eeniging, enz. Ook kent men daar eene coöperatieschool,
men geeft uit eene krant en men werkt in het algemeen
veel op organisatorisch gebied. Het aantal der Locale
Banken in Duitschland is nu, ook na de verschillende
amputatie's, welke dit land na den oorlog heeft onder
gaan, - want de banken in Posen, de Rijnprovincie en
Elzas-Lotharingen zijn uit het Duitsche Verband geheel
verdwenen nog zeer talrijk. De coöperatie in het
algemeen is in Duitschland zeer gezien, meer gezien'
Üan in ons land, waar men de effectieve coöperatie gaarne
vereenzelvigt men den namaak, die er in ons land ook
is. Volgens de Duitsche wetgeving mogen de Raiffeisen
kassen hare werkzaamheden alleen uitstrekken tot hare
leden en geen crediet geven buiten de leden, tenzij voor
belegging. Dit is in de wet zelve vastgelegd. Ik zeide
reeds, dat in Duitschland de coöperatie zeer wordt ge
waardeerd. Het doet dan ook weldadig aan, als men Dr.
Schacht, President van de Duitsche Reichsbank, op een
congres van coöperaties hoort verklaren: „Voor de aan-
„wezige vertegenwoordigers Uwer organisatie en van
„gelijksoortige zusterorganisaties moge ik tot uitdrukking
„brengen, dat het Bestuur van de Reichsbank met volle
„sympathie staat tegenover het coöperatieve streven en
„in het raam van de aan de Reichsbank gegeven moge
lijkheid altijd bereid zal zijn, aan deze sympathie ook
„practisch uitdrukking te geven. Dat dit geen ijdele
„woorden zijn, hebben, naar ik geloof, juist de laatste
„jaren, die op de inflatie gevolgd zijn, getoond. De ge
weldige verzwakking, die het Duitsche economische
„leven heeft ondergaan door den oorlog en de inflatie,
„heeft helaas al te dikwijls en al te zeer den roep om
„staatshulp doen weerklinken. Daarbij wordt altijd ver
beten, dat de Staat slechts de representant en executant
„der staatsburgers is, en dat, als de Staatsburgers den
„Staat niet door hunne moreele en materiëele kracht
„kunnen dragen, het met de staatshulp op een goeden
„dag plotseling snel uit kan zijn. Daarom is het de hoogste
„plicht van de leiders van den Staat, de individuëele
„persoonlijkheden te versterken en steeds bekwamer te
„maken. Gij, Mijne Heeren coöperatoren, zijt m den
„waren zin van het begrip „democratie" de dragers van de
„Staatsgedachte, „maar gij zijt tevens de dragers van de
„gedachte: help U zelf" en van de verantwoordelijkheid
„voor U zelfEn de redenaar besluit met dezen
wensch: „Moge dan tot heil van onzen Staat deze hooge
„opvatting van de plichten van den Staatsburger in Uwe
„kringen van coöperatoren niet te Ioor gaan en mogen
„van het herstel van een gezond Duitsch coöperatie-
„wezen zich nieuwe krachten aan andere takken van het
„Staatswezen mededeelen!" Dit alles pleit voor het econo
misch inzicht van dezen president.
Ik kom nu tot de uitwerking van deze Duitsche ge
dachte „im Auslande." Deze Duitsche gedachte is over
geheel Europa en zelfs in andere werelddeelen, aange
grepen als middel tot verheffing van den boerenstand,
^iooals ik U reeds zeide, was het landbouwcrediet wel
haast nergens voldoende geregeld en dit is ook de oor
zaak, waarom de banken als het ware van zelf en tegen
alle theorie in uit den grond zijn opgerezen. Het waren
de particulieren, maar vooral de handelaren, die crediet
gaven op de komende oogsten. In de plaats van deze
zijn thans de banken getreden. Ik moge nu, om U niet
al te veel te vermoeien, slechts enkele cijfers geven be
treffende de ontwikkeling van het Raiffeisenwezen. In
Roemenië telt men eene Centrale Bank met ongeveer
3000 locale credietcoöperaties in den geest van Raif
feisen. Zij leggen zich tevens toe op de productie. In
Servië treft men 800 plaatselijke banken aan. In Oosten
rijk is de eerste Raiffeisengenossenschaft in 1886 ge
sticht en er zijn daar nu 1700 Raiffeisenkassen. Deze
zijn, evenals ongeveer een gelijk aantal aan- en verkoop-
vereenigingen, aangesloten bij het „Algemein Verband
für das Landwirtschaftlichegenossenschaftswesen" te
Weenen. In Amerika kent men de coöperatieve Boeren
leenbanken ongeveer 10 jaar. Vijf jaar geleden hadden zij
gezamenlijk een tegoed van 20 millioen dollar, het laat
ste jaar van 75 millioen dollar, wat op een grooten voor
uitgang wijst. Italië kende aan het einde van het vorige
jaar 2500 katholieke en 300 neutrale landelijke Raif
feisenkassen. In Frankrijk kent men 2000 van dergelijke
banken met een centralen zetel te Lyon. In Frankrijk
heeft zish langzamerhand de splitsing tusschen aankoop-
en credietwezen voltrokken. In het industriëele Enge
land is blijkbaar weinig plaats voor landbouwbanken,
in Ierland daarentegen telt men er 110. Polen heeft 6000
Raiffeisenbanken, Spanje 500, Tsjecho-Slowakije 4400,
Britsch-Indië 77000, terwijl men soortgelijke banken ook
vindt in Mexico, Japan enz. Het eenige land, waar ik
er naar gezocht heb, zonder ze te vinden, was Monaco.
Daar had men trouwens maar ééne bank. In België
werd op 4 December 1892 de eerste Belgische Raiffeisen-
kas, genaamd „het Spaar- en Leengilde" opgericht. Nu
zijn er 900 Spaar- en Leengilden, waarvan de helft bij
den Belgischen Boerenbond te Leuven en de Centrale
Bank aldaar, zijn aangesloten. De eerste brandkast van
die bank was een sigarenkistje; nu telt die organisatie
104.000 leden en heeft zij in 1925 een bedrag van 655
millioen francs aan spaargeld tot zich getrokken. De
hulp, haar indertijd door den Staat aangeboden, heeft
zij geweigerd. De boerenbond heeft ook afdeelingen voor
pankoop van grondstoffen, verzekering enz.
Staan wij nu een oogenblik nader stil bij een land,
waarvan het mij getroffen heeft, dat het in dit opzicht
zoo parallel loopt met het onze, n.1. Hongarije. Daar is
door Graaf Alexander Karolyi in 1879 de grondslag
gelegd voor en verbetering gebracht in de credietverhou-
dingen op het platteland, zulks in den geest en volgens
het systeem van Raiffeisen. Men kent daar nu het Zen-
trale Kreditgenossenschaft voor de vaderlandsche coöpe
raties. Tot 1920 omvatte deze Centrale, behalve den