DE RAIFFEISEN-BODE. 33 Als aan een lid der Bank meerdere voorschotten of credieten zijn verleend onder verschillende borgstelling, moeten zij op verschillende folio's geadministreerd worden! Anders kan men niet uitmaken, welke verplich tingen op de borgen ritsten. Meerdere credieten aan één persoon onder verschillende borgstelling, moesten eigenlijk in het geheel niet verleend worden. Zij geven maar al te dikwijls aanleiding tot groote moeilijkheden COÖPERATIELEED. (Overgenomen uit het Algemeen Nederlandsch Land bouwblad van 23 Oct. 1926). Tot het coöpereeren als zoodanig is een groep van personen, die gelijke belangen hebben, vrij gemakkelijk te brengen. En dit kan geen wonder heeten; het beginsel' der coöperatie is eenvoudig en voor ieder verstaanbaar en het samengaan met elkaar kan slechts goeds bren gen, waaraan echter, en dat is volkomen begrijpelijk, in één adem wordt toegevoegd, dat toezicht en leiding goed behooren te zijn. Inderdaad valt niet te ontkennen, dat toezicht en lei ding bijzaken zijn, en het feit van samenwerking hoofd zaak is. Toezicht en leiding zijn de natuurlijke, de van zelf sprekende gevolgen, evenwel, en met nadruk moet dit worden gezegd, zeer belangrijke bijzaken, die door omstandigheden de hoofdzaken worden, en ten slotte aanleiding kunnen geven tot het verschijnsel aan het hoofd van dit artikel genoemd. De meeste debacles, die bij financieel of commercieele instellingen hebben plaats gevonden, zijn een gevolg, niet van een onlogischen opzet van de zaak, niet daarvan, dat de principes of de kern niet goed waren, doch dat de uitwerking en het in practijk brengen van hét doel, waarvoor de onder neming is opgericht, onjuist zijn geweest. Een verwor ding, een verwaarloozing van beginselen, een misdadig optimisme bij het zaken doen, het met voeten treden van verantwoordelijkheidsgevoel en plichtsverzaking vormen 'de eigenlijke oorzak van de ellende. En helaas in de wereld der aankoop-, der verkoop- en der productie-coöperaties hebben zich en vooral in den laatsten tijd verschijnselen voorgedaan, die een on- gunstigen invloed hebben op den goeden naam en den goeden klank, die het coöpereeren heeft. De belangheb benden worden schuchter gestemd, het vertrouwen in het coöpereeren wordt geschokt en men spreekt van coöperatie-vrees en coöperatie-moeheid en dat alles, niet omdat het beginsel niet goed bleek, doch om dat de uit werking te wenschen overliet. Wanneer men blijvende in het coöperatief milieu, de oorzaken nagaat, die in enkele gevallen aanleiding heb ben gegeven tot een mislukking van *Je practische uit voering van het coöpereeren, dan is "in het eene geval 'de oorzaak geheel verschillend van die in het andere geval. Er zijn voorbeelden te noemen, dat de bedrijfsleider, te kwader trouw zijnde, transacties volvoerde, waarvan het financieel resultaat, indien het gunstig was, tot zijn eigen voordeel werd aangewend, terwijl bij het verlies de vereeniging er mede werd opgeknapt, doch er zijn ook gevallen, dat een te goeder trouw zijnde bedrijfsleider zich op het gladde pad der speculaties begaf (al of niet door belanghebbende verkoopers aangevuurd) en bij het lijden van verlies voortging op hetzelfde pad, steeds grooter zaken doende, in de hoop het geleden verlies door komende winsten te dekken. Deze laatste bleven uit en men verviel van kwaad tot erger. Met de beste bedoelingen, wij willen dit gaarne aannemen, heeft laatst genoemde gedaan wat hij kon, maar wat hij deed behoorde hij juist niet te doen. De plicht van den bedrijfsleider der vereeniging toch is, om te koopen wat de leden der vereeniging noodig hebben, te koopen dus, hetgeen door deze leden gezamenlijk werd besteld of wel te koopen, hetgeen binnen korten tijd door de leden wordt afgeno men. Bij schatting op grond van gegevens uit vorige jaren is dit vrij wel bij benadering te bepalen, iedere zaakvoerder zal dan ook bij het doen zijner aankoopen raadplegen, hetgeen in een vorig jaar op eenzelfde tijd stip is omgezet. Wie van dezen regel afwijkt, dus meer koopt dan benoodigd is voor het huisgezin der leden, begeeft zich op een gebied, dat het zijne niet is en hij wijkt af van zijn opdracht en spot op deze wijze met de aansprakelijkheid, die de leden statutair voor zijne hande lingen dragen. Er zijn voorbeelden, gelukkig zijn het er weinig, dat, al of niet met instemming van het Bestuur, de vereeniging het karakter heeft aangenomen van een handelsonderneming, koopen en verkoopen aan wie zich maar presenteert, waaronder zelfs plaatselijke detailhan delaren. En dat allemaal met een kern van leden, die de aansprakelijkheid dragen! Meerdere vereenigingen zijn er, die vrij geregeld zaken op de termijnmarkt doen; een zuiver speculatieve daad, in wezen volkomen gelijk bijv. met het koopen van vreemde valuta's met de hoop deze eenigen tijd later met voordeel van de hand te doen. Op het Bestuur der vereeniging rust een zeer groote verantwoordelijkheid, welke reeds begint bij de keuze van den bedrijfsleider. Ontkend mag niet worden, dat het al of niet slagen van de onderneming voor het grootste gedeelte van hem afhangt; van zijn technische kennis, eerlijkheid en vlijt, omgang met de leden enz. De bedrijfsleider heeft een zeer groote mate van zelf standigheid, vandaar, dat van een goede keuze zooveel afhangt. Laat men, zooals er voorbeelden zijn, deze toch niet kiezen uit een wildvreemd milieu; het bestaand corps van zaakvoerders en hunne assistenten biedt in dezen voldoende keuze, zoowel voor vereenigingen in haar een- voudigsten vorm als voor die, welke een grootere tech nische kennis van den leider eischen. Het spreekt vanzelf, dat de belooning, die de zaak voerder geniet, een zoodanige moet zijn, dat deze geheel in overeenstemming is met de belangrijkheid van diens werkzaamheden. Gepaste zuinigheid bij diens salarisbe paling is alleszins gewenscht, mits deze maar niet ont aardt in een ongemotiveerde bekrompenheid en schriel heid. Wij kennen helaas een aantal gevallen, waarin de zaakvoerder een onvoldoende belooning geniet en op fatsoenlijke manier armoede lijdt. Resultaat? Veel zorgen aan het hoofd, als gevolg van de benarde geldelijke omstandigheden en het zich niet geheel kunnen geven voor het bedrijf. Het kan geen verwondering baren, dat iemand er toe gebracht wordt na voldoende bewerkt te zijn doof belanghebbenden, zich geleidelijk afhankelijk te maken van zijn leverancier. Het is zeker verkeerd, maar is het betreffende bestuur niet mede schuldig, doordat het de diensten van den zaakvoeder onvoldoende waardeert en hem een menschwaardig bestaan niet mo gelijk maakt? Het verloop van dergelijke gevallen is gewoonlijk als volgt. De zaakvoerder vervalt van kwaad tot erger, begint wat te wagen, koopt contracten op de termijnmarkt en weet voorloopig de verliezen, die ontstaan, weg te wer-1 ken, bijv. door op de gebouwen niets af te schrijven of wel deze hooger op te nemen. Ook de waardebepaling van den aanwezigen voorraad aan meststoffen en voer artikelen kan dikwijls zoo gebeuren, dat een verliespost verdwijnt. Een gegoochel met cijfers, een niet te strenge öf niet te deskundige accountant en het spel gaat eenige

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1926 | | pagina 5