DE RAIFFE I SE N -BODE. 85 gulden over het resteerend bedrag van dat kapitaal (n.1. over het onuitgegeven niet geplaatst bedrag). Er zijn coöperatieve vereenigingen, welke er een aan- deelen-kapitaal op na houden (o.a. de Centrale Bank en tal van aankoopvereenigingen). Nu was het de vraag en daarover liep het proces of op dergelijke z.gjn. aandeelen de registratiewet toe passelijk was of niet. Werd dit in bevestigden zin beslist, dan zouden, o.a. de Centrale Bank en die aankoopvereeni gingen dat recht moeten betalen op die aandeelen. Ook voor vele Boerenleenbanken is de beslissing in dit proces van belang. Want er waren enkele ontvangers, die de Boerenleen- ken aanschreven, om een verklaring te teellenen, welker inhoud was, dat zij zich niet op verjaring van dat recht zouden beroepen, voor zoover in rechten mocht worden beslist, dat ook coöperatieve vereenigingen, wat betreft de door haar jiitgegeven of uit te geven aandeelen, onder bedoelde wet vielen. Want daar te voorzien was, dat het proces lang zou duren, zou voor de verloopen jaren door de betrokken coöperatie's een beroep op verjaring kunnen plaats hebben. Die ontvangers meenden, dat het entree-geld der Boe renleenbanken onder de registratiewet viel. Reeds eerder schreven wij in dit blad, dat dit laatste in ieder geval geheel onjuist was. Immers, entree-geld is geen aandeel in het kapitaal der vereeniging, voor dit geld wordt geen aan deelbewijs gegeven, men krijgt dat geld nooit terug, ook niet bij uittreding. Intusschen is eene beslissing in hoogste instantie geval len, waarbij de 'Hooge Raad overwoog, dat de heffing volgens art. 46 in verband met andere artikelen wordt geheven van naamlooze (vennootschappen en daarmede gelijkgestelde vennootschappen en vereenigingen, waarbij het lidmaatschap berust op deelneming van de leden in het kapitaal. Art 46 is dus niet van toepassing op coöperatieve ver eenigingen, omdat bij |deze vereenigingen de deelneming in het kapitaal niet de grondslag is van het lidmaatschap, doch omgekeerd, zijn zij, die toetreden, op grond dier toetreding gehouden zekere 'bijdrage te geven. CIRCULAIRE VAN HET CENTRAAL BUREAU IN VERBAND MET STATUTENWIJZIGING. Zooals men in het vorig nummer der Raiffeisen-Bode heeft kunnen lezen, bestaat er een nauwe samenwerking tusschen het Centraal Bureau en ons betreffende Statu tenwijzigingen, die voortvloeien uit het in werking treden der nieuwe wet. In aansluiting met wat wij hieromtrent reeds mede deelden, plaatsen wij thans onderstaande circulaire, die het Centraal Bureau toezond aan de erbij aangesloten vereenigingen. Het is wel onnoodig te zeggen, dat deze circulaire onze instemming heeft, en dat wij het op hoogen prijs zouden stellen, indien onze lezers zouden willen medewerken tot uitvoering van het erin ont vouwde plan. Rotterdam, 28 Mei 1925. Statutenwijziging voor onze aankoopvereenigingen in verband met de nieuwe coöperatie-wet. AAN ONZE LEDEN, Wij veroorloven ons Uwe ernstige aandacht te vragen voor bet volgende „Eerlang kan de in werking treding worden tegemoet gezien van de Nieuwe wet op de coöperatieve vereenigingen (wellicht begin 1926); de tijd nadert thans, dat ook onze coöperatieve aankoopvereenigingen zich de vraag hebben voor te leggen, in hoeverre en op welke wijze zij zorg hebben te dragen, dat hare inrich ting uitdrukkelijk met deze nieuwe regeling in overeen stemming wordt gebracht en met name de statuten aan de daartoe noodige herziening worden onderworpen. Men mag gevoegelijk aannemen, dat een voortbestaan in den ouden vorm doch beheerscht door de nieuwe regeling in de practijk tot tal van hoogst ongewenschte moeilijkheden en tot verwarring aanleiding zal geven. Ter wille van een gezonde inrichting, overeenkomstig de nieuwe wet en door deze beschermd, en ten behoeve van de daarmee gepaard gaande credietwaardigheid, welke onze organi satievorm in het economisch verkeer moet kunnen ge> nieten, zal practisch wijziging der statuten noodig zijn. Eveneens is het gewenscht, dat allengs een aanvang wordt gemaakt met het treffen der daartoe noodige maatregelen. Het spreekt vanzelf, dat een doeltreffende voorziening ook voor onze gezamenlijke organisatie van het grootste gewicht is. Vooreerst uit commerciëel oogpunt, terwijl ernstige aandacht ook vraagt de noodzakelijkheid voor het „Centraal Bureau" om als een krachtig lichaam naar buiten te kunnen optreden. Daartoe is een hechte orga nisatie noodig, welke bestaat uit stuk voor stuk gezonde coöperaties. Deze laatste hebben er ten slotte zelf het meeste belang bij, dat zij over een gezonde inrichting en deugdelijke statuten beschikken. In elk geval loopen onze belangen hier geheel samen en dit leidde ons er toe om ernstig te overwegen, wat in verband met deze nieuwe wet onzerzijds kon worden gedaan in het belang van onze leden en onze vereeniging. Zoo ooit, dan bestaat thans een bijzondere gelegenheid om U allen behulpzaam te zijn en tegelijk ons gezamenlijk belang te dienen. Wijl stellen ons voor bij de komende statuten-wijziging U allen statuten te verschaffen, welke wiji, met behulp van een ruime ervaring op dit gebied, met de meest mogelijke zorg zullen samenstellen. Onze belangen, zijn hier ook de Uwe, zij loopen geheel parallel! Wij roepen LI allen op om dit werk gezamenlijk te ondernemen, opdat elk onzer vereenigingen aan goede statuten wordt geholpen, een eenheid van groote be- t,eekenis wordt verkregen en daardoor onze gezamenlijke nationale organisatie wordt versterkt in aller belang. Hierbij valt een omstandigheid te vermelden van hoogst belangrijken aard, welke het nut van een dergelijke ge zamenlijke wijziging beduidend verhoogt. Zooals U moge blijken uit hetgeen omtrent deze aangelegenheid voor komt in de Raiffeisenbode van Mei 1925, Nr. 11, waar van wij U dezer dagen een exemplaar deden toekomen, hebben de Coöperatieve Centrale Raiffeisenbank en wij op dit punt overleg gepleegd, teneinde, zooals werd be sloten, in het belang van alle betrokkenen in een zoo nauw mogelijke samenwerking op te treden. (Ook de Centrale Bank zal op gelijke wijze de aangesloten boerenv leenbanken voorzien). De Centrale Bank toch is bij onze organisatie ten nauwste betrokken. In de eerste plaats zijn het in den regel hare boerenleenbanken, die onze plaatselijke aankoopvereenigingen het noodige crediet verstrekken, het is voor haar van groot belang, dat dit slechts geschiedt aan die vereenigingen, wier statuten deze ook werkelijk credietwaardig maken. Bovendien is zij de financier van het „Centraal Bureau" en ook als zoodanig heeft zij er belang bij, dat onze vereeniging samengesteld is door goed ingerichte coöperaties. Deze medewerking zal van zeer groot nut kunnen zijn; voor onze vereenigingen, toch is het van gewicht de zekerheid te kunnen hebben, dat een bepaalde statuten wijziging de goedkeuring wegdraagt van den credietgever; dan immers behoeft men geen vrees te koesteren, dat plotseling het noodige crediet wordt ingetrokken en het

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1925 | | pagina 5