'4 DE RAIFFEISEN-BODë. van het rechtskundig onderzoek omtrent de beteekenis der statuten. Deze resultaten kan men samenvatten in één zeer eenvoudigen regèl: Men moet zich aan de statuten en binnen de statuten houden. Dit lijkt zoo eenvoudig en vanzelfsprekend, dat het overbodig schijnt om er den nadruk op te leggen. Maar de praktijk bewijst, dat dit niet overbodig is. Het is, een bekend feit, dat de leden van vele coöperaties de statuten hunner vereeniging niet of slechts zeer gebrek kig kennen. Maar het komt ook voor, dat de Besturen en Raden van Toezicht er niet al te goed van op de hoogte zijn. Zij nemen dus wel eens besluiten, die in strijd zijn met of niet berusten op de statuten, of stellen aan de ledenvergadering voor dergelijke besluiten te nemen. i En al kennen zij de statuten wel, dan is h,et nog moge lijk, dat besluiten worden genomen, die er niet op rus ten, omdat men niet inziet, dat dit het geval is, of .dat het niet mag. Wij geven thans enkele voorbeelden1) van besluiten en handelingen, die niet op de statuten berusten of er mee strijden de gevolgen hiervan zijn dezelfde), waarbij wij meteen gelegenheid zullen hebben te wijzen op de moeilijkheden, die daaruit voortvloeien. De statuten bepalen bijvoorbeeld, dat de algemeene vergadering den zaakvoerder der vereeniging benoemt. De vergadering neemt echter het besluit, dit over te laten aan het Bestuur en het Bestuur maakt van deze „bevoegdheid" gebruik, en benoemt een zaakvoerder. Deze nu is onwettig in functie. Rechtens is hij geen zaak voerder, omdat hij niet op rechtsgeldige wijze benoemd is. Want het is duidelijk, dat de algemeene vergadering aan de statuten onderworpen is, en moet doen, wat deze voorschrijven. Haar machtiging was dus nietig en van onwaarde, zoodat ook de benoeming door het Be stuur niet rechtsgeldig was. De zaakvoerder is dus geen zaakvoerder! Wat zijn hiervan de gevolgen? Dat alle handelingen, die hij ten name van de vereeniging verricht, deze niet binden, en dat zij geen rechten daaraan kan ontleenen. Hij sluit bijv. namens de vereeniging een contract af (wij veronderstellen, dat hij daartoe procuratie na tuurlijk ook ongeldig heeft verkregen). De tegenpartij voldoet niet aan haar verplichtingen. De vereeniging, niets kwaads vermoedend, dagvaardt haar, op grond van het gesloten contract. De tegenpartij is echter op de hoogte gekomen van het feit, dat de zaakvoerder eigenlijk niet wettig benoemd is en dus niet namens de vereeniging kon handelen, en werpt tegen: „Ik heb nooit een contract met u, vereeniging, gesloten!" Het verweer is niet zeer fatsoenlijk, maar uiterst ge vaarlijk en de uitslag der procedure zal wel niet ten gunste der vereeniging zijn.2) Een tweede voorbeeld. De statuten van eene zuivelfa briek vermelden als doel, dat de vereeniging de melk, die haar leden aan haar leveren, t'ot boter verwerkt. De Ontleend aan de practijk. 2) Mocht een lezer tot de ontdekking komen, dat de zaakvoerder 'öf dergelijke functionaris van zijne vereeniging op zulk eene niet-rechtsgeldige wijze be noemd is, dan adviseeren wij het euvel op de volgende wijze te verhelpen: het Bestuur stelt in de e.v. leden-, vergadering voor om de benoeming goed te keuren en wel met terugwerkende kracht, en tevens om den zaak voerder opnieuw te benoemen. Dit laatste, omdat de rechtsgeldigheid van de bekrachtiging eener nietige han deling twijfelachtig is. capaciteit van de fabriek is te groot voor de hoeveelheid melk, die de leden leveren kunnen. De fabriek werkt dus pret te hooge bedrijfsonkosten en om dit te verhelpen koopt het Bestuur ook melk van niet-leden. Men voelt terstond dat dat niet magen toch komen zulke dingen, overschrijdingen van de doelstelling, in de prak tijk herhaaldelijk voor. Zij zijn gevaarlijk voor het Be stuur, dat er persoonlijk voor aansprakelijk gesteld kan worden, en voor de menschen, die aldus met de vereeni ging handelen, of liever, meenen te handelen (want rech tens kan de vereeniging niet met hen, noch kunnen zij met de vereeniging handelen), omdat het verhaal op de vereeniging hun ontgaan kan. Een derde voorbeeld. De statuten bevatten de bepaling, dat zjj gewijzigd kunnen worden in eene daartoe bijeen geroepen algemeene vergadering, waarin drie-vierde der leden aaanwezig of vertegenwoordigd is; is dit niet het geval, ,dan wordt binnen twee weken eene algemeene vergadering bijeengeroepen, die kan beslissen, ongeacht het getal der aanwezige leden. Nu is er eene statuten wijziging aan de orde, en het Bestuur, vermoedende dat, geen driekwart der leden in de eerste vergadering aan wezig zal zijn, schrijft tegelijk een tweede vergadering uit, te houden een half uur na de eerste. Inderdaad is de opkomst in de eerste vergadering onvoldoende, zoodat de statutenwijziging behandeld en aangenomen wordt in de tweede. Hetbs nu de groote vraag, of deze wijzi ging rechtsgeldig tot stand gekomen is. Men kan zeg gen, dat de zoogenaamde tweede vergadering slechts een voortzetting van de eerste was; immers zij werd tegelijk bijeengeroepen, dezelfde leden waren aanwezig, enz., zoodat men zoo al nieit in strijd met de letter, dan toch in strijd met de bedoeling der statutenbepaling gehandeld heeft. Hiermede valt natuurlijk de rechtsgel digheid der statutenwijziging. Moet eene vereeniging dus eens procedeeren, op grond van eene bepaling, die op zoodanige wijze in de statuten gekomen is en weet de tegenpartij dit, dan zal het resul taat op zijn minst zper twijfelachtig zijn, zoodat wij het volgen van deze methode van statutenwijziging met klem moeten ontraden. Een vierde en laatste voorbeeld. De statuten bepalen, dat de leden der vereeniging aansprakelijk zijn bij liqui datie. Nu lijdt de vereeniging een verlies, dat men weg wil werken. Men wil echter niet liquideeren en daarom wordt in eene ledenvergadering besloten om het over de leden om te slaan. Het is reeds herhaaldelijk door de rechterlijke macht uitgemaakt, dat zulk een omslag on geldig is, omdat zij niet berust op de statuten. De gevolgen hiervan kunnen zeer onaangenaam zijn, als een deel der leden den omslag betaalt en een ander deel weigert. De weigerachtigen kan men niet dwingen, zoodat de last alleen neerkomt op degenen, die betaald hebben. En daar hebben de leden, die weigeren, natuur lijk voordeel van! Men kan zeggen: dan moet de ver eeniging het geld maar teruggeven of de leden moeten het terugvorderen (op grond van onverschuldigde be taling), maar dat heeft in de practijk heel wat voeten in de aarde. 'Genoeg thans om te doen inzien, dat de regel: „houdt u aan en binnen de statuten", van het grootste gewicht is en dat men er niet alleen op moet letten, dat men niet handelt in strijd met de statuten, maar ook, dat men strikt blijft binnen de grelnzen, welke zij stellen. En de praactische gevolgtrekking hieruit is: bestuur ders van coöperaties, leert en kent uw statuten!" Wil men dus een omslag heffen, dan moet eerst statutenwijziging plaats grijpen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1925 | | pagina 2