Ingezonden door Hulst. Ingezonden door Temeuzen. Ingezonden door dien Ring Purmerend. DE RAIFFEISE N-B ODE. 17 rubberwaarden, welke groote koersverheffingen vertoonde. Voor beleggingsfondsen blijft goede vraag bestaan. Zelfs kondigde men de uitgifte aan van een 41/2 leening den Haag. Nederlandsche Staatsfondsen noteerden: o/r, Nederland iVï 1922A 1918 1919 1917 1916 O/o Nederl. Indië 1919 30 Juni io5"8 I°°3/l6 i°°3/i6 97V4 9474 IOl"/,6 15 Juli i°5n/if IOI IOIV4 98-8 95 I02'/2 31 Ju'i 106 101V4 Iod/4 9813/ le 96"/,6 102 UIT ONZE BOERENLEENBANKEN. Mijnheer de Redacteur, Ik lees in de „Raiffeisen-Bode" van Juli op blz. 4, dat, om reden de nieuwe Coöperatiewet decreteert, dat elke Coöperatieve Vereeniging koopman is, de geheim houding tegenover den fiscus voor posten na 15 Juni 1925 niet kan worden gehandhaafd. Dit laatste wil dus zeggen, dat in Nederland geen bankgeheim is, maar ik heb toch nog nooit gehoord, dat het bankgeheim in Nederland is opgeheven. Is dat nu in de „Raiffeisen-Bode" een schrijffout of mag de Raiffeisen-Baök zich niet op geheimhouding beroepen? Mijne ondervinding is, dat meermalen de fiscus van leden zelve inzage vraagt van hunne boekjes, maar nog nimmer is het bij mij voorgekomen, dat de fiscus inzage vroeg van de boeken, wat ik met het oog) op de plicht tot geheimhouding zou hebben geweigerd. Mijn dank voor de plaatsing, H. A. VAN DALSUM, 15 Juli 1925. Notaris, Hulst. NOOT DER REDACTIE. De geachte inzender vergist zich. Wij hebben juist doen uitkomen, dat ihet bankgeheim niet is opgeheven, zooals door sommigen verkeerdelijk is gemeend, en dat de fiscus alléén in; verband met het zegelrecht de boeken kan inzien. Wij hebben geschreven, dat controleering van spaarinlagen op grond dezer bevoegdheid, een misbruik ervan zou zijn, waartegen wij met kracht zouden opkomen. Overigens merken wij op, dat de gewone banken reeds sedert 1917 aan deze inzage onderworpen zijn. Toch heeft men nooit beweerd, dat bij haar het bankgeheim zoek zoude zijn Geachte Redactie, Meermalen werd in de „Raiffeisen-Bode den ijver en het initiatief der kassiers besproken. Dat generali seeren in 't algemeen verkeerd is, zult u met mij eens zijn, want jammer genoeg, zijn er kassiers, die hun kassierschap, hun bijbaantje, o zoo gemakkelijk op nemen, hun bestuur, zij het niet in 't openbaar, als quantité négligeable beschouwen, maar tevens nalaten zich voldoende moeite te getroosten om zelf naar be- hooren hun plicht te doen. Zoo het volgende voorbeeld Cheques door mij afgegeven, betaalbaar op de Boeren leenbank te Temeuzen, aangeboden bij eene zuster instelling in de provincie Zeeland, ontlokten den betref- fenden kassier de ontboezemingen: „Daar geef ik geen geld op; daar heb ik gieen verstand van; daar loop ik niet achter." Omdat ik ler sterk tegen'ben, dat een kassier maar raak geeft, had ik tegen (ien persoon die het geld innen moest, gezegd: „Indien er twijfel bestaat, laat de kassier zich dan wenden tot de zusterbank op den wissel vermeld." Het schijnt dat ook dit te veel moeite was. Ik vraag mij af of dit nu is een kassier die den handel der boeren in eene dergelijke plaats helpt bevor deren en die den bloei van de plaatselijke bank en den groei der banken in 't algemeen duidelijk voorstaat. Zou aan dergelijke kassiers, evengoed als de anderen bij de pensioenregeling, eenzelfde maatstaf moeten worden aangelegd? Zou het niet beter zijn dat dergelijke kas siers ernstig in aanmerking zouden komen voor hun congé? Tegenwerking van de banken bij den geld- ien effectenhandel aangesloten, die de boerenleenbankenon- dervinden, het kan er nog mee door, maar in het ge noemde geval zetelt het kwaad inwendig. Wanneer zal de tijd komen, dat de kassiers rijp worden om te zorgen, dat met onze eigen instellingen, over het geheele land verspreid, de landbouwers zaken kunnen doen. Mocht dit schrijven hiertoe medewerken, dan zal het niet te vergeefs geweest zijn. Temeuzen, 7 Juli 1925. Hoogachtend, D. J. DEES. Aan de Redaktie van de Raiffeisen-Bode. In de den 5 en Juni 1.1. gehouden Algemeene Verga dering der Ring „Purmerend", van leden der Goöp. Centrale Raiffeisen-Bank, kwam onder meer naar voren, een norm te vinden om tot een bevredigende kassiers- salarisregeling te komen. Dit punt werd ingeleid door den Heer Veis, van Kwadijk. Uit de besprekingen bleek wel, dat één voor alle banken uniforme regeling niet te vinden zou zijn, daal de situatie van iedere bank verschillend is. De heer Hendriksen, Inspecteur der Centrale Bank, mede ter vergadering aanwezig, gaf het volgende aan: Per werkelijke dagboekpost fo.50, per boekje (spaar-, loopende rekening of voorschot) f 0.30, 1/4 °/o van het eindcijfer der jaarrekening, V2 van eindcijfer der balans. Voorts kon nog in aanmerking genomen worden de gemaakte winst en het aantal zitdagen. Daar deze leiddraad nog al eenigen bijval mocht krij gen, werd in overweging gegeven deze in onze „Raif-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1925 | | pagina 5