56 DE RAIFFEISE N-B OLiE, Als aan een lid der Bank meerdere voorschotten of credieten zijn verleend onder verschillende borgstelling, moeten zij op verschillende folio's geadministreerd worden'. Anders kan men niet uitmaken, welke verplich tingen op de borgen rusten. Meerdere credieten aan één persoon onder verschillende borgstelling, moesten eigenlijk in het geheel niet verleend worden. Zij geven maar al te dikwijls aanleiding tot groote moeilijkheden VAN HEINDE EN VER. Uit Engeland. Het is merkwaardig, dat in Engeland, dat zulk een grooten naam heeft op het gebied der verbruiks-coöpe- ratie, het coöperatieve landbouw-credietwezen zóó weinig is ontwikkeld, dat men kan zeggen, dat het practisch niet bestaat. Het landbouwcrediet is daar bijna geheel in handen van de commercieële Banken. Hiervoor is natuurlijk een reden, en deze is, dat de ■groote commercieële Banken in Engeland reeds sinds langen tijd buitengewoon goed georganiseerd en zeer wijd vertakt zijn (in eik 'dorp van eenige beteekenis is een agentschap) en dat zij ook betrekkelijk gemakkelijk zijn in hare credietverleening. Het Engelsche bankwezen was al vroeg veel verder in het maatschappelijk verkeer doorgedrongen dan op het vasteland. J och bestaat er onder de Engelsche boeren ontevre denheid met de verzorging van het landbouwcrediet. Blijkbaar is zelfs een tot in de perfectie ontwikkeld com- mercieël bankwezen niet .in staat om aan den landbouw die diensten te bewijzen, welke elders door het coöpe ratieve bankwezen worden bewezen. Dat de gewone Banken niet in staat zijn de credietbehoefte van den landbouw geheel te vervullen, wordt wel voldoende bewezen door de volgende cijfers: de totale waarde van het vee en van de landbouwproducten werd in begin 1926 ge schat op ongeveer 400 millioen pond sterling (4 milliard en 800 millioen gulden). Daartegenover bedroeg de cre dietverleening door de vijf grootste Banken (de andere Banken kunnen in deze berekening wel verwaarloosd worden) ruim 50 millioen pond sterling (600 millioen gulden). Dus slechts ruim een achtste deel van de waarde van vee- en landbouwproducten rustte op bankcrediet. V oor ons land schatten wij deze waarde op één milliard gulden. De credietverleening door de Boerenleenbanken bedroeg in begin 1926 ongeveer 260 millioen gulden. Derhalve ruim één vierde gedeelte. Naar verhouding is het bancrediet in den landbouw hier dus veel verder (gevorderd. In Engeland behelpt men zich nog met een ander soort crediet, dat hier gelukkig grootendeels tot het ver leden behoort, namelijk het crediet verstrekt door han delaren. Deze geven voorschot op den oogst of op vee. Het spreekt van zelf dat dit crediet duur is en den boer van zijn vrijheid van handelen berooft. Ook kent men er nog het crediet, gegeven door den pachtheer. Het Engelsche Ministerie van Landbóuw heeft nu kort geleden een rapport uitgegeven over de middelen, waar door eert verbetering in het landbouwcredietwezen zou kunnen worden verkregen. Dit Rapport is merkwaardig, omdat men er zoo dui delijk uit ziet, hoe moeilijk het is uit den greep der commercieële Banken ios te komen, wanneer deze zich eenmaal van het terrein hebben niëester gemaakt. Het rapport onderscheidt zeer terecht twee soor ten van crediet: het kort loopende bedrijfscrediet, ërt het lang loopende crediet voor aankoop Van land, machine's, 'enz. Om hét eerste te Verbeteren, weet men geen ander middel dan het mogelijk maken van een soort pandrecht op de landbouwproducten en het vee, ten bate van den geldschieter. Daardoor, zoo redeneert men, wordt crediet verleening voor de Banken makkelijker gemaakt, omdat zij altijd zekerheid kunnen verkrijgen. Men wijt namelijk de ontoereikendheid der credietverleening grootendeels aan de moeilijkheid om zekerheid te verschaffen. Het wil ons voorkomen, dat dit middel niet die uit werking zal hebben, welke men ermede bedoelt. Dat de credietverleening aan de boeren niet afhangt vaii een speciaal soort pandrecht op de „landbouwersvoortvh- ring", heeft de ervaring in ons eigen land en in andere landen wel bewezen. Immers daar gaat de credietver leening heel goed Zonder zulk een speciale zekerheid. Maar daar heeft men dan ook speciale Banken voer de boeren! De rapporteur is vermoedelijk zélf niet zoo heel tevre den met de oplossing, welke hij voorstelt. Tenminste dat maken wij op uit de eenigszins spijtige opmerking; dat de groote Banken zulk een vaste positie innemen, dat het practisch onmogelijk is om naast haar een coöpera tief bankwezen te scheppen. En daarom weet men niets beters dan een middel, dat de gewone Banken de cre dietverleening gemakkelijker zal maken! Wat betreft het vaste crediet, wordt voorgesteld een speciale Bank daarvoor op te richten. Deze zou aan geld komen door uitgifte van obligatle's (vergelijk de Grond- kapitaalbank!). Hiermede zou zij dan lang loopende leeningen kunnen verschaffen. Merkwaardig is, dat men ook hierbij weer de groote commercieële Banken niet durft of kan uitschakelen. Het verschaffen van deze leeningen zou, aldus het Rapport, moeten geschieden via deze Banken! Want alleen deze beschikken over de uitgebreide organisatie van bijkan toren en agentschappen, welke daartoe vereischt is. En het zou aan de nieuwe Bank onmogelijk zijn daarnaast een eigen organisatie op te richten. Het Rapport sluit met een opmerking omtrent het gebruik van crediet, die ook voor ons nuttig is. Dikwijls, zegt het, is de boer geen verstandige leener. Dikwijls be grijpt hij de eigenlijke functie van het crediet niet en is hij niet in staat daaruit het voordeel te trekken, dat er bij verstandig gebruik uit te halen is. Dat is voor een groot deel een kwestie van opvoeding, en daarom wordt voor gesteld om het landbouwcrediet en het gebruik ervan te stellen op de programma's der landbouwscholen en -cursussen. Om meer dan een reden is dus dit Rapport merk waardig. Credietoverschrijdingen dienen in geen geval te wor den toegelaten. De borgen zijn voor de overschrijding niet aansprakelijk. Als door rentebijschrijving crediet- overschrijding dreigt te ontstaan, vorderc men eerst een gedeelte van het debetsaldo in.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1927 | | pagina 4