64
DE RAIFFEISE N,-B ODE.
Men wil oogenblikkelijk voordeel; men wil van zijn
eigen Coöperatie, van de eigen Vereeniging steeds en
altijd de voordeelen onmiddellijk tastbaar in den zak
hebben.
Men vergeet dat juist door de samenwerking in de
Coöperatieve Vereenigingen reeds zooveel voordeelen zijn
bereikt en verzuimt nog eens terug te blikken naar den
tijd, toen de Coöperaties er nog niet waren. De kort-i
zichtigheid drijft er toe het onderste uit de kan te
willen hebben. Maar het blijft niet uit, het lid valt op
den neus.
Tenslotte toch moeten de fouten zich wreken. Er
komen magere jaren; aanvoer of afname wordt kleiner;
exploitatiekosten zullen wegens onvoldoende verzorging
van afschrijving en zorg voor eigen kapitaal niet veel
vermindering ondergaan, (onderhoudskosten zullen stij
gen) zullen dus in sterkere mate op het ingekrompen
bedrijf drukken. Uitkeeringen zullen veel lager gesteld
moeten worden, prijzen van voederartikelen veel hooger
dan bij andere, verstandig beheerde zustervereenigingen
of concurrenten en een steeds sterkere ontevredenheid
openbaart zich bij belanghebbenden. i
Dan is het onweer niet van de lucht; verwijten worden
geslingerd naar de bestuurders, die hoewel met de beste
bedoelingen ten opzichte van bedrijf en leden bezield,
vroeger verkeerd handelden en den leden meer uit
keerden of lageren prijs berekenden, dan voor een ge
zonde bedrijfspolitiek wenschelijk was.
Het einde is, dat, om de zaken weer op rendabelen
basis te brengen, de leden toch offers en groote offers
moeten brengen door bijstorting op aandeelen, omslag
in een tekort.
Hier nu is de taak van den controleur om steeds op
de noodzakelijkheid van behoorlijke afschrijving en
reservevorming te hameren en zoo geen verbetering in
treedt de credietgevende Boerenleenbank en Centrale
Bank ermede in kennis te stellen teneinde door geza
menlijk overleg verbetering te brengen en den goeden
weg te wijzen in het belang van de vereeniging en van
hare leden.
2e. Uitstaande vorderingen.
Bij vele Vereenigingen, we hebben hier vnl. Coöp.
Aankoopvereenigingeif op het oog, wordt de betalings
termijn te lang genomen. De vorderingen, wegens
geleverde goederen, staan veel te lang uit. Het gevolg
is natuurlijk hoogere debetstand bij de Boerenleenbank,
met gevolg weer renteverlies. Doch ook de kans op
kwade posten wordt veel grooter.
Deze toestand is ongezond. De Landbouwvereeniging
is nu eenmaal geen credietinstelling. Waaarom de leden
van de Vereeniging te wagen aan de ongedekte crediet-
verleening aan de afnemers? Waarom de Boerenleenbank
te noodzaken steeds hooger crediet te vragen bij de
Centrale, alleen terwille van het verkeerde beheer bij.
de Aankoopvereeniging en daardoor de aansprakelijk
heid van deze Boerenleenbanken (en haar leden) in
de Centrale te vergrooten.
Beschikt de afnemer niet over contante middelen om
te betalen, dan is het aan de Boerenleenbank te beoor-;
deelen de middelen aan de afnemers, al of niet ter.
beschikking te stellen tegen voldoende zekerheid. Dan
eerst is de regeling goed.
Verderfelijk voor den goeden gang van zaken is het
zeker wel~als Bestuursleden-afnemers van de Vereeniging
een slecht voorbeeld geven en zelf niet op tijd aan hun,
verplichtingen voldoen.
Ook om in dezen ongewenschten toestand verandering
te brengen is een nauwe samenwerking tusschen con
trole-instituut, credietgevende Boerenleenbank en Cen
trale Bank noodzakelijk.
We wezen hierboven slechts op 2 punten, doch van,
zoo groot gewicht, dat hieruit de noodzakelijkheid van
een hechte samenwerking o.i. reeds genoegzaam zal
blijken.
Wij vestigen ook nog de aandacht op de noodzakelijk
heid van goede statuten, van goed ingerichte en
geregeld bijgehouden administratie, van een goed
geregelden afzet van producten, van de controle op het
'uittreden van leden en van deskundige en betrouwbare
voorlichting bij de keuze van een bedrijfsleider.
Voor heden willen wij het hierbij laten. Uit het boven
staande zal reeds gebleken zijn, hoe goed geregelde
organisatie van de controle en samenwerking van de
Centrale en boerenleenbanken als credietorganisaties
eenerzijds met de provinciale gewestelijke en ook1 z.g.n.
algemeene bonden van Aankoopvereenigingen en Zuivel
fabrieken anderzijds en een nauwe aansluiting van deze
vereenigingen in bedoelde bonden van groot belang kan
zijn voor den geheelen georgamseerden landbouw in het
algemeen, voor de leden der betrokken vereenigingen
meer in het bijzonder.
We willen besluiten met slechts de volgende punten
in overweging te geven:
i°. Alle Zuivelfabrieken en Aankoopvereenigingen
sluiten zich aan bij de bestaande provinciale of gewes
telijke bonden of afdeelingen.
2°. Deze bonden verzekeren zich van behoorlijk tech
nisch en administratief onderlegd personeel (in samep-
werking of in overleg met F.N.Z., Centraal Bureau).
3°. De bonden verschaffen technische en administra
tieve voorlichting.
40. Aan deze bonden worden controle-instituten, ver-
honden; "de administraties van de aangesloten vereeni
gingen worden in geheel haar omvang geregeld gecon
troleerd.
5°. De Vereenigingen worden, zoo eenigszins mogelijk
leden van de bestaande Boerenleenbanken of Zuivel-
banken en betrekken bij haar het bedrijfscrediet.
6°., Bij credietaanvragen door de vereenigingen advi-
seeren de Bonden via de Centrale Bank aan de Boeren
leenbank. Zij houden de betrokken banken (via de Cen
trale Bank) door middel van rapporten (periodiek, doch
minstens jaarlijks uitgebracht) op de hoogte van den
finantiëelen toestand der vereeniging en van de toe-
en uittreding van leden.
IS OPRICHTING VAN EEN AFZONDERLIJKE
SPAARBANK IMMOREEL?
Bij een Boerenleenbank was in de algemeene vergade
ring eenige oppositie tegen de oprichting van een af
zonderlijke Spaarbank. Men vond dat daardoor aan het
publiek als het ware bekend zou worden gemaakt: brengt
nu uw geld maar naar ons toe, hier valt het nooit onder
de belasting! Men vond dit niet moreel, sprak' van
slinksche wegen, geheime dingen, enzoovoorts.
Wij wisten, dat op het platteland veel gewetensvoUe
menschen gevonden worden. Gelukkig! Maar men kan
ook te gewetensvol zijn. En wij meenen, dat zulks hier
het geval is. Immers de bedoeling van een afzonderlijke
Spaarbank is niet om gelegenheid te geven de belasting
te ontduiken, doch uitsluitend, om te voorkomen, dat de
ambtenaren van de registratie misbruik, maken van hun
bevoegdheid en behalve de zegeling ook ieders inlage
nakijken in verband met zijn aangifte voor de vermogens
belasting. Tot het eerste zijn zij' wel bevoegd, tot het
laatste niet.
Door de oprichting eener Spaarbank wordt aan den
fiscus dus geen enkel recht ontnomen, doch alleen de
gelegenheid om misbruik van zijne bevoegdheid temaken.
Hoe kan men daartegen bezwaar hebben? Is dat niet te.
gewetensvol? Wij zouden zeggen, dat de menschen, die