78
den opvoedenden arbeid was met zijne veel beteekenende
en heilzame dorpsbanken. Maar daarna ging het ten
onzent dan ook snel, hier en daar zelfs met zevenmijlslaar
zen. Niettemin kan men wel zeggen, dat het laatste woord
over dezen bedrijfsvorm ondanks de zeer belangrijke
uitkomsten nog niet gesproken is; hij is nog steeds
bezig, terrein te veroveren, door niet zoozeer in de
breedte, maar vooral in de diepte te groeien. Hij is
als een groote boom, met vele takken, twijgen en loof
en onder de eersten zijn een zestal hoofdtakken, die de
grootte en den vorm van deze boom bepalen; onder die
takken zijn te verstaan de zes hoofdgroepen van coöpe
ratief leven, streven en werken.
Zij wijken in doeleinden en organisatie onderling vrij
sterk van elkaar af. Op de eerste coöperatieve zuivel
fabriek te Warga in 1886 volgens Deensch voorbeeld
opgericht, volgden kort daarna de coöperatieve aan-
koopvereenigingen, die het in 1893 reeds tot een 138-tal
brachten en sindsdien zijn beide soorten nog in aantal
toegenomen, mede daardoor openbaarde zich voor deze
en ook de andere soorten kort vóór en nh 1900 de be
hoefte en de noodzaak om zich op hun beurt verder
aaneen te sluiten; zij deden dat, door zich in bonden ter
vereenigen. Dit is wel de normale vorm van verdere
organisatie en zij is zeer vruchtbaar, doeltreffend en
deugdelijk gebleken, en heeft aan de gestelde verwach
tingen ten volle beantwoord. Maar daarbij bleef het.
Verdere doorgroei daarboven uit n.L, heeft niet plaats
gehad, echter met eene en veel beteekenende uitzon
dering, en dat is de Algemeene Nederlandsche Zuivel-
bond; als Nationale Top-organisatie, n.1. Federatie van
een 8-tal provinciale zuivelbonden met bij elkaar bijna
450 coöperatieve zuivelfabrieken, kan zij zich terecht
noemen Algemeen en Nederlandsch. Omgekeerd echter
bestaan er nog coöperaties, die om uiteenloopende re
denen op zich zelf zijn en willen blijven staan. Dit geldt
onder meer ook voor eemge weinig omvangrijke zuivel
fabrieken, terwijl buiten deze een 30-tal in Noord-Hol
land een eigen bond hebben gevormd.
Wat nu de ontstaansreden van het totaal-aantal van
ongeveer 5000 coöperaties op het einde van 1925 be
treft, deze is, het spreekt wel vanzelf, gelegen voor eerst
in het inzicht, dat ..eendracht macht maakt" en in de
daaraan naverwante gedachte, uitgedrukt door het woord:
„Eén voor allen en allen voor één". Op dien grondslag
is getracht en inderdaad ook bereikt, eigen stoffelijke
belangen van zeer verschillenden aard in eigen handen
te nemen en vooral daarin stevig te behouden, en dat
is met vrijwel gestadig klimmend succes gebeurd, zooals
de gang der ontwikkeling zoo treffend en duidelijk doet
zien.
Voorts bestond en bestaat de overtuiging en het uit
zicht, zij het ook lang niet algemeen genoeg, dat zij in
hun verdere ontwikkeling alleen dat hebben kunnen
worden, beteekenen en bereiken, wat de leden ervan
hebben gemaakt door gestadig betoon van de vereischte
zedelijke eigenschappen en krachten van trouw en steu
nende belangstelling jegens hun vereeniging; oogsten
zonder ploegen en zaaien bestaat ook bij de Coöperatie
niet. De coöperatieve vorm op zichzelf is niet de hoofd
zaak en daar zit het 'em niet in, zij is vrijwel een leege
dop en coöperatie is derhalve geen tooverformule, zij
kan noch wil een onvoorwaardelijke heilsleuze zijn. Er
moet inhoud in komen, vooral in de richting van het „één
voor allen"; van het omgekeerde is gebleken, dat het
veel minder aansporing vereischt en aan de waardeering
en liefde daarvoor is geen tekort, ontvangen is aange
namer dan geven, denkt men; maar als er teveel aan
ontvangen gedacht werd, dan is dit heel leelijk en menig
maal op den ondergang der vereeniging uitgeloopen.
Nu een en ander omtrent de hoofdgroepen met af
geronde ongaven van het aantal hunner coöperaties; zij 1
omvatten de navolgende aantallen: j
jODE.
r-
I
Crediet- en Spaarvereenigingen, meer alge
meen bekend als Boerenleenbanken
1250
2.
In- en aankoopvereenigingen ruim
1000
3.
Productiecoöperaties, waarvan ruim 600
Coöperatieve Zuivelbedrijven
660
4-
Afzet- en verkoopvereenigingen
200
T
Verzekeringsvereenigingen (Geschat
1750
6;
Anderen buiten deze vallende (laag geschat)
5o
Totaal ongeveer 5000.
Ter toelichting diene het volgende:
1. De oudste Boerenleenbank is die van Lonneker,
in 1896 opgericht. De Boerenleenbanken zijn georgani
seerd in twee bekende stevige Centralen, gevestigd te
Utrecht en te Eindhoven. Eene derde heeft daarnaast
van 1904'24 te Alkmaar bestaan. Bij die dorpsbanken
was op het einde van 1924 aan spaargelden en deposito's
in het geheel meer dan 300 millioen gulden ingelegd.
De Centrale te Utrecht staat in nauwe betrekking
tot de zich in 13 jaar voorspoedig ontwikkeld hebbende
Zuivelbank te Leeuwarden, alsmede tot die te Alkmaar.
De Centrale te Eindhoven staat in nauwe betrekking tot
de Boerenhypotheekbank aldaar en tot de Nederland
sche Landbouwbank te Amsterdam. Van de Centrale in
Utrecht zij het verheugende feit vermeld, dat er onder
het totaal meer dan 2000 niet-persoonlijke leden
zijn, dit zijn n.1. vereenigingen, coöperaties, polders,
zuivelbedrijven e.d.m. Ook Eindhoven heeft vele zulke
z.g. coöperatieve leden, maar hun aantal is niet bekend.
In het jaar '27 zal Utrecht een z.g. Grondkapitaalbank
oprichten, waarvoor de vereischte aandeelen meer dan
overteekend zijn en zij zal dienen voor het verstrekken
van grond- of stichtingskapitaal.
2. De belangrijkste inkoopcentrale voor de levering
vooral van kunstmeststoffen en voederartikelen, voorts
ook van zaadgoed, is het vooral in de laatste jaren
krachtig vooruitgaande Centraal Bureau uit het Neder
landsch Landbouw-Comité te Rotterdam, waarbij nage
noeg 800 vereenigingen zijn aangesloten, die in 1926
voor ongeveer 60 millioen gulden -van die benoodigd-
heden hebben betrokken.
Daarnaast bestaan er nog eenige kleinere centrale aan-
koopvereenigingen, voornamelijk in de Zuidelijke provin
cies, als scheppingen van den Nederlandschen en N.-
Brabantschen Boerenbond.
3. Van de productie-coöperaties is de belangrijkste
organisatie de als F.N.Z. bekende Zuivelbond voormeld,
die, zooals gezegd, eene federatie is van de uit coöp.
zuivelfabrieken bestaande provinciale zuivelbonden en die
overduidelijk bewezen heeft en nog blijft bewijzen, dat
en hoe eendracht macht maakt; door de bij dezen bond
aangeslotenen wordt ongeveer de helft der Nederlandsche
melkopbrengst bewerkt.
Voorts zij gewezen op de Kaasproducentenvereeniging
Gouda, op de groote coöperatieve fosfaatfabriek te Vlaar-
dingen en op de coöperatieve suiker-, stroocarton- en
aardappelmeelfabrieken.
4. Van de afzetorganisaties zijn de voornaamste de
veilingsvereenigingen voor groenten en fruit en landbouw
producten; voorts zij onder meer gewezen op de ver-
koopcentralen van zuivelproducten, aardappelmeel, en op
de coöperatieve exportslachterijvoorts zij nog op de
eierenveilingen gewezen, die het in '25 gebracht hebben
tot ruim 1300 millioen eieren.
5. De verzekeringsbedrijven hebben voor verreweg het
meerendeel betrekking op paarden, en op groot- en
klein vee. Als belangrijke coöperatieve vereeniging op
het gebied van het onderling dragen van bedrijfsrisico
zjj genoemd Centraal Beheer te Amsterdam, dat ten doel
heeft het voeren van de haar opgedragen administratie
van organisatie's van werkgevers tot het onderling dragen
van bedrijfsrisico.
6. Tot de buiten deze groepen vallende coöperatieve
vereenigingen behooren o.a. die voor het gemeenschappe-