DE RAIFFEISEN-BODE.
5
De heer Fleskens.
De heer Mr. "Schokking.
Wij hebben de woorden van den Heer Braat uitvoerig
besproken, omdat hij als speciaal vertegenwoordiger van
het platte land moet worden geacht de toestanden aldaar
goed te kunnen beoordeelen. Het spijt ons te moeten
constateeren, dat zulks in dezen iets te wenschen overlaat,
en dat hij, die onze vriend moest zijn, ons een steek in
den rug geeft. Een steek, die misschien een doodssteek
zou zijn, als zij gevolg had. Want gedwongen crediet-
verleening aan de „kantnummers" zou al het mooie
van de Boerenleenbanken afnemen.
Gelukkig hebben de andere sprekers de Boerenleen
banken op meer waardeerende wijze besproken. Van hen
willen wij allereerst noemen den Voorzitter van het Be
stuur onzer Eindhovensche zuster. Deze heeft in deKamer
uiteengezet, dat het absoluut niet aangaat om den boeren
stand tot den middenstand te rekenen, zooals in het
voorloopig verslag en de memorie van antwoord was
geschied, waardoor de Middenstandscredietorganisatie
ook <}en landbouw zou begrijpen. Hij heeft uiteengezet,
dat de Boerenleenbanken op zeer voldoende en zeer
goede wijze het landbouwcrediet verzorgen, en dat er
dus geen nadere voorziening ten aanzien van het land
bouwcrediet noodig is, terwijl de Boerenleenbanken er
niet in de verste verte aan denken om zich op eenigerlei,
wijze met het Middenstandscredietwezen samen te smelten.
De woorden van den Heer Fleskens laten aan duidelijk
heid niets te wenschen over, en wij sluiten er ons gaarne
bij aan.
De volgende pluim kregen wij op onzen hoed van den
Heer Schokking: „Zooeven hoorde ik van ter zijde de
opmerking, dat in sommige kringen wel eens smalend
gesproken wordt over de boeren, doch dat de Midden
stand nog wel wat van hen kan leeren wat het crediet
betreft. Met recht, Mijnheer de Voorzitter; wanneer ik
denk aan het beheer van de Raiffeisen-Banken, en dat
b.v. vergelijk met wat wij bij de Middenstandsbanken
hebben gezien, dan is er voor den Middenstand eerder
reden naar het Landbouwcrediet te zien dan naar de
groote Banken, zooals dit te veel is gedaan."
De Minister van Financiën.
De Heer De Geer, Minister van Financiën, zeide o.m.:
„Mijnheer de Voorzitter! Ten slotte heb ik nog te be
antwoorden de Heeren Fleskens en Braat.
De Heer Fleskens heeft naar aanleiding van een op
merking in de Memorie van Antwoord gezegd, dat het
niet gewenscht zou zijn het Landbouwcrediet te combi
neeren met het Middenstandscrediet.
Ik zal de argumenten van den geachten afgevaardigde
daarvan gaarne nagaan, maar ik doe hem opmerken,
dat het voor dit debat zonder eenige beteekenis is, want
de Regeering heeft gezegd: wanneer het dien kant op
zou gaan, ware dit misschien toe te juichen, maar dan
vrijwillig met hoegenaamd geen drang van de zijde der
Regeering. Waar nu de geachte afgevaardigde gezegd
heeft: 'wij moeten dien kan niet op, is dit geschil meetf
een theorie-object dan een vraag van politiek.
Mijnheer de Voorzitter! De Heer Braat heeft, als ik
hem goed begrepen heb, gevraagd een dergelijken steun,
als hier gegeven wordt, ook te willen geven aan den
landbouw. De groote organisatie's op dit gebied hebben
er echter nooit om gevraagd, en ik meen, dat zij, die
verbonden zijn aan het landbouwcrediet, het onnoodig
achten bij de uitnemende regeling, die op dat gebied
bestaat."
Wij cursiveeren. Red.
BEZOEK UIT ZWITSERLAND.
Op ii Juni j.1. ontving de Centrale Bank bezoek van
een drietal bestuurders van hare Zwitsersche zuster-instel-
ling, die een studiereis hadden ondernomen. De heeren
toonden een levendige belangstelling voor onze organisa
tie en hebben op zeer nauwkeurige wijze met haar kennis
gemaakt. Zij verklaarden zich zeer voldaan met hun bezoek,
en wij gelooven ook werkelijk, dat hun reis niet te ver-
geefsch is geweest. Immers de Zwitsersche organisatie
verkeert in een stadium, dat wij reeds hebben doorge
maakt, en onze ervaringen zijn derhalve voor haar van
veel waarde. Te meer waar zij op geheel dezelfde leest
is geschoeid als onze Centrale instelling.
De meeste belangstelling toonden de bezoekers voor
het instituut der Ringen en voor de Juridische Afdeeling,
terwijl ook de'Grondkapitaalbank hun interesse opwekte.
Ook bij ons laat dit bezoek aangename herinneringen
achter.
EEN RAIFFEISEN-JUBILEUM.
Op 9 Juni j.1. vierde het „Generalverband der deutschen
Raiffeisen-Genossenschaften" zijn vijftig-jarig jubileum.
Op de algemeene vergadering zijn hieraan reeds eenige
woorden gewijd. De jubilaris is echter meerdere aandacht
ten volle waard. Hij is immers door vader Raiffeisen zelf
in het leven geroepen, en heeft zijn belangrijkste begin
selen nog altijd ongerept bewaard. En hij is de oudste
van alle Raiffeisen-bonden.
Het „Generalverband" werd opgericht op 26 Juni 1877.
Het werd geheel door Raiffeisen zelf georganiseerd.
Langen tijd hield het zich speciaal bezig met de controle
der plaatselijke vereenigingen. Toen deze hoe langer hoe
talrijker werden, ontstonden er provinciale bonden, die
de contróle bezorgden, en werd de taak van het General
verband beperkt tot de algemeene zorg voor de Raiffeisen-
organisatie. Deze taak bleef nog omvangrijk genoeg. Zij
omvat: handhaving van de Raiffeisen-beginselen, bevor
dering van de welvaart in stoffelijken en zedelijken zin,
in het bijzonder door middel van de coöperatie, de waar
neming van alle gemeenschappelijke belangen, de ver
tegenwoordiging daarvan naar buiten, opstelling van
algemeene controle-regelen en zorg voor de toepassing
daarvan bij de provinciale bonden, en controle van de
boekhouding van de aangesloten centrale's.
Het Generalverband is, dat blijkt hieruit wel voldoende,
absoluut niet te vergelijken met onze Centrale Bank. Het
is een bond van plaatselijke Coöperatie's, geen Bank.
Bij het Generalverband zijn aangesloten meer dan 8600
coöperatie's. Hieronder bevinden zich ruim 6000 Boeren
leenbanken. Van de overige zijn de meeste electriciteits-
coöperatie's, en dan zijn er ook nog aankoopvereenigingen
en zuivelfabrieken.
Het aantal leden van de bij het Generalverband aan
gesloten coöperatie's bedraagt bijna een millioen!
Het Generalverband is zeer nauw verbonden met de
„Deutsche Raiffeisenbank A.G.", de Centrale Bank van
de daarbij aangesloten Boerenleenbanken. De Voorzitter
van het Verband is tegelijk Directeur-Generaal van de
Raiffeisen-Bank.
Ook deze Centrale Bank is een schepping van Vader
Raiffeisen zelf. In 1876 heeft hij haar te Neuwied opge
richt. Zij is dus nog iets ouder dan het Generalverband.
Haar kapitaal bedraagt thans ruim 25 millioen mark.
Dit toont reeds voldoende, dat zij een krachtige en
groote instelling is.
Wij ontvingen een uitvoerig verslag van het jubileum,
waarvan wij met veel belangstelling hebben kennis ge
nomen.
De deelname was zeer groot: ongeveer drie duizend
personen waren in Keulen vereenigd. Daaronder tal van
buitenlandsche delegatie's. Een zelfs uit Brazilië!
De gehouden toespraken getuigen alle van groote dank
baarheid voor datgene, wat „Vater Raiffeisen" voor de
Duitsche boeren heeft gedaan. Het is ook voor ons wel
eens goed aan de groote verdiensten van dezen pionier,
dezen werkzamen en onzelfzuchtigen man, die zich tot
x) „Algemeene Bond van de Duitsche Raiffeisen-coöperatie's".