REDACTIONEEL GEDEELTE. EEN RECHTERLIJKE UITSPRAAK, DIE OOK VOOR DE BOERENLEENBANKEN VAN BELANG IS. 86 DE RAIFFEISEN-BODE. Het Gerechtshof te 's Gravenhage heeft eenigen tijd ge leden een uitspraak gedaan, die wij gaarne onder de aandacht van de Besturen en Kassiers onzer Banken brengen, aangezien zij betrekking heeft op iets, dat her haaldelijk bij onze Banken voorkomt. De zaak was deze. Een Bank had aan Mejuffrouw X. een crediet verleend van f iooo. Hiervoor was borg de Heer O. In de akte stond, dat hij zich borg stelde mede voor renten en kosten. Het goedschrift vermeldde echter alleen de hoofdsom van f iooo.De Bank vor derde van den borg echter niet alleen de hoofdsom (het maximum-bedrag van het crediet was blijkbaar op genomen), maar ook de renten over enkele jaren, die steeds was bijgeschreven (zoodat het saldo op i Decem ber 1923 datum der dagvaarding van den borg f1272.40 bedroeg). Nu rezen er twee kwesties. De eerste was deze. De borg zeide natuurlijk: ik ben in het geheel niet aanspra kelijk voor de rente, omdat ik er niet voor goedgeschre ven heb. De Bank beweerde hiertegenover, dat dit slechts het gevolg was van een vergissing van den borg, en dat deze wel degelijk de bedoeling zou gehad hebben ook voor de rente en kosten aansprakelijk te zijn, zoo- als in de akte zelf stond. Ten aanzien van dit geschilpunt besliste het Hof, dat de borg zonder meer niet aansprakelijk was voor de rente (aan het feit, dat zulks in de akte stond, hechtte het Hof dus geen waarde), doch dat de Bank behoorde te worden toegelaten tot het door haar aangeboden bewijs, dat de borg zich bij de goedschrijving had ver gist, en uitdrukkelijk had doen blijken van zijn bedoeling om zich ook voor renten en kosten borg te stellen. Hoe het met dat bewijs is afgeloopen, weten wij niet, maar het zal voor de Bank wel een heele toer geweest zijn! Zulk bewijs is altijd moeilijk te leveren. Dit gedeelte van de uitspraak illustreert dus wel het belang van het goedschrift en van de volledigheid daar van. Ter voorkoming van misverstand voegen wij hierbij, dat de vermelding van „rente en kosten" in het goed schrift voor de Boerenleenbanken alleen noodzakelijk is bij voorschotten. Bij credieten in loopende rekening kunnen deze woorden, althans volgens de nieuwere for muiieren, worden weggelaten, omdat het de bedoeling is, dat men het saldo met inbegrip van rente en kosten steeds beneden het maximum-bedrag van het crediet laat. Het is echter niet zoozeer hierom, dat wij de uit spraak bespreken. Want het belang van een volledig goedschrift achten wij thans voldoende bekend. Het is veeleer het tweede gedeelte der beslissing, dat wij de moeite eener bespreking waard achten. De tweede kwestie ging over het bedrag der rente, dat de Bank van den borg kon vorderen. De borg zeide: gesteld, dat de Bank slaagt in het bewijs, dat ik bedoeld heb ook voor de rente aansprakelijk te zijn, dan nog kan zij niet dat bedrag aan rente van mij vorderen, dat zij thans eischt, en dat over enkele jaren loopt. De Bank beweerde hiertegenover natuurlijk, dat zij het wel kon. Het Gerechtshof overwoog hieromtrent het volgende. Bij een crediet in loopende rekening wordt van tijd tot tijd de rekening afgesloten. Dan wordt de rente bijge schreven en deze wordt opgenomen in het saldo der rekening. Het saldo, waarmee dan weer een nieuwe periode ingaat, is dan in zijn geheel hoofdsom. Daarom, besliste het Hof, zal de borg in geen geval meer rente zal behoeven te betalen (gesteld, dat de Bank Als aan een lid der Bank meerdere voorschotten of credieten zijn verleend onder verschillende borgstelling, moeten zij op verschillende folio 's geadministreerd worden! Anders kan men niet uitmaken, welke verplich tingen op de borgen rusten. Meerdere credieten aan één persoon onder verschillende borgstelling, moesten eigenlijk in het geheel niet verleend zvorden. Zij geven maar al te dikwijls aanleiding tot groote. moeilijkheden. slaagt in het door haar aangeboden bewijs) dan die welke gevallen is op een hoofdsom van f 1000, sedert de laatste vaststelling van het saldo. Het spreekt van zelf, dat de Bank hiermee niet kreeg, wat zij gevorderjd had; immers zij had de rente over verscheidene jaren geëischt, en zij kreeg alleen de rente sedert de laatste vaststelling van het saldo, die vrij kort geleden haid plaats gehad. Daar de zaak vrij ingewikkeld is, willen wij de beteeke- nis van deze beslissing door een uitgewerkt voorbeeld trachten te verduidelijken. Een Bank heeft een crediet ad f 1000 verleend aan den Heer A. Borg is de Heer B., die goedsehrijft ook „met renten en 'kosten". Op 1 Januari 1923 neemt de Heer A. het geheele bedrag op. Hij heeft het geld zeer noodig, dus hij brengt nooit iets terug. Op 31 December 1923 wordt de loopende rekening afgesloten, waarbij de rente ad f50,wordt bijgeschre ven. Het saldo bedraagt dan f 1050. Met dit bedrag wordt de rekening op 1 Januari 1924 heropend. Op 31 Decem ber d.a.v. wordt de rekening weer afgesloten en weer wordt de rente (ditmaal f52.50) bijgeschreven. Per 1 Januari 1925 wordt de rekening dus heropend mei een saldo van f1102,50. In den loop van 1925 ziet de Bank in, dat het met den Heer A. mis is, en dat de1 schuld op zijn borg zal moeten worden verhaald. Maar nu kan zij van dezen, volgens het Gerechtshof te 's Gravenhage, niet meer vorderen dan f 1000 en de rente hierover sedert 1 Januari 1925. Immers, de rente over 1923 en 1924 is door bijschrijving en de opneming in het saldo tot de hoofdsom gaan be hoor en. De bedragen van f50.en f52.50 zijn dus geen rente meer. De hoofdsom bedraagt in 1925 f 1102.50. De borg is aan hoofdsom voor niet meer aansprakelijk dan voor f 1000. Een bedrag van f 102.50 kan de Bank dus niet op den borg verhalen. Waarom is dit van belang voor onze Boerenleenban ken Omdat er bij vele Banken nog oudere credietakten loopende zijn, waarop de borgen ook goedgeschreven hebben voor „rente en kosten," terwijl men somtijds ook op de nieuwe formulieren (waarop staat, dat het goedschrift moet luiden: „goed voor ten hoogste gulden") de borgen voor de rente en kosten laat teeke nen. En als de borgen goed geschreven hebben voor de rente, komt het herhaaldelijk voor, dat men deze maar op laat loopen, jaren lang, boven het maximum bedrag van het crediet, denkende, dat de borgen toch ervoor aansprakelijk zijn. Men ziet nu echter, dat men op deze wijze niet veil ig is, en dat de borgen niet meer aansprakelijk zijn voor de rente, die reeds in het saldo is opgenomen, voorzoover dat saldo het maximum bedrag van het crediet te boven gaat. I Men kan vragen: wat voor waarde moet men hechten aan deze uitspraak van het Haagsche Gerechtshof? Moeten alle Banken in het geheele land zielf eraan houden? Is het niet zeer wel mogelijk, dat een ander Gerechtshof een andere beslissing zou geven? Wij antwoorden hierop: mogelijk is dat natuurlijk.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1926 | | pagina 2