DE RAIFFEISEN-BODE.
87
geld, en die zich bevindt in een moderne Volkshuishou
ding, waar alle transactie's door middel van geld geschie
den, kan zich op liet eel'ste gezicht credietverstrekking
door middel van ,,padi" rijst, het Indische koren)
misschien moeilijk voorstellen.
Toch is een instelling als de loemboeng in streken,
waarin het geldverkeer nog niet is doorgedrongen of
zich nog niet sterk heeft ontwikkeld, absoluut niet on
gewoon,
In de lartden rondom de Mlddellandsche Zee hebben
eeuwen lang graanbanken bestaan. In plaats Van In geld,
spaarden de menschen in graan. Zij die te veel hadden,
brachten dit naar cte silo of posito, of hoe de instelling
ook heette. Dit kwam natuurlijk voornamelijk voor direkt
na den oogst. In den schaarschen tijd, dus vooral kort
voor den volgenden oogst, gaven deze silo's of posito's
het opgespaarde graan terug aan de „spaarders", of
leenden het uit aail „voorschotnemers", die het dan weer
tefug Moésten bétalen na den oogst (verhoogd met rente,
ook in den vorm vart graan natuurlijk).-
Precies hetzelfde gaat het nu nog met de padi in
Indië.
De loemboengs zijn voor plaatsen, waar de bevolking
Hog niet gewend is aan het gebruik van geld, nuttige
Instellingen. Zij voorkomen hongersnood en gebrek aan
zaaigoed en opdrijving van prijzen door speculanten en
handelaren.
De loemboeng is een instelling, die töëbëhóöft aaii
het dorp, waarin zij is gevestigd. Het openbaar gezag is
niet alleen bevoegd, maar ook verplicht zich ermee te
bemoeien. Onder voorzitterschap van het dorpshoofd (wij
citeêren hier eert uiteenzetting van den Heer O. P. Bes-
seling, in zijn boekje: ,,Het Nedeflandsch-Indisch Volks-
erëdietwezën") Wordt zij beheerd door een commissie,
whfirin naast tlê désa-bestuurders ook eenige gewone
tani's (boeren), niet-ieden Vftn het desa-bestuur, zitting
hebben. Binnen de door het hoofd vart het gewestelijk
bestuur vastgestelde voorschriften en reglementen voor
het beheer en de boekhouding leidt zij het uitleenbedrijf
en ontvangt daarvoor als loon een zeker percentage
van de terug ontvangen padi.
Het meerendeel der loemboengs vraagt 25 k 35 0/0
renté. Met minder kan niet volstaan worden, omdat als
dan de administratie-kosten en de verliezen niet zouden
kunnen worden goed gemaakt. Bovendien moet voor
de vorming van een reserve in geld worden zorg gedra-
gedragen en dienen de schuren te zijner tijd uit eigen,
middelen te worden vernieuwd.
De beteekenis vafl hét loemboengwezen in cijfers.
Het gebruik van geld dringt ook in de inlandsche
maatschappij hoe langer hoe meer door; vandaar dat
de loemboengs, dfe juist gebaseerd zijn op een Volks
huishouding „in natura" langzamerhand verdwijnen. In
1917 waren er nog meer dan tien duizend loemboengs
op Java. In 1925 was dat getal reeds teruggeloopen tot
ruim zes duizend. Hetgeen toch nog een respectabel
aantal is, als men bedenkt, dat het; Sap maal zoo groot
is als het aantal Boerenleenbanken, aangesloten bij onze
Centrale.
Het eigen vermogen der loemboengs bestond eind
1925 uit ongeveer 2 millioen pikols padi, ter waarde van
zeven millioen gulden, en verder uit schuren en geld,
ter waarde van 83,4 millioen gulden. In 1925 hacl het
aantal leeners meer dan een millioen bedragen. Uit
geleend was meer dan anderhalf millioen pikols padi.
De Indische zuster van de Hollandsche
Boerenleenbank.
Het bedrijf der dorpsbank lijkt meer op dat van onze
Boerenleenbanken. Zij werkt niet met padi, maar met
geld. Zooals de naam reeds aanduidt, werkt zij over een
bepaald dorp. Evenals de loemboeng is zij een instelling,
die toebehoort aan de gemeenschap. Zij wordt op dezelfde
wijze bestuurd als de loemboeng. Er is ook een boek
houder-schrijver, die gewoonlijk tegelijkertijd bij 4 of 5
dorpsbanken in dienst is.
Voorschotten worden gegeven aan personen, die goed
bekend staan, en die als leeners worden toegelaten. Zij
moeten teekenen in een soort ledenregister, het register
van toegelaten leeners. „Teekenen" kan men eigenlijk
niet zeggen, want de meeste inlanders kunnen niet schrij
ven. In plaats daarvan drukken zij hun duim op de
bestemde plaats In het register, en de duimafdruk is
het bewijsmiddel van hun toelating. Ook schuldbeken
tenissen worden van zulk een „handteekening" voorzien.
Wanbetalers worden uit het register geschrapt.
De voorschotten variëeren van tien tot vijftig gulden.
Zij moeten gewoonlijk in tien wekelijksche termijnen wor
den terugbetaald. De rentevoet bedraagt 12 a 30 0/0 per
jaar. Twaalf procent komt alleen voor bij de banken,
waarbij het systeem van maandelijksche aflossingen
hèerscht. Wekelijksche aflossingen geven zooveel admini
stratie-kosten, dat daardoor de rentevoet sterk wordt
beïnvloed. Overigens bedenke men, dat ook de geringe
omvang der voorschotten de administratie betrekkelijk
duur maakt en dus een hooge rente eischt.
Er is weinig kans, dat de voorschotten niet worden
terugbetaald. De leeners zijn persoonlijk bekend aan het
bestuur, en dit zit er flink achter heen, dat zij aan hun
verplichtingen voldoen. Hierbij is van beteekenis, dat
de voorzitter van het bestuur tegelijk dorpshoofd is.
Als men dus niet op tijd aflost, krijgt men het aan den
stok met den burgemeester! Deze is ook verantwoordelijk
voor de kas.
De dorpsbanken zijn bijna uitsluitend voorschotbanken.
Aan sparen doet de Inlander nog niet veel. De dorps
banken verkrijgen haar gelden voor het grootste deel
uit beleggingen van publieke instellingen (b.v. de desa,
de loemboeng).
Enkele cijfers over de dorpsbanken.
Eind 1925 waren er 4307 dorpsbanken op'Java en 495
in de buitengewesten. In dat jaar werd uitgeleend een
bedrag van 33 millioen gulden; dat is per bank ongeveer
f7000. Er waren een klein millioen leeners, die gemid
deld f35.hadden geleend. Het gemiddeld berag van
alle voorschotten was f 12.40.
De dorpsbanken hebben te zamen een eigen vermo
gen van een kleine 8 millioen gulden, dat is per bank
gemiddeld een kleine f1700.- -. Dat is in verhouding
tot den omvang van het bedrijf en voor inlandsche begrip
pen zeer veel. Het is dan ook geen wonder, dat er wel
eens pogingen worden aangewend om het vermogen te
verdeelen. Waaruit blijkt, dat de mensch overal op aarde
toch min of meer hetzelfde wezen is.
Het aantal dorpsbanken is voortdurend stijgende. In
1925 werden op Java ongeveer 700 nieuwe bankjes op
gericht. Een aantal, bijna gelijk aan het aantal Boeren
leenbanken, die zich in meer dan een kwart eeuw bij
onze Centrale hebben gevoegd! Het Volkscredietwezen
gaat dus met reuzenschreden vooruit.
In ons volgend nummer zullen wij een andere categorie
van banken, de zoogenaamde afdeelingsbanken, be
spreken.
1 I
O