62
DE RA I F FE I SE N-B ODE.
„Schuld aan de Stichting Spaarbank."
Ten overvloede zij gemeld, dat van de stichting Spaar
bank geen Balans bij het Handelsregister behoeft te
worden gedeponeerd.
De nieuwe balansformulieren, ook die van de „Stich
ting Spaarbank" zijn bij de Centrale Baftk verkrijgbaar.
REDACTIONEEL GEDEELTE.
DE STRIJD BESLECHT.
(Gedeputeerde Staten en belegging van gelden door
gemeenten).
Men weet, dat de Gedeputeerde Staten van sommige
provinciën meenen te mogen verlangen, dat de gemeente,,
die geld belegt bij eene Bank, daarvoor zekerheid eischt.,
Zij gronden zulks op hun vermeende bevoegdheid om
geldbelegging door de gemeente wel of niet goed te
keuren. Had de gemeente geen zekerheid (die practisch
in effecten-onderpand moest bestaan), dan werd de goed
keuring niet verleend en mocht de gemeente hapr gelden
niet bij de Bank, welke geen zekerheid gaf, beleggen.
Wij hebben ons van ouds op een tweeledig standpunt
geplaatst. In de eerste plaats waren wij van meening,i
dat Gedeputeerde Staten niets te zeggen hebben over
belegging van gelden door gemeenten. In dè tweede
plaats zeiden wijgesteld, dat de geldbelegging door
gemeenten wèl aan de goedkeuring van Gedeputeerde
Staten is onderworpen, dan is het toch dwaasheid om
te eischen dat Boerenken bank en nog een bijzon-t
dere zekerheid geven, daar zij in zich zelve reeds zeker
genoeg zijn.
Dit laatste is door de Gedeputeerde Staten van de
meeste provinciën ingezien. Laatstelijk zijn die van
Noord-Holland nog bekeerd. Thans hebben wij alleen
nog maar last met die van Utrecht en Noord-Brabant.
Maar ook dit zal nu wel tot het verleden behooren,
want voor korten tijd heeft een Koninklijk Besluit uit
gemaakt, dat de belegging van gelden door
eene gemeente bij eene Bank niét aan die
goedkeuring van Gedeputeerde Staten is
onderworpen.
Het bedoeld Koninklijk Besluit js belangrijk genoeg
om er een en ander van mede te deelen. Het dateert
van 15 December 1925 (no. 34), en is o.a. te vinden in
het Weekblad voor Gemeentebelangen van 15 Januari
1926 (5e Jaargang no. 3, Uitgave N. Samsom, te Alphen
aan den Rijn).
Het Besluit begint als volgt:
„Wij Wilhelmina, enz.,
Beschikkende op de beroepen, ingesteld door de
Raden der Gemeenten Smallingerland en Wijmbritsera-
deel tegen de besluiten van Gedeputeerde Staten van
Friesland, waarbij goedkeuring is onthouden aan de
raadsbesluiten dier gemeenten onderscheidenlijk van
26 Mei en 28 Mei 1925, tot 't aangaan van een rekening
courant-overeenkomst met de Naa'mlooze Vennootschap
Bank voor Nederlandsche Gemeenten te 's Gravenhage.
Den Raad van State, Afdeeling voor de Geschillen
van Bestuur, gehoord, advies van 14 October 1925,
no. 873;
Op de voordracht van onzen Minister van Binnein,-
landsche Zaken en Landbouw van 10 December 1925,
no. 9325, Afd. B. B.;
Overwegende: dat de Raden der gemeenten Smal
lingerland en Wijmbritseradeel bij besluiten onderschei
denlijk van 26 Mei en 28 Mei 1925 rekening-courant
overeenkomsten hebben gesloten met de Naamloooze
Vennootschap Bank voor Nederlandsche Gemeenten te
's Gravenhage;
dat Gedeputeerde Staten bij besluiten van 24 Juni
1925, no. 88, 2e afd. F, aan de raadsbesluiten de goed
keuring hebben onthouden, uit overweging, dat in de
gesloten overeenkomsten niet is opgenomen de bepa
ling, dat credit-saldi zijn gedekt door onderpand met
voldoende overwaarde, daar de bank bezwaar maakt
tegen een dergelijke voorwaarde; dat Gedeputeerde Sta
ten het verkrijgen van onderpand voor gemeentegelden,
welke onder niet-publiekrechtelijke lichamen berusten,
van zóó groot belang achten, dat zij daarvan ook bij de
Bank voor Nederlandsche gemeenten niet wenscht af
te zien; dat zij hare goedkeuring derhalve niet kan
hechten aan het ingezonden besluit;"
De Gedeputeerde Staten hadden dus hunne goedkeu
ring op de rekening-courant-overeenkomsten geweigerd,
omdat geen zekerheid was bedongen voor credit-saldi,
dus voor belegging van gemeente-gelden.
In het Besluit worden dan aangehaald de verschillende
tegenwerpingen, welke de gemeenten tegen het besluit
van Gedeputeerde Staten te berde brachten.
Het gaat daarna als volgt door:
„Overwegende: dat ingevolge art. 146 der Grondwet
de besluiten der gemeentebesturen, rakende zoodanige
over gemeente-eigendommen of zoodanige burgerlijke
rechtshandelingen als de wet aanwijst, aan de goedkeu
ring van Gedeputeerde Staten zijn onderworpen;
dat in art. 194 van de Gemeentewet met name is aam
gegeven, welke beschikkingen over gemeente-eigendom
en andere burgerlijke rechtshandelingen deze goedkeu
ring behoeven;
dat daarin niet zijn opgenomen besluiten van ge
meentebesturen tot het in bewaring geven van gelden;.
dat derhalve de bovenbedoelde raadsbesluiten, voor
zpover zij strekken tot het in bewaring: geven van gelden,
niet aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten zijn
onderworpen en de bestreden besluiten van Gedeputeerde
Staten, waarbij aan de raadsbesluiten, ook wat dit punt
betreft, de goedkeuring is onthouden, niet kunnen wor
den gehandhaafd;"
Men lette vooral op wat wij cursief hebben laten druk
ken. Hieruit blijkt duidelijk, dat ons standpunt, dat wij
van den aanvang af hebben ingenomen, juist is. Gede
puteerde Staten hebben niets te zéggen over geldbeleg
ging door gemeenten. In welken vorm deze geldbeleg
ging geschiedt als deposito, als spaargeld, in loopende
rekening doet er niets toe. Terecht luidt de beslissing
van de kroon algemee n.
Het Besluit eindigt dan ook als volgt:
„Hebben goedgevonden en verstaan:
met v ernietiging van de bestreden besluiten van Gede
puteerde Staten van Friesland van 24 Juni 1925, aan
de besluiten der gemeenten Smallingerland en Wijmbrit
seradeel onderscheidenlijk van 26 Mei en 28 Mei 1925,
voorzoover zij strekken tot het ter leen opnemen van
gelden van de Bank van Nederlandsche Gemeenten, de
goedkeuring alsnog te verleenen.
Onze Minister van Binnenlandsche Zaken en Land
bouw is belast, enz."
Het besluit van Gedeputeerde Staten werd dus ver
nietigd, en in plaats daarvan werd aan de Raadsbesluiten
goedkeuring verleend, doch let wel! alleen voor
zoover zij strekten tot het ter leen opnemen van gelden.
In zooverre hadden de Raadsbesluiten de goedkeuring
ook van noode. Doch niet voor het credit staan op de
rekening-courant.
De strijd is nu dus wel beslecht, meenen wij. Mochten
er nog gemeenten zijn, die op de vingers getikt worden
omdat zij geen goedkeuring hebben gevraagd voor geld
belegging, dan kunnen zij verwijzen naar dit Koninklijk
Besluit. De Boerenleenbank kan haar dan wellicht nog
eent dienst bewijzen door haar een exemplaar van deze,
Raiffeisen-Bode te verschaffen.