DE RAIFFEISEN-BODE. 63 CONTRoLE OP VEREENIGINGEN. Het is een verblijdend verschijnsel, dat meer en meer het nut van controle wordt ingezien. Men is er van overtuigd, dat een goede controle veel onheilen kan voorkomen en het vertrouwen versterken. Van de oprichting der Centrale Banken af werd het groote belang van een controle vanwege de Gentrale's op de administratie en het beheer der Boerenleenbanken- begrepen en terstond aangepakt. Zóó had het ook moeten zijn niet het toezicht op Aankoopvereenigingen, Zuivelfabrieken en andere ver- eenigingen op het gebied van den landbouw. Want o.i. is controle daar meer noodig, dan op onze Boerenleen banken. Wel werd later de leemte gevoeld en werden in; verschillende provincies door bestaande Bonden van Zuivelfabrieken, Maatschappijen van Landbouw e.a.' controle-instituten gesticht, welke belast zouden worden, met de contröle der aangesloten fabrieken en vereeni- gingen, maar het lidmaatschap is nog niet algemeen en de medewerking van besturen laat nog uit finan- tiëele of andere overwegingen dikwijls te wenschen over. Wat betreft de Zuivelfabrieken, de controlediensten, zijn in verschillende provincies (op een enkele uitzon dering na) goed georganiseerd en de deelname is vrij algemeen. Echter laat de deelname aan de"controle door de aankoopvereenigingen en overige landbouworganisa ties in- meerdere provincies te wenschen over. 1 Er zal ernstig naar gestreefd moeten worden om in dien toestand verbetering te brengen; allereerst in het belang der vereenigingen en van hare leden. Doch niet alléén voor de betrokken vereenigingen is een goede regeling der contröle, een goede organisatie van den controledienst va.n groote beteekenis, ook 't belang der Boerenleenbank, welke meest als credietgeefster optreedt, eischt, dat naast de contröle van de besturen der betrokken vereenigingen, een geregelde, allesom vattende contröle van deskundigen plaats vindt. Veel toch kan worden voorkomen, veel verkeerde toestanden kunnen worden verbeterd door een nauw-; gezette contröle van onpartijdige, van de gecontröleerde vereenigingen onafhankelijke deskundigen, werkzaam bij daarvoor opzettelijk ingerichte contröle-instituten, nauw samenwerkende met de provinciale organisaties op land bouwgebied. Reeds werd door de Centrale met groot genoegen en waardeering meerdere malen samengewerkt met de contröle-instituten o.a. van den Bond van Aankoop vereenigingen in Gelderland, met den Geldersch Over-; ijsselschen Bond van Zuivelfabrieken, de Overijsselsche Landbouw Maatschappij en den Bond van Zuivelfabrieken in Drente. Maar deze samenwerking kan nog inniger worden en over het geheele land beter georganiseerd. Hierop de aandacht te vestigen is de bedoeling van dit artikel. We willen voorloopig volstaan met te wijzen op enkele minder goede toestanden en gewoonten, welke door samenwerking van Centrale en Boerenleenbanken en de, aangesloten vereenigingen met de contröle-instituten kunnen worden verbeterd. Ie. Onvoldoende afschrijving en reservevorming. In meerdere gevallen laten afschrijving en reserve- vorming vooral bij de Coöp. Aankoopvereenigingen te wenschen over. Dit verwijt hoort men ook steeds van buitenstaanders en daarom wordt door deze zoo weinig vertrouwen gesteld in de Coöperatie. Door deze wordt echter teveel gegeneraliseerd; zij staren zich blind op cijfers en schakelen de aansprakelijkheid geheel uit. In- tusschen mag men toch niet, omdat men een aansprake- .1 lijkheid der leden kent, de algemeen geldende regels voor het voeren van een bedrijf, uit het oog verliezen. Integendeel, juist ter wille van de aansprakelijke leden moet de grootst mogelijke aandacht geschonken worden aan de bevestiging, de inwendige versterking van het bedrijf zelve, door kapitaalvorming, door voldoende afschrijving en ruime reserveering. En het is bedroevend te moeten erkennen, dat dit meerdere malen wordt verwaarloosd. Onze vereenigingen tellen onder hunne leden nog onderscheidene personen, welke in het geheel geen nut zien in het vormen van een reservefonds van eesiige beteekenis. Zij betoogen dan, dat de gelden in het reservefonds gestort, feitelijk niets anders zijn dan van hen ingehouden gelden. Volgens hunne meening is een roservevorming een onbillijkheid tegenover hen en voor, hen persoonlijk van geen nut; zij maken zich maar, bezorgd, dat het nageslacht zal profiteeren van de reserve, door hen bij elkaar gebracht. Zij verzuimen o.a. te bedenken, dat de reserve meestal het eenige eigen kapitaal is van de vereeniging; dat er risico's gelegen zijn in elk bedrijf en dat een behoorlijk reservefonds een stevig schild is, waarop de stooten kunnen worden opgevangen; stooten, welke kunnen worden toegebracht door prijsdaling van voorraden, slechte betaling van debiteuren of minder gelukkige "handelingen van bedrijfsleiders. Is het dan zoo prettig, als er bij een tekort terstond van de bepalingen om trent de aansprakelijkheid moet worden gebruik gemaakt? De klacht, dat alleen het nageslacht zal profiteeren lijkt op het eerste gezicht gegrond. Men vergeet echter, dat de vereeniging door het reserveeren de beschikking, krijgt over kapitaal, waarover ze geen rente behoeft, te vergoeden, zoodat de op 'het bedrijf drukkende lasten, welke toch den prijs beïnvloeden, gaandeweg verminderd worden. Nog vergeet men, dat de reserve,gesteld al dat ze tijdens het eigen leven volmaakt onaangetast blijft, in ieder geval hoofdzakelijk ten nutte komt aan kinderen en kleinkinderen. Immers op het platteland is de bevol king minder vlottend, meer.stationnair, dan in de steden. Als men dit alles bedenkt, zoo vragen wij in gemoede zou men de klacht dan nog wel uiten. Wij vertrouwen van niet. Welke gevaren bovendien onvoldoende reserveering en onvoldoeende afschrijving medebrengt heeft in de laatste jaren menig coöperator ondervonden. De gang van zaken bij onze aankoopvereenigingen en fabrieken is weieens als volgt: Het eerste jaar van het bestaan stelt men zich op het standpunt, dat geen afschrijvingen noodig zijn; de fabriek en de machines zijn immers pas nieuw. Ook de eerstvolgende jaren wordt er weinig aandacht aan besteed. En waarom wel? Vraagt het en men zal U antwoorden (gesteld men is tenminste van de noodzake lijkheid van afschrijvingen overtuigd): Uit een oogpunt van propaganda! I Door de Verlies- en Winstrekening niet te belasten met een bedrag voor afschrijving dat er toch zoo noodzakelijk op moet schijnen de exploitatiekosten kleiner en meent men zoodoende hoogere prijzen te kunnen uitkeeren (Zuivelfabrieken, Aardappelmeelfa brieken en Stroocartonfabrieken) of tegen lagere prijzen te kunnen leveren (Aankoopvereenigingen). Hoe komt het, dat het zelfs wel eens voorkomt, dat ontwikkelde bestuurders, dezen totaal verkeerden weg, gaan bewandelen? Och, men kent zijn pappenheimers, de leden. Ze zijn nog zoo weinig doordrongen van de coöperatieve gedachte. Het egoïsme, het kortzichtige eigenbelang treedt bij de leden als slechte raadgever op.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1926 | | pagina 3