DE KÏ F F E I S E N-B ODE. 77 „Voorde aangewezen vertegenwoordigers „van uwe organisatie en van gelijksoortige „zu ste ro rganisati e's moge ik tot uitdrukking „brengen, dat het Bestuur van de Rijksbank „met volle sympathie tegenover het coöpe ratieve streven staat en in het raam van de „aan de Rijksbank gegeven m o g e 1 ij k heden „altijd bereid zal zijn om aan deze sympathie „practische uitdrukking te geven. Dat dit „geen leege woorden zijn, hebben, naar ik geloof, juist „de laatste jaren, die op de verschrikkelijke inflatie ge- „volgd zijn, getoond." Van groote waardeering van de coöperatie getuigt ook het slot van de rede. Dit slot luidt: „De geweldige verzwakking, die het Duitsche econo- „misch leven heeft ondergaan door oorlog en inflatie, „heeft helaas maar al te dikwijls en al te zeer den roep „naar staatshulp doen weerklinken. Daarbij wordt altijd „vergeten, dat de staat slechts de representant en de „executant der staatsburgers is, en dat, als. de staats burgers den staat niet door hun moreele en materieiele „kracht kunnen dragen, het met de staatshulp op een „goeden dag plotseling zeer snel uit kan zijn. Daarom „is het de hoogste plicht van de leiders van den Staat om „de individueele staatsburgerlijke persoonlijkheid te ver sterken en immer bekwamer te maken. Gij, mijne heeren „coöperatoren, zijt in de waarste en meest onpartijdige „zin van het begrip „democratie" de dragers van de „staatsgedachte, daar gij de dragers zijt van de gedachte „van „help u zelf" en van de verantwoordelijkheid voor „zich zelf. Moge tot het heil van gansch onzen staat „deze hooge opvatting van de plichten van den staats burgers in uwe kringen niet te loor gaan, en moge van „het herstel van een gezond Duitsch coöperatie-wezen „zich nieuwe kracht aan alle andere takken van het „staatswezen mededeelen." HET VERSCHIL TUSSCHEN OPZEGGING DOOR HET BESTUUR EN ONTZETTING. Het blijkt ons ,dat de nieuwe wijze van beëindiging van het lidmaatschap de opzegging door het Bestuur nog niet aan ieder even duidelijk is en met name wel eens wordt verward met ontzetting. Het is daarom mis schien goed, dat wij het verschil tusschen ontzetting en opzegging door het Bestuur aan een beschouwing onderwerpen. Eerst echter moge worden gewezen op de overeen komst tusschen beide: zij gaan uit van het Bestuur en niet van het lid. Dit is echter, naar wij meenen, het eenige punt van overeenkomst. Hieraan knoopt zich direct een verschilpunt vast: de opzegging door het Bestuur moet rusten op een besluit der algemeene vergadering (art. 4 nr. 3 der Statuten), terwijl het Bestuur ten aanzien van de ontzetting geheel vrij is. Het voornaamste verschil is gelegen in de gronden, welke tot opzegging door het Bestuur of ontzetting kun nen leiden. Opzegging door het Bestuur kan volgens art. 7 der Statuten plaats hebben in de volgende gevallen: 1. als een lid gaat wonen buiten -het werkgebied der Bank; 2. indien hij failliet wordt verklaard of onder cura- teele wordt gesteld; 3. indien zij (want hier geldt het alleen vrouwen) in het huwelijk treedt. Ontzetting van een lid kan geschieden aldus art. 8 om de volgende redenen: 1dat hij niet meer te goeder naam en faam be kend staat; 2. dat hij zijn verplichtingen tegenover de Bank niet nakomt; 3. dat hij de belangen der Bank schaadt. De ontzetting treedt in werking op het oogenblik, dat het Bestuur ertoe besluit; daarna moet zij aan den betrokkene worden medegedeeld. Daartegenover valt de opzegging door het Bestuur noodwendig samen met de mededeeling daarvan. Zoowel de opzegging door het Bestuur als de ontzet ting (en dit is nog een punt van overeenkomst, dat wij vergeten hebben) moeten in het ledenregister worden aanget eekend. Wij voegen hieraan toe, dat voor de opzegging door het Bestuur formulieren verkrijgbaar zijn bij de Cen trale Bank. DE OMVANG EN DE BETEEKENIS VAN DE COÖPERATIE IN DEN LAND- EN TUINBOUW. Radio-toespraak, op 11 Januari 1927 gehouden door den Heer E. L. K. Schmülling.x) Het is mij een groot genoegen, om door de radio eenige, zij het ook slechts zeer korte mededeelingen over de coöperatie in den land- en tuinbouw in Neder land te kunnen doen, temeer omdat ik van meening ben, dat men veelal nog eene veel te geringe kennis heeft van haren aard, omvang en uitkomsten. Dit is temeer be vreemdend, als men denkt aan de groote zegeningen en de voordeelen, die zij in zoo korten tijd voor velen in ruime mate heeft opgeleverd. Nu is het niet slechts voor de coöperatief aangeslotenen, maar ook voor tal van anderen goed en hard noodig om over deze belang wekkende beweging en bedrijfsvorm in groot vader- landsch verband en samenhang, dus van nationaal stand punt gezien, een en ander te vernemen. Want eerst dan zullen de aangeslotenen beseffen en begrijpen, van welk een groot gebouw zij de kleine en talrijke deelen van fundament en opstandsmuren vormen en in wat voor groot en sterk leger zij als de soldaten en kader op trekken en daardoor zoowel hunne eigene, als 's Lands welvaart, kracht en weerstandsvermogen helpen ver sterken en verhoogen en dit vooral zullen blijven doen. Immers is volgens den laatsten stand, ril. dien van einde 1925, het totaal aantal der bij alle coöperaties aangesloten leden reeds te schatten op ongeveer 900.000. Daar er echter zeer velen als leden aangesloten zijn bij meer dan één, dus bij meerdere coöperaties, in drie- en zelfs viervoudig lidmaatschap, is feitelijk het geheele aantal coöperatief georganiseerden aanmerkelijk geringer, maar intus.schen toch nog wel minstens op 2^0.000 te stellen en deze zijn dus de intensief georganiseerden; daarbij komt het veelbeteekenen.de feit, dat zij bijkans allen gezinshoofden zijn. Als tweede en ook eenigszins ruwe maatstaf van be oordeeling, kan gelden het feit, dat de bedrijfsomvang van alle coöperaties in 192a voor het eerst het totaal van 1 milliard gulden bereikt, ja, overschreden heeft; het totaalbedrag over 1925 kan nog niet opgegeven worden, omdat dit in alle onderdeelen op zijn vroegst eerst in Mei van (27 bekend zal zijn en samengesteld zal kunnen worden. Daarbij moet men vooral wel in het oog houden en bedenken, dat deze zonder overdrijving groot te noemen tweeledige uitkomsten in den korten tijd van 30 jaren zijn verkregen. Immers is er, met allen eerbied voor eenige, zeer verdienstelijke voorloopers, die de spits hebben afgebeten, eerst in 1896 daadwerkelijk over breedere linie mee begonnen, dus meer dan 30 jaar na onze Oostelijke naburen en speciaal na de aangrenzende Rijn-provincie, waar Raiffeisen reeds vóór 1870 druk aan De Heer Schmülling was zoo welwillend zijn toespraak ter beschikking van de Raiffeisen-Bode te stellen. Wij betuigen hem hiervoor ook op deze plaats onze erkentelijkheid. Red.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1927 | | pagina 3