DE RAIFFEISE N-B ODE.
men denkt aan de cijfers van thans. Speciaal de post
„Effecten", waaraan de laatste alinea gewijd is, roept
een glimlach te voorschijn.
Wat ook uit dit verslag blijkt, is de belangeloosheid,
waarmede in den beginne voor de Centrale Bank is
gewerkt. Zonder deze figuurlijke melk zou het in den
beginne eenigszins bloedarme schaap de kinderziekten
wel niet te boven zijn gekomen.
Het volgend verslagjaar 1900 gaf een aar-
digen groei te zien, hoewel het kindje nog tamelijk
klein bleef, niettegenstaande de levertraan, die het
ditmaal nog had mogen slikken in den vorm van
een Rijkssubsidie. De balans sloot met een bedrag,
ruim tweemaal zoo hoog als dat van de vorige (ruim
f 100.000.er waren meer locale banken aangesloten
(27), de deposito's waren hooger, enzoovoorts. Er was
echter weer een verliessaldo (van bijna f400.en
een teleurstelling was ook, dat de deposito's niet altijd
voldoende waren om aan de geldbehoeften der aange
sloten Banken te voldoen.
In het jaar 1901 begon het kind te loopenvoor het
eerst was er een kleine winst f 373-53 behaald
dank zij de nog steeds toegediende melk en levertraan.
Ook was het balanscijfer weer verdubbeld.
Van nu af aan gaat het steeds crescendo met een
merkwaardigen regelmaat: 1902 bracht weer een verdub
beling van het balanscijfer van 1901. En de winst was
wat grooter geworden, zoodat de verliezen der eerste
twee jaren en de oprichtingskosten konden worden afge
schreven, en er nog f 715.24 voor de Reserve overschoot
(de beentjes worden sterker!) Het aantal aangesloten
Banken bedroeg toen 55.
1903 „Door de resultaten, gedurende het afgeloopen
jaar verkregen, waren wij in staat uit eigen middelen
een brandkast en kantoormeubilair aan te schaffen." Al
dus lezen wij in het verslag over 1903, en het is alsof
wij de tevredenheid van het Bestuur uit deze heuglijke
mededeeling kunnen voelen!
Het optimisme van het Bestuur blijkt ook nog uit de
volgende zinsnede: „Nu, tengevolge van den toenemen-
den bloei der vereeniging, de afschrijving van alle las
ten heeft kunnen geschieden, en het reserve-fonds is
gestegen tot f 924,43, terwijl het bedrag, waarvoor het
meubilair op de nieuwe rekening voorkomt, ad f 256,59,
beneden de werkelijke waarde is, gaan wij met vertrou
wen het nieuwe boekjaar tegemoet.
Wij gelooven met recht te constateeren, dat, onder
Gods zegen, een schoone toekomst voor de Centrale
Bank is weggelegd."
Gelukkig is dit optimisme gebleken niet ongerecht
vaardigd te zijn geweest.
In hetzelfde verslag wordt echter ook nog gesproken
van den on misbaren steun der Regeering (die een
subsidie van f2500.had verleend).
1904 was weer een jaar van grooten vooruitgang. De
balans gaf een eindcijfer van meer dan een millioen
(weer ruim het dubbele van het eindcijfer van 1903),
het aantal aangesloten Banken bereikte het getal van
129 (een vermeerdering van 52!), de winst was niet
onaardig (f 2514.49), en het meubilair (waaronder
„onze ie klasse Chatwood"!) kon tot op f 1.worden
afgeschreven.
Merkwaardig is het ook, in dit verslag te lezen, dat
de Centrale Bank door de Nederlandsche Bank werd
toegelaten als discontante van de promessen der aan
gesloten Boerenleenbanken. Toen dit geschiedde, had
de Centrale een reserve van f 954,46, zegge negen hon
derd vier en vijftig gulden zes en veertig Ojynts. En
thans. Ook hierin ligt wel eenige humort
Wij zullen het hierbij laten. Wij hopen dat deze oude
herinneringen onzen lezers enkele aangename oogen-
blikken hebben bezorgd!
o
VAN HEINDE EN VER.
De nieuwe arbeidswetgeving in Italië.
Hoe men over het fascisme moge denken, men
kan niet ontkennen, dat Mussolini iets aandurft. Een
van de grootste dingen, die hij heeft ondernomen, is het
scheppen van een geheel nieuwe arbeidswetgeving,
waardoor de verhouding tusschen kapitaal en arbeid
wordt geregeld op een wijze, zooals dat nergens ter
wereld is geschied, en waarmede is gestreefd naar een
oplossing voor de groote moeilijkheden, die in alle mo
derne landen te dezen opzichte rijzen.
Ook de Nederlandsche landbouwer komt meer en
j meer in aanraking met arbeidskwesties en arbeiders-
moeilijkheden, zoowel in zijn eigen bedrijf als in de be
drijven, welke van hem uitgaan (de coöperatieve fa
brieken). Dus is het, meenen wij, voor onzen lezers
wel van belang om van de zeer interessante Italiaansche
proefneming kennis te nemen. Wij deelen daartoe iets
mede uit een artikel van een der afleveringen van de
„Revue Internationale des Institutions Sociales et
Economiques", uitgegeven door het Landbouwinstituut
te Rome.
De groei van de industrie heeft medegebracht een
vergrooting van den afstand tusschen de werkgevers
eenerzijds en de werknemers anderzijds. De werkgever
heeft de productie georganiseerd met behulp van zijn
eigen of vreemd kapitaal, terwijl zich om hem heen een
schare van technici, gëëmploieerden en handarbeiders
verzamelden. Met deze nieuwe organisatie van den ar
beid en met de vergrooting der gecompliceerdheid van
de productie en de verdeeling der goederen, is samenge
gaan een verandering in de geestesgesteldheid van den
arbeider. Er zijn tal van economische geschillen ge
weest, tal van stakingen, dikwijls op ongelegen tijd
stippen (b.v. bij den oogst), en hierdoor werd de klas
senstrijd telkens weer verscherpt.
Aldus was de toestand in Italië gedurende de eerste
drie jaren, volgende op den oorlog. In het eind van
1922 stelde de regeering voor om het economisch leven
op een geheel nieuwen grondslag te hervormen, op
grond van het feit, dat het dringend noodzakelijk was
het probleem van de verhoudingen tusschen kapitaal en
arbeid op te lossen. Het groote doel was vrede en orde
voor den arbeid, en ter bereiking daarvan moesten alle
standen medewerken in een geest van vrede en samen
werking.
Door de wet van 3 April 1926 heeft de regeering dit
doel trachten te bereiken. Deze wet is van groot belang
voor den landbouw, want de personen, die in den land
bouw werken, zijn in Italië grooter in aantal dan de in
dustrie-arbeiders, en vormen ongeveer een kwart van
de geheele bevolking.
De wet heeft vier hoofdpunten
1. de juridische erkenning van de syndicaten (veree-
nigingen van arbeiders of werkgevers) en hun onder
werping aan regeeringstoezicht
2. de wettelijke regeling van de collectieve arbeids
overeenkomst
3. de verplichte arbeidsrechtspraak
4. de voorkoming van stakingen en uitsluitingen.
Men ziet hieruit reeds, dat deze wet het geheele
vraagstuk in al zijn onderdeelen wil regelen, en niet eën
of twee onderdeelen, zooals in sommige andere landen
is geschied.
Wat nu betreft het eerste punt, er zijn wettelijke
Vereenigingen van werkgevers en werknemers (altijd
gescheiden!). De werknemers zijn onderverdeeld in
hoofdarbeiders en handarbeiders. Ieder moet behooren
tot de Vereeniging van zijn eigen vak. Er is echter een
topvereeniging, die alle lagere vereenigingen samen
bindt.