DE RAIFFEISEN-BODE.
55
Op de effectenbeurs een daling, vooral van de koersen
der rubberwaarden.
De Staatsfondsen noteerden:
3ü Nov.
15 Dec.
23 Dec.
6 O/o NederJancl 1922 A
5 °/0 '9'8
5 '9'9
4V2 °/o '917
4 °/0 191Ö
6 O/o Nederl. Indië 1919
I°5"/l6
101V2
'OI1/2
9»' 7,6
95' 2
ioi3/4
105 V2
ioi'/2
IOI \/2
98%
95V16
102
1051/3
ioi5,(6
■°15 16
991/16
95%
I02
UIT ONZE BOERENLEENBANKEN.
INSPECTEEREN.
Dat ging vóór ruim 20 jaar heel gemoedelijk. We had
den een hoofdinspecteur en wat Provinciale Inspecteurs.
De eerste kwam eens een heel enkele maal voor kas
controle. Van den tweede kreeg je éénmaal in 't jaar
een briefje, dat hij dien of dien dag zou komen inspec-
teeren. Gewoonlijk waren bij het briefje een paar blanco
uittreksels voor de 3 grootboeken gevoegd. Als je veel
van je inspecteur hieldt, vulde je ze vast van te voren in.
De inspecteur, dikwijls zelf kassier, kwam dan na den
middag. Om één uur of half 2 toog je samen aan ,den
slag. Om 5 uur was 't karwei afgeloopen. Onder de
hand haclt je er nog een half uurtje afgenomen voor
een kopje thee en een extra sigaar. De inspecteur was
natuurlijk veel knapper dan de kassier.
De kassier kreeg onderricht: „Kijk," zoo klonk het
dan vaak, als uit den mond van je groote broer, „kijk,
ik zou dit zus en dat zóó doen, dat zou je, denk ik,
beter bevallen. Evenwel, je hebt erg je best gedaan, je.
zaakje is heel goed in orde hoor!" Dan kwam later
't rapport, 't Zag er heel eenvoudig uit. Onderaan stond
dan altijd: „De kassier had zijn boekhouding keurig
in orde, en het beheer blijkt in goede handen te zijn.
Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn.... enz."
Op de bestuursvergadering werd dan dat rapport voor
gelezen. De kassier kreeg na de lezing een extra krul
in z'n staart en de bestuursleden zaten een oogenblik
met trillende neusvleugels, en we dachten allemaal, al
zeiden we 't niet: „Zie je, dat bankje van ons is toch
maar je!"
Dat alles is zoo langzamerhand veranderd. De inspec
tie vorderde later een heelen dag. Dikwijls kreeg je een
inspecteur uit Utrecht. Aardige, beste jongens, daar
van niet; je kon er soms eens lekker mee lachen en
's avonds, als 't werk gedaan was, dan kon je prachtig'
samen een boom opzetten, maar je dacht toch bij je zelf:
,,Zou 't uit zijn met de liefde van onzen provincialen
vriend
Gelukkig zag je hem dan op de eerstvolgende Alge-
meene Vergadering in Utrecht, en dan kreeg je daar
de belofte, dat hij een volgend maal wel weer zélf
komen zou.
De rapporten werden ook meer zakelijk en toen de
Banken zich nog meer uitbreidden, was één dag niet
genoeg voor de inspectie. Ze vorderde er 2 en de inspec
teur kwam voortaan met een helper. Het huiselijke was
verdwenen en het officiëele was er voor in de plaats
gekomen. Dat was allemaal heel goed en heel best. Dat
moest wel zoo, in aanmerking genomen den omvang
dien de Bankjes kregen, 't Mooie onderschrift kwam
ook niet meer onder de rapporten, en de kassier kreeg
'bij het lezen geen extra krul meer in z'n staart en de
neusvleugels der bestuursleden bleven in rust. Dat was
ook héél goed en heel best.
't Vleiend zelf-bewustzijn bleef toch levendig.
„De zaak is toch maar in orde."
Toen kwam er een ongeluksdag. Bij een paar Banken
werden „onregelmatigheden" ontdekt.
Dat was in verschillende opzichten jammer.
De goede naam der Banken leed schade; ook de
goede reputatie der kassiers en.... 't kwam de eer der
inspectie eigenlijk te na. Er moesten maatregelen getrof
fen worden, om herhaling, zooveel doenlijk, onmogelijk
te maken. Dat alles was heel natuurlijk. De staf van
inspecteurs werd uitgebreid; het systeem van inspec-
teeren werd ongemeen verscherpt; den besturen werd
nauwkeuriger controle opgelegd; genummerde en ge
registreerde spaar- en rekening-courantboekjes versche
nen; oproepingen tot inlevering van boekjes per adver
tentie, teveel om op te noemen. Dat alles was ook heel
best. Ik vermoed, dat in Utrecht de inspecteurs wel
aanzegging van den baas zullen gehad hebben, om toch
vooral nauwkeurig uit te kijken en het meel heel fijn
te ziften.
Als ik zeg, dat de zweep op de inspecteurs gelegd zal
zijn, zou ik me natuurlijk veel te sterk uitdrukken, maar
ze zullen toch wel zeer krachtig aangezet aijn.
Dat was ook heel goed. Jjc kassiers, van hun kant,
deden natuurlijk ook hun best, den boel fijn in orde te
hebben; voor hun eenigszins geschonden reputatie, weet
je! Vroeger begingen ze wel eens een kleine vergissing.
Als de inspectie ze ontdekte werden ze in gemeen over
leg dadelijk hersteld. Je kreeg dan tóch een mooi rap
port. Dat had je eigenlijk ook verdiend, want je hadt je
niet aan „onregelmatigheden" schuldig gemaakt en de
administratie was toch in orde. Na de verscherping der
inspectie zorgden de kassiers er echter wel voor, dat ze
ook de kleine klitten uit de manen van den staart van
hun Pegasus vóór de inspectie er uit haalden.
De oogst van gegronde op- en aanmerkingen die in
Utrecht binnen kwam moest op die manier wel ver
minderen. Dat was een der goede gevolgen van de ver
scherpte inspectie. Een nadeelig gevolg kon evenwel zijn,
dat de „baas" er aan kon gaan twijfelen, of hij er den
wind nog wel goed onder had bij de inspecteurs en
zich verplicht gevoelde, nog eens den nadruk te leggen
op het belang van nauwkeurige inspectie, en de inspec
teur van zijn kant kon gaan meenen dat hij toch niet
geheel met leege handen bij den „baas" kon komen;
ook al vanwege zijn reputatie! en daar een kassier toch
een feilbaar mensch blijft, konden toch altijd spatjes en
vlekjes, voorkomende op zijn tenue, gerapporteerd wor
den: Er is een rekening-courant-boekje absent, 't Be
hoort aan een lid, nu in staat van faillissement. De cura
tor heeft 't in beslag genomen. De kassier stelt den
inspecteur hiermede in kennis.
't Rapport luidt: „Den volgenden keer moet 't pre
sent zijn." Een paar „Erkenningen van Crediet-ver-
strekking in loopende Rekening," loopen al van 1912.
Daar Staat de clausule niet onder: „met rente en kosten."
Dat was toen nog niet in de mode. In 13 jaar is daar
geen aanmerking op gemaakt, 't Rapport signaleert nü
een nalatigheid van den kassier. Op zichzelf zijn deze
opmerkingen natuurlijk ook heel goed. Maar.... een in
specteur is ook een feilbaar mensch. Bij een akte van
hypotheek ontdekt hij de „verklaring van bezwaardheid"
niet. Ze is evenwel aanwezig. Op sommige folio's meent
hij dat onvoldoende is afgelost. De aflossing is evenwel
voldoende. Onder sommige schuldbekentenissen van
lateren tijd ontdekt hij het bijschrift niet: „met rente
en kosten." Het staat er echter inderdaad. Dat alles komt
nu op je rapport, 't Wordt een heel lijstje. De voorzitters
van Bestuur en R. v. T. maken eens een praatje met